Koninklijke Bandfabrieken B.V. (3)

Heemkronijk jaar:2012, jaargang:51, nummer:2, pag:23 -36

KONINKLIJKE BANDFABRIEKEN B.V.

v.h. Vullinghs’ Band-, Veter- en Elastiekfabrieken N.V. (3) 
HEEZE – GELDROP 1865 - 2009 

Herinneringen van een oudgediende bij de Koninklijke Bandfabrieken in Heeze en Geldrop 

door: Joan Hegener 

Inleiding

In de vorige aflevering van het artikel over de Koninklijke Bandfabrieken B.V. zijn we geëindigd met de feestelijke jubileumviering in 1965 ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van het bedrijf. In deze laatste aflevering komen verschillende aspecten aan bod, waarbij de nadruk zal liggen op de periode na 1965.

De Raad van Commissarissen

Volgens de statuten was een Raad van Commissarissen verplicht. Deze heeft in wisselende samenstellingen vele jaren lang bestaan uit onder meer de navolgende personen: Notaris A. Anderegg te St. Oedenrode; mr. H. Janssen, notaris te Eindhoven; mr. J.M.G.M. Peters te Tilburg; H.J.M. Holtus te Helmond; ir. A. Smits van Waesberghe te Breda; J.J. Plieger te Leuven (B.); prof. J.E.A. van Dijck te Tilburg; mr. A.J.J.M. Takx te Helmond; E.M.J. de Vlam te Eindhoven.

Als adviseurs van de vennootschap zijn in de loop der jaren onder meer opgetreden de heren: mr. dr. B.J.M. van Spaendonck te Tilburg en prof. mr. W.C.L. van der Grinten te Nijmegen.

Directies

Omstreeks 1917 bestond de directie van de vennootschap uit de heren P(iet) en S(tephaan) Vullinghs en P(iet) Hegener. In 1923 traden de heren Vullinghs uit en traden de heer E(mile) de Vlam, zwager van de heer Hegener, alsmede de heer J(ohn) Vullinghs, neef van de eerder genoemden, toe tot de directie. De taakverdeling was in grote lijnen als volgt: de heer Hegener behartigde de commerciële zaken, de heer de Vlam de technische zaken en de heer Vullinghs de administratieve aangelegenheden.

Het Heezer bedrijf gedurende rust en behoorlijke welvaart in het Europa tussen 1918 en 1929.

In 1950 overleed tijdens een reis naar Rome de heer J. Vullinghs. Hij was de laatste nazaat van zijn familie en had geen zoon. In zijn vacature werd niet voorzien. Zijn prioriteitsaandelen gingen over in de handen van de families Hegener en de Vlam.

Typisch voor het midden der vijftiger jaren was het voortdurend verlangen naar uitbreiding. Ook Vullinghs groeide geducht in die tijd.

Op 21 februari 1957 overleed tijdens een vakantie in Arosa (Zwitserland) de heer P.J.F.M. Hegener in de leeftijd van 59 jaar. Dientengevolge werden op 1 maart van dat jaar J.G.M. Hegener en P.H.M. de Vlam benoemd tot adjunct-directeuren van de vennootschap. Op 24 mei 1958 trad de heer E.M.J. de Vlam terug als directeur onder gelijktijdige benoeming tot commissaris, en werden de heren J.G.M. Hegener en P.H.M. de Vlam tot directeuren benoemd.

In juli 1955 bracht de Commissaris van de Koningin Prof. dr. J de Quay een bezoek aan het bedrijf. Van links naar rechts Oud Staatsraad N. Deckers, dr. J. de Quay en P.J.F.M. Hegener, directeur.

Vanaf 27 augustus 1963, toen de familie de Vlam werd uitgekocht, was als enig directeur drs. J.G.M. Hegener in functie. Tot adjunct-directeur werd benoemd de heer drs. J.H. Peeters, die in 1970 vanwege zijn vele verdiensten mededirecteur werd. In 1975 werd hij gepensioneerd.

Structuurwijziging en verhuizing

Na de naamswijziging in 1965 werd ook een wijziging aangebracht in de structuur van de vennootschap. De werkmaatschappij droeg voortaan de naam van Koninklijke Bandfabrieken B.V. terwijl de exploitatie van de fabrieksgebouwen en de personeelswoningen geschiedde onder de naam Vullinghs Beheer B.V. President-Commissaris van de werkmaatschappij was gedurende vele jaren mr. A.J.J.M. Takx te Helmond, die steeds een zeer betrokken, actief en eminent adviseur is geweest.

In het jaar 1985 werd het verregaande besluit genomen om de gebouwen, die qua omvang meer plaats boden dan voor de bedrijfsuitoefening nodig was, in te krimpen c.q. van de hand te doen. Een meer efficiënte behuizing werd gevonden in Geldrop, waar de Spinnerij Geldrop in moderne gebouwen de vereiste ruimten kon aanbieden. Het industrieterrein De Spaarpot had een zeer moderne uitstraling, was goed bereikbaar en royaal van opzet.

Een omvangrijke operatie van verhuizing ging van start. De rond negen duizend vierkante meters van de verschillende productieruimten en etages van de hoofdbouw moesten achtereenvolgens worden ontruimd. Alle voor de toekomst bruikbare machines kwamen voor verhuizing in aanmerking en de meer historische machines en voorwerpen, die toch bewaard moesten worden, werden gereserveerd voor de inmiddels opgerichte Stichting Museum Bandindustrie Heeze. De verhuizing vond plaats binnen de drie weken van de bedrijfsvakantie in de zomer van 1985. Voorwaar een hele prestatie. Heeze werd na 120 jaren vestiging verlaten. Op het terrein zouden woningen en winkels worden gevestigd. De overgang naar het industrieterrein De Spaarpot in Geldrop was een feit. Het bedrijf kon daar dan ook meteen goed van start gaan. De planning na de gehele verhuizing voor een vlotte aanloop van de productie in de nieuwe behuizing was tot in alle details goed voorbereid en aanloopproblemen waren er eigenlijk geen.

Uiteraard waren aanvankelijk een aantal medewerkers nogal sceptisch omdat zij, die in Heeze woonachtig waren, er tegenop zagen dagelijks te moeten gaan pendelen. Uiteindelijk kon iedereen zich daarmee verzoenen en was het behoud van werkgelegenheid zelfs op enige afstand van huis en haard voor iedereen belangrijk genoeg om het op en neer reizen voor lief te nemen. Het was kennelijk voor iedereen ook aangenaam in een nieuwe en andere omgeving aan het werk te kunnen gaan, alhoewel natuurlijk enige heimwee naar het oude en vertrouwde ook wel eens werd gevoeld.

De fabriek draaide goed en meer efficiency dan voorheen kwam de bedrijvigheid natuurlijk in hoge mate ten goede. Naast de ‘oude en trouwe’ medewerkers werden nieuwe en jongere werkkrachten aangetrokken, die zich weldra goed thuis voelden.

Ter gelegenheid van het 125-jarig bestaan van het bedrijf werd op 20 september 1990 in het Kasteel van Geldrop een feestelijke herdenkingsbijeenkomst gehouden. Onder meer voerden daar commissaris Mr. A.J.J.M. Takx en directeur J. Hegener het woord. De burgemeester van Geldrop, de heer M.G.M. van Berckel, deed mededeling van het feit dat H.M. de Koningin de heer Hegener had benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau en speldde hem in aanwezigheid van zijn gezin, alle medewerkers, gepensioneerden en een aantal gasten, de versierselen van die Orde op. Een nieuw tijdperk zou aanvangen.

Het machinepark

Het bedrijf is in de loop der jaren uitgegroeid tot een van de grootste fabrikanten van geweven en gevlochten bandsoorten in den lande en was ook toonaangevend voor nieuwe ontwikkelingen op gebieden, waar in samenspraak met afnemers in binnen- en buitenland innovaties tot stand kwamen. Dit was vooral te danken aan de grote deskundigheid en ervaring van een aantal zeer toegewijde leidinggevende medewerkers in de productieafdelingen. Het was vaak ook de vindingrijkheid en niet aflatende inzet van mensen als de heren H. Koolen, A. Rovers, F. Eichhorn, H. van Bree, A. van Gaal, A. van Gaalen, M.van Eerd en H. Engelen en vele anderen, die met hun technische ‘knobbel’ kwamen tot succesvolle uitmonsteringen en producties van nieuwe bandsoorten. Dit heeft dan ook veelvuldig en langdurig geleid tot goede connecties met tal van afnemers, die op zoek waren naar producten die het bedrijf ook kon maken. Door de zeer uitgebreide schakering van machines binnen elke productieafdeling van voorbereiding, weverij, vlechterij, ververij, finishing en opmaak had het bedrijf vaak een voorsprong op de concurrentie. Er was sprake van grote gedrevenheid om iets voor elkaar te krijgen, om daarmee de klant van dienst te zijn: eerst de ‘Vulllinghs’, later de ‘K.B.geest’.

De weverij bood een breed scala van weefgetouwen, waarmee van uiterst smalle tot brede bandsoorten konden worden gefabriceerd. Hetzelfde gold mutatis mutandis de vlechterij, van enkele koppen tot meerdere tientallen vlechtspoelen. Niet altijd speelde de snelheid een hoofdrol, al leek het daar bij de introductie van de naaldgetouwen in de zestiger jaren wel op; later zou blijken dat het bezit, en vooral behoud van soms wat tragere ‘conventionele’ weefgetouwen, heeft geleid tot het inlossen van de vraag naar smalle, uiterst dunne en hoogwaardige producten,waarvan superfijnmazig dun en zeer exclusief glasband voor zogenaamde droge elco's de hoofdmoot is geworden.

Alle kruiken van Bols waren voorzien van een rood jeneverlintje (zie pijl).

Naast een grote productiecapaciteit voor smalle weefsels van allerlei aard, kon het bedrijf bogen op een aanzienlijke hoeveelheid jacquardgetouwen, waarmee onder meer etiketten, wasnummers, naambandjes, festons en merknamen konden worden geproduceerd. Een zeer bekend en langjarig product waren de rode etiketjes, die elke Bols Geneverkruik sierden.

In een latere periode werd Asbach Uralt, de bekende Weinbrandfabrikant in Duitsland, afnemer. Maar ook voor de sigarenindustrie was het bedrijf een gezochte leverancier. In heel veel sigarenkisten van het betere genre was een geel, al dan niet bedrukt geweven lint, kenmerk van hoge kwaliteit. In het in dit artikel ook opgenomen overzicht van te leveren producten is een deel van de vaste eigen producten vermeld. Veel artikelen werden per afnemer buitendien vaak exclusief geleverd. Daarnaast produceerde het bedrijf ook zwaar band, geweven elastiek en modische producten.

De Firma van Kappel te Amsterdam had het alleenrecht van aankoop van de modische producten, geweven zowel als gevlochten, voor onder meer de confectie- en tricotage-industrie. Alles op dit gebied, ook wel ‘garneringen’ genoemd, werd exclusie voor Van Kappel gemaakt. Bekende afnemers zoals C&A, Canda, Berghaus en vele andere kochten decennia lang in Heeze, respectievelijk Amsterdam. Dat gold ook voor artikelen voor grossiers en warenhuizen zoals Vroom en Dreesmann, Hema, Grand Bazar en Innovation. In een weer later stadium konden veel van deze artikelen worden afgezet in Frankrijk (met name in Parijs voor Le Sentier, het modedistrict), waar een eigen agent werkzaam was en ook in de U.S.A., waar met eigen agent Tesser en via de bekende Jay Company duizenden kilometers garneerband zijn verkocht.

De vlechterijproductie vond plaats op veel soorten machines die van Duitse en Belgische oorsprong waren. Een belangrijke uitbreiding was die met de overname van het vlechtmachinepark met bijbehorende medewerkers van collega Van Engelen en Evers in het jaar 1958. K.B. gaf daarvoor in ruil alle etikettenproductie prijs.

Een aantal modische artikelen zoals zigzagband en soutache, was vaak tijdsgebonden, om na zoveel tijd weer als nieuw terug te keren. Een groot aantal artikelen behoorde tot de vaste standaardcollectie, zoals koordschoenveters, lint en vele soorten smalle en bredere elastiek.

De uiteindelijke ‘opmaak’, dus presentatie en verpakking, werd ook vaak door de klant voorgeschreven. Het bedrijf kocht daarom ook op dit gebied de daarvoor benodigde machines elders dan wel ontwierp en maakte deze zelf om aan de zeer gevarieerde klantenwens te kunnen voldoen. Niet alleen de snelheid, maar ook de kwaliteit en zorg van die opmaak was het uitgangspunt daarvoor. Natuurlijk speelden voorafgaande bewerkingen zoals het bleken en zelf verven van de grondstoffen, maar ook het verven, kalanderen en finishen van gereed product een belangrijke rol. De benodigde apparatuur was wel voorhanden of werd aangeschaft.

Alle benodigde investeringen zijn in de loop der jaren uit eigen middelen aangeschaft. Vooral in de jaren 1950 tot 1980, toen de prijsdruk nog niet zo merkbaar was en de internationale concurrentie in Nederland nog niet zo'n grote rol speelde, zijn belangrijke bedragen door de aandeelhouders ter beschikking gesteld ten behoeve van nieuwbouw en aanschaf van moderne machines, waarvoor met name Zwitserland up-to- date productiemiddelen aanbood. Voor de veternestelarij was men op de Verenigde Staten aangewezen. Voor de eindbewerkingen was het, gezien de soms zeer grote variëteit van de opmaken en kleinverpakkingen en het ontbreken van machines daarvoor, sedert decennia usance gebruik te maken van zogenaamde ‘thuiswerksters’. Deze waren verzekerd van nagenoeg regelmatige opdrachten en  konden rekenen op vaste inkomsten. Zij werden door de fabriekseigen transportdienst bevoorraad.

Het spreekt vanzelf, dat investeringen ook plaats vonden  ten aanzien van de modernisering van de kantoren met eigen boekhouding en archivering. In later tijd deden ook computers hun intrede. Er werd een hele dure Burroughs aangeschaft die uiteindelijk meer geld heeft gekost dan opgebracht. Dit kwam mede vanwege de vele aanloopproblemen en de daardoor ontstane stilstand en omdat op de leverancier gewacht moest worden. Niet steeds dus een vreugde ten opzichte van de allereerste tijd, zelfs in de periode toen met ponskaarten werd gewerkt.

Verkoop en Export

Reeds vanaf circa 1970 heeft K.B. getracht het eigen productengamma uit te breiden met andere artikelen die voor dezelfde afnemers interessant konden zijn. Zodoende kreeg het bezoek van de buitendienstmedewerkers een extra dimensie. Dit heeft heel succesvol gewerkt. Het betrof onder meer de volgende ‘agentschappen’:

- Berisfords Ltd. in Congleton (U.K.) voor onder meer fluweelband, toegepast bij Inalfa Roof Systems in Venray voor open daken in personenauto’s

- Fritz Moll in Ravensburg (D.) voor gebreide elastiek en brede weefsels

- Topp in Kempten (D.) voor onder meer biaisband

- Jussel in Lustenau (O.) voor onder meer kant en kantstoffen.

Voor Nederland was het verkoopapparaat als volgt georganiseerd:

- Binnendienst vanuit kantoor te Heeze

- Buitendienst: met eigen vertegenwoordigers

- Externe agenten.

De buitendienst met eigen vertegenwoordigers was enerzijds werkzaam in de volgende rayons:

Amsterdam, met onder anderen de heren A. Reidersma, nadien H. Oudshoorn en later J. de Jonge,

midden en noorden van het land met de heren A. Collart, opgevolgd door zijn zoon M. Collart,

Zuid-Nederland en een deel van België met de heer W. Collart, opgevolgd door de heer H. van der Heijden.

Voor het Franstalige België was vanuit Brussel werkzaam de heer H. Vandersas, totdat het bedrijf in Tielrode in 1963 werd overgenomen, met als vertegenwoordigers de heren S. d'Hont en G. Peirsman.

Externe Agenten: voor de elektrotechnische afnemers was de Firma A. Helffer te Amsterdam actief en voor de schoenindustrie met uitzondering van Bata (Best) de Firma Wildeman in Waalwijk. Een speciale verbinding bestond met de Firma W. van Kappel te Amsterdam, waarover reeds is geschreven.

Op de export gerichte activiteiten van K.B. waren onder meer te zien op Interstoff in Frankfurt (D.), waaraan men tezamen met een groep van toeleveranciers voor de confectie-industrie in een gezamenlijke stand deelnam. De groep opereerde onder auspiciën van de Nederlandse Export Combinatie (gevestigd te Soest) en bestond uit: Butonia B.V. te Weesp, Butonia (London), Kahage te Frankfurt, Buho te Doetinchem, Van Praagh te Enschede, Garenfabriek Bieze Stork te Nijverdal, A.C. ter Kuile te Enschede en Koninklijke Bandfabrieken te Geldrop. Daarnaast nam men deel in de Export Combinatie Brabant te Tilburg, waarbij een aantal Brabantse ondernemingen was aangesloten. De Combinatie had een eigen kantoor te Tilburg onder leiding van de heer drs. C. Marijnissen, die tevens de exportmanager was en die een reeks van buitenlandse afnemers namens de Combinatie bewerkte. Ook hierin was de Koninklijke Bandfabrieken als de enige bandfabrikant een actief deelnemer. De heer Marijnissen beschikte zodoende over een uitgebreid pakket van een grote diversiteit aan artikelen en bedrijven waarvoor hij in het buitenland kon optreden. Gedurende enige jaren was J. Hegener ook voorzitter van het bestuur van de E.C.B.

KERSTLINT: een heel bijzonder artikel

Op één punt onderscheidde Vullinghs' Band-, Veter- en Elastiekfabrieken N.V. zich toch wel een beetje van de collegae, doordat het bedrijf al in de dertiger jaren van de twintigste eeuw een uniek artikel als relatiegeschenk (in die dagen zeker nog iets bijzonders) aan de relaties aanbood, dat vanwege kwaliteit en presentatie door elke afnemer erg op prijs werd gesteld. Het was niet in de handel en de oplage was beperkt. Het werd gezonden aan de directies en de inkopers van de bedrijven waarmee men zaken deed en het ging vergezeld van een speciale kerstwens, tevens als dankbetuiging voor de in het afgelopen jaar ondervonden relatie. Ook de Koninklijke familie op Paleis Soestdijk stond op de mailinglist en bedankte steeds voor de ontvangen kerstattentie.

Het lint werd ieder jaar op een jacquardgetouw geweven van kerst-rode garens met groen en / of goud- en zilvergaren, met een door de weefmeesters Antoon Rovers en Harry van Bree ontworpen jaarlijks wisselend motief. De presentatie bestond aanvankelijk uit een speciaal gedrukte stevige kartonnen kaart. In latere jaren ook op een speciale rol gewikkeld, die werd ontworpen door een bekende kunstenaar, ontwerper of zelfs architect.

Deze traditie is ook na het eeuwfeest in 1965 door de Koninklijke Bandfabrieken B.V. voortgezet en in ere gehouden. Naast zakenrelaties was het product ook een graag ontvangen attentie bij alle medewerkers, collegae, overheidsdienaren, families en vrienden in binnen- en buitenland. Het werd een soort ‘collectors-item’. Elk jaar weer iets unieks: niet te koop. Dit kerstlint wordt heden ten dage vaak nog steeds gebruikt door hen, die er hun kersttafel en kerstboom mee versieren.

Overigens was het normale, meer eenvoudige artikel kerstlint, een zeer groot artikel. Het werd plat geweven in enige breedtes, vooral in rood en goud en ging al vanaf juni in productie, dus midden in de zomer. Het werd opgemaakt op speciale kaartjes voor de warenhuizen en grossiers, zodat het tegen medio november in de winkels zou kunnen liggen. Het was vaak een behoorlijk scherp gecalculeerd product want er was veel concurrentie. Dit artikel kon immers iedereen wel maken en de honderden kilometers zorgden voor een goede bezetting in de weverij. Totdat het werd gedegradeerd tot een dun lintje, doordat het in China uit doek werd gesneden en spotgoedkoop in Nederland geïmporteerd. Het was de naam van kerstlint niet waard...

DE BINDING: het personeelsblad

In de loop van de jaren zestig werd het meer en meer usance dat elk zich respecterende bedrijf een personeelblad uitgaf, dat de band met de medewerkers kon verstevigen. In samenwerking met een drukkerij, die dat al voor verschillende ondernemingen drukte, konden eigen pagina's worden toegevoegd aan de inhoud van een wat algemenere aard met nieuws dat voor deelnemers van alle betrokken bedrijven interessant was om te lezen.

In december 1964 verscheen het eerste nummer. Dat was nog naamloos, want alle medewerkers konden door middel van een prijsvraag een naam bedenken. Het was Jacques van Kessel uit de weverij die de zeer toepasselijke titel De Binding in zond en de eerste prijs won. Het blad verscheen elke maand en de eigen pagina's werden goed gevuld met berichten over vergaderingen van de ondernemingsraad en de fabrieksbrandweer, die steeds heel succesvol was bij de regionale brandweerwedstrijden en daarbij veel bekers won. Verder met stukjes over het bedrijf in het verleden en verslagen van jubilea en de namen van nieuwe medewerkers.

In een later stadium verscheen het blad tweemaandelijks, totdat op 6 december 1971, in de toen zevende jaargang, het allerlaatste exemplaar verscheen.

De ZIEKENKAS binnen de Koninklijke Bandfabrieken

In het jaar 1925 is door de Katholieke Vereniging van Werkgevers in de Textielnijverheid, gevestigd in het kantoor Van Spaendonck te Tilburg, besloten om te komen tot de oprichting van een ziekenfonds(kas) waarbij alle werknemers van aangesloten bedrijven zouden zijn aangesloten. Dit instituut zou een aanvang nemen op 1 januari 1926 en er zou een uniform reglement voor gelden. Op 31 december 1925 vond voor Vullinghs N.V.een oprichtingsvergadering plaats onder voorzitterschap van de heer P.J.F.M. Hegener, die ook penningmeester was van eerder genoemde werkgeversvereniging. Daarbij vond een bestuursverkiezing plaats met leden uit het personeel van toen nog Vullinghs’ Band-, Veter- en Elastiekfabrieken N.V.

Het ziekenkasbestuur vergaderde op gezette tijden en stelde jaarlijks de hoogte van de premie vast, waarbij 50% voor rekening van het bedrijf en 50% voor rekening van de werknemers was. Ook beoordeelde het bestuur de voorkomende ziektegevallen onder het personeel in verband met eventuele uitkering van ziekengeld. Jaarlijks werd een verslag gemaakt, dat in de jaarvergadering werd behandeld. Het bevatte de stand van de financiën, de ziektegevallen in aantal en duur, de hoogte van de premie enz. Het verslag werd ook uitgebracht aan de Bedrijfsvereniging voor de Textielindustrie.

Doel van de zogenaamde ‘afdelingskas’ was zelf het risico te dragen van de bij de Ziektewet geregelde verzekering van de werknemers. Het bestaan van de ‘Ziekenkas’ betekende aan de ene kant dat medewerkers die ziek waren, ook de nodige aandacht kregen van het bedrijf en van collega-medewerkers. Anderzijds kon worden vastgesteld dat mede hierdoor ongewenst ziekteverzuim kon worden verminderd of ook wel voorkomen.

Samenwerking met andere bedrijven was binnen de Vereniging Bond van Nederlandse Bandfabrikanten B.N.B. (zie elders)  uiteraard  vaak aan de orde. De bestaande combinaties van fabrikanten van verwante productgroepen leidden reeds vaak tot onderlinge afspraken. Maar er zijn ook het kader en onder leiding van de daartoe van overheidswege opgerichte N.E.H.E.M. (Nederlandse Economische Herstructurerings Maatschappij) in de zeventiger jaren door meerdere bedrijven veelvuldig gesprekken gevoerd. Deze hebben echter niet tot fusies geleid, maar wel tot een aantal vormen van nauwe samenwerking binnen de branche. 

Monument voor de Gevallenen in Waalre

Einde 1949 is in Waalre het Monument voor de Brabantse Gesneuvelden en Gevallenen uit de Tweede Wereldoorlog gesticht. Het grafmonument bevindt zich in het oude Willebrorduskerkje. Jaarlijks vindt daar op de avond van 4 mei een plechtige herdenking plaats. In de nabij gelegen parochiekerk komen hoogwaardigheidsbekleders onder wie de Commissaris van de Koningin, de burgemeester en hoge Nederlandse en buitenlandse militairen, gilden en burgers tezamen. Met toespraken, muziek, het zingen van het Wilhelmus en voordrachten van gedichten worden de gevallenen en slachtoffers uit de provincie Noord-Brabant herdacht.

Het geschonken carillon.

Onderdeel van het monument is een carillon met 37 klokken, dat in de toren van de oude kerk is opgehangen en dat dan tijdens de stille tocht van de gilden en genodigden wordt bespeeld.In het kader van dit artikel is het juist ook te vermelden dat een groot aantal industriëlen uit de provincie Noord Brabant door hun giften hebben bijgedragen aan de totstandkoming van het Carillon. Naast de Vereniging van Werkgevers in de Textielindustrie te Tilburg (zie ook elders) hebben een aantal textielbedrijven uit Eindhoven en omgeving deelgenomen. Daarbij mogen vermeld worden de directieleden van de beide bandfabrieken uit Heeze, te weten Van Engelen en Evers Textielindustrie N.V. en Vullinghs' Band-, Veter- en Elastiekfabrieken N.V. Op elke klok van het carillon is de naam van de gever gegraveerd.

Tableau met namen van schenkers carillon Waalre.

De Stichting Museum Bandindustrie Heeze

Reeds zeer geruime tijd voor de verhuizing van de Koninklijke Bandfabrieken naar Geldrop is in Heeze een verzameling opgezet van allerlei voorwerpen die niet meer in het bedrijf werden gebruikt, maar waarvan het de moeite waard werd geacht om ze onder te brengen in een soort ‘museum’. Daardoor kon een en ander voor het nageslacht bewaard blijven. Als voorbeeld werd gekeken naar het Bandmuseum in Comines (Komen) te België. Dit plan vond instemming bij enkele leden van de staf en het personeel, met name de heren ing. H. Koolen, A. Rovers, H. van Bree en P. Hikspoors die zich daarvoor bijzonder hebben ingezet.

Tot de zeer exclusieve verzameling behoorden onder meer:

- enkele oude en originele weefgetouwen uit ca. 1900

- fraaie oude, drie+vier-spoelige weefladen met  toebehoren

- speciale vlechtmachines en toebehoren

- oude Dodge Beep brandweerauto anno 1954

- band-opmaakmachines met originele onderdelen

- koperen verfbak voor garenstrengen

- schlauchcops scheermachine

- Müller rotor-weefautomaat

- garensterkte-trekapparaat (circa 1910)

- houten riemschijven voor weefgetouwaandrijvingen

- een grote serie kleinere voorwerpen van weverij, vlechterij, ververij, opmaak en kantoor

- monstercollecties en talloze unieke foto’s en gebruiksvoorwerpen uit het bedrijf.

In eerste instantie zijn gesprekken gevoerd met de gemeente Heeze en viel het oog voor een mogelijk later te stichten museum op een loods nabij het Kasteel te Heeze, die toebehoorde aan Baron van Tuyll van Serooskerken. Het inmiddels opgerichte bestuur van de Stichting Museum Bandindustrie Heeze i.o. onder voorzitterschap van dr. F. Verhagen (historicus te Eindhoven) ging aan de slag. Jammer genoeg werden de in eerste instantie door de gemeente Heeze positief ontvangen plannen in een later stadium verlaten. De gemeente bleek niet van plan te zijn mee te werken aan het behoud van de historische objecten uit de industrie die in Heeze gedurende een eeuw voor veel werkgelegenheid zorgde en waardoor het dorp ook bekendheid verwierf.

Burgemeester H. Bosman bezoekt het museum in oprichting aan de Kapelstraat 73 te Heeze.

Toen de gemeente Heeze het dus liet afweten moest een andere oplossing worden gezocht. Aanvankelijk bood een loods op het eigen terrein van de Koninklijke Bandfabrieken in Heeze voldoende ruimte. Na de verhuizing moest wegens plaatsgebrek in Geldrop gezocht worden naar andere door bevriende relaties aangeboden ruimten. Als eerste kwam daarvoor in aanmerking een hal die eigendom was van de oude melkfabriek van de familie Boog aan de Leenderweg, nabij de oude molen (ooit het bezit van J.F. Pompen). Deze fabriek werd echter afgebroken. Gelukkig is vervolgens gastvrijheid geboden door een bevriende relatie, Bert Buijsen. Hij kon op de Geldropseweg achter zijn villa een mooie ruimte vrij maken. Ook daaraan kwam een einde. Natuurlijk hebben de vele verplaatsingen de waardevolle collectie geen goed gedaan.

De verzameling moest dus weer elders worden ondergebracht. Wijlen de heer Theo Delen van Houthandel Delen in het centrum van Geldrop bood uitkomst en ook veel ruimte. Daar is lange tijd opslag mogelijk geweest, totdat door een brand in 2005 bijna alle opgeslagen voorwerpen helaas zijn verwoest. Dankzij de bijzondere medewerking van directeur R. Delen had intussen de brandweerauto, een Dodge Beep T 214 van bouwjaar 1943 met een lage-druk-voorbouwpomp (capaciteit van 2000 l.p.m.) gelukkig een andere stalling gekregen waardoor de wagen gespaard is gebleven. Deze was voorheen in het bezit van de Brandweer van Nieuwveen en werd door Vullinghs N.V. aangekocht in 1964. Deze kon zodoende nog voor het nageslacht worden behouden. In 2008 werd de nieuwe stalling gevonden bij Brouwerij Bavaria N.V. in Lieshout.

Deze brand, door velen betreurd, betekende ook het einde van de mooie plannen, namelijk: het behoud van veel historische en zeker ook unieke voorwerpen van de bandindustrie. Deze zijn in Nederland nergens meer te bewonderen (wel bijvoorbeeld in België en Duitsland). De inzet van de hierboven genoemde personen heeft helaas niet het beoogde resultaat gehad. Wel zijn in de loop der jaren toch ook een aantal voorwerpen geschonken aan het bevriende museum, gevestigd in het Bandwebermuseum van de Realschule in Wuppertal (D.) Een woord van dank is op zijn plaats aan het adres van de gastvrije bevriende relaties die voor tijdelijke opslag goed bruikbare ruimten ter beschikking hebben gesteld. Ook zij dank gebracht aan wijlen de heren dr. F. Verhagen en prof. dr. ir. J. van Lint, die als adviseurs hun zeer gewaardeerde hulp in moeilijke uren hebben willen geven.

Helaas is het, ondanks gedane pogingen daartoe, ook niet mogelijk gebleken om te komen tot een samenwerking met het Weverij Museum in Geldrop, terwijl deze samenwerking toch eigenlijk voor de hand lag. Van die kant kon jammer genoeg niet de door ons gewenste medewerking worden verkregen. Deze was noodzakelijk om door het installeren van de waardevolle eigen collectie van de nodige voorwerpen van de K.B.- verzameling, het eigen karakter van de bandfabricage aldaar afzonderlijk en goed tot uitdrukking te kunnen brengen. Ware dat wel tijdig het geval geweest, dan zou het met zorg verzamelde museale bezit ook nooit aan een brand ten offer zijn gevallen.

Slotbeschouwing, een nieuw tijdperk

In het jaar 1995 bereikte directeur J.Hegener de leeftijd van 65 jaar en was het moment van pensionering aangebroken. Gestart na het onverwacht overlijden van vader P.J.F.M. Hegener op 1 maart 1957, bleken geen van zijn twee zonen de roeping tot opvolging te hebben gevoeld. Na vier generaties van Pompen tot en met Hegener zou er een geheel nieuwe familie aantreden.

Het was de heer A.M.J. Sprengers die in 1970 als hoofd van de Administratie in dienst van de vennootschap was getreden, die voor de voortzetting van het bedrijf belangstelling had. De heer Sprengers was met name in de laatste jaren en vooral sedert de verhuizing naar Geldrop in 1987 meer en meer met de dagelijkse bedrijfsleiding belast geworden, terwijl hij ook op commercieel gebied zijn vaardigheden aan de dag had gelegd. Ook zoon Roel Sprengers toonde zich bereid tezamen met zijn vader, het bedrijf over te nemen. Onder leiding van President-Commissaris mr. A.M.J.J. Takx werd de overdracht van aandelen en bestuur geregeld en trad J. Hegener per 1 januari 1996 terug. De heer A.M.J. Sprengers trad aan als directeur en nam zijn zoon Roel op in de onderneming.

Sedertdien zijn de heren Sprengers actief bezig geweest met het doen van nieuwe investeringen en vonden vernieuwingen in het machinepark plaats, waardoor het productieproces kon worden geoptimaliseerd. In het jaar 2003 werd het ISO certificaat 2000 verkregen. Het aantal medewerkers en ook het aantal thuiswerkers bleven stabiel, terwijl daarnaast werk werd uitbesteed aan een vijftal sociale werkplaatsen. Dit laatste vooral met het doel om eindbewerkingen voor speciale producten te laten uitvoeren.

Door de grote verscheidenheid van artikelen was een goede risicospreiding gecontinueerd. Het bedrijfsprofiel was er op gericht te werken met korte levertijden en daarbij een goede prijs-/kwaliteitverhouding te waarborgen. Door steeds meer toegevoegde waarde aan de producten te geven, zoals sealen, stikken, aanklikken van gespen en dergelijke en speciale opmaken aan te bieden, werd aan afnemers steeds meer service geboden. Het bedrijf ging op deze wijze door op de weg die eenmaal werd ingeslagen, namelijk kwaliteit leveren en een betrouwbare partner zijn voor tal van trouwe afnemers, die soms vele decennia lang al met het bedrijf in Heeze verbonden waren en nu vanuit Geldrop werden bediend.

De gang van zaken vanaf 1 januari 1996 bij de Koninklijke Bandfabrieken B.V. te Geldrop.

Onder leiding van de nieuwe eigenaar Ad Sprengers werd een nieuwe start gemaakt met een flinke kapitaalinjectie en een nieuwe beoogde opvolger: zoon Roel Sprengers. De eerste jaren verliepen naar wens, zowel in omzet als in resultaat. In de weverij werden nieuwe, snelle naaldgetouwen aangeschaft ter vervanging van een aantal conventionele getouwen. Aanpassingen vonden plaats in de afdeling scheerderij, waardoor vanuit de scheerrekken kon worden geweven.

Als bekende afnemers kunnen worden genoemd: Auping in Deventer voor matrassenband; M.S.D. in Haarlem voor draagband-medicijn-kannen; Vogels TV- steunen te Eindhoven; Hapro dakkoffers , 3 M in Duitsland en Ludvig Svensson in Hellevoetsluis voor toepassingen in de kassenbouw.

Ook in de vlechterij vonden nieuwe investeringen en uitbreidingen voor efficiëntere productie plaats. Zo werd er voor de vleesverpakkingsindustrie koord gevlochten met looplengtes van 3000 meter en voor Prysmiam in Dordrecht eindloze polyesterbanden voor de kabelindustrie. Verder werden veel soorten schoenveters geproduceerd uit speciale garens in allerlei kleuren en vele lengtes met uitzonderlijke trekkracht en sterkte. Zoals gebruikelijk bleven voor de gewone consumenten de opmaken van veters per paar met banderol vele decennia in het assortiment en dus in het productie programma. De verpakking in blisters werd verzorgd in sociale werkplaatsen en naderhand werd dit in eigen bedrijf gerealiseerd. Nieuwe apparatuur kwam er ook voor de opmaakafdeling voor het opwikkelen, sealen en knippen op bepaalde lengtes. Ook werd een appreteermachine vervangen. Opzet was en bleef en moest ook wel zijn : met minder mensen meer en efficiënter te werken. In dit verband is het dan ook zeker op zijn plaats ook de namen te vermelden van een aantal medewerkers, die in de loop van de jaren door hun inzet en trouw aan het bedrijf na het vertrek uit Heeze naar Geldrop en gedurende 23 jaren in Geldrop aan het goed functioneren van de onderneming hun stenen hebben bijgedragen. Dat waren onder meer deze heren en dames: H. van der Heijden, H. van Bree, P. Hikspoors, A. en I. Snijders, M. van Bussel, J. van Hoef, F. van Doormalen, F. van Kouwenhoven, M. Verdonk, A. Sankar, A. van Schaik en Z. van Honk. Misschien schiet het geheugen over enkele andere personen hier helaas te kort.

Het klantenbestand was onderhevig aan grote wisselingen: de grootste groep afnemers was te vinden in de confectie-industrie, welke grotendeels weg viel en vooral verhuisde naar China en India. Andere afnemers lieten hun inkopers hun licht opsteken in China.

Het wegvallen van speciale ‘droge’ condensatoren bij Philips in Zwolle, naderhand BC Component geheten, betekende een verlies aan productie in een jaar van 400.000 meter glasband naar nul. Gedurende vijftien jaren werden aan MSD in Haarlem draagriemen voor medicijnkannen geleverd tegen een goede prijs en dankzij een perfecte relatie met de afnemer in kwestie. Toen het patent van het medicijn afliep werd het artikel voortaan in Nieuw Zeeland geproduceerd en werden andere verpakkingen toegepast.

Ook andersom was er sprake van wijziging in die zin, dat wereldmarktleider Vogels TV in Eindhoven bij de K.B. grote hoeveelheden band met klikgespen bestelde en dat gedurende vele jaren. Maar door de opkomst van de platte T.V. 's werd een hoeveelheid van twee miljoen bandjes per jaar binnen twee jaren tot nul gereduceerd. Het artikel ‘saranband’, dat eerder al gedurende decennia werd gemaakt voor Nederlandse en Zwitserse afnemers (voor kabelmoffen ), was in samenwerking met 3 M Nederland nieuw leven ingeblazen. Dat leverde vanaf 2005 een productie van op 2000 rollen à 10 meter tot 80.000 rollen in het jaar 2008.

Het fabriekspand aan de Spaarpot in Geldrop.

Het bedrijf was vanuit Heeze sedert medio 1987 gevestigd in de bedrijfsgebouwen op de Spaarpot 112, die toebehoorden aan de Spinnerij Geldrop. Toen dit bedrijf haar activiteiten beëindigde, kwamen de panden in handen van Ballast Nedam. Er is toen sprake geweest van een koopoptie, maar uiteindelijk werd die mogelijkheid weer afgeblazen. Want de gebouwen gingen in 2005 over in handen van Andritz Feed & Biofuel B.V. Alhoewel steeds de toezegging werd gedaan dat K.B. kon blijven produceren in de bestaande bedrijfsruimten, werd deze toezegging in 2007 ingetrokken en werd onverwacht de huur opgezegd.

Inmiddels was Roel Sprengers ernstig ziek geworden en ontstond de vraag of hij weer zou herstellen en het bedrijf daarna ook zou kunnen leiden. Door deze onzekerheid verviel het perspectief van een toekomstig nieuwe directeur in de familie Sprengers. Dit gaf aanleiding tot een aantal andere problemen waar de bedrijfsleiding en de familie zich voor zagen gesteld. Na 2008 zou er sprake zijn van een kostbare verhuizing naar elders, de zittende directeur A. Sprengers stond kort voor zijn pensionering en had helaas geen opvolger meer. Dat impliceerde ook weer het zoeken van een kandidaat voor een overname met voldoende liquiditeit c.q. het vinden van betaalbare ruimten elders. In gesprekken werd onder meer een samengaan met Van Engelen en Evers B.V. te Heeze bestudeerd. Deze liepen echter op niets uit.

In augustus 2008, een crisisjaar, kwam de orderstroom van de grootste afnemer 3 M vrijwel geheel tot stilstand, met alle consequenties van dien ten aanzien van een aanzienlijk omzetverlies per maand. Dat leidde tot gesprekken met de bankier. Deze liet het volledig afweten , ondanks het feit dat in de maand november de grootste omzet van alle jaren werd gerealiseerd . Met gewaardeerde medewerking van veel klanten mochten gereedstaande bestellingen voortijdig worden uitgeleverd. Op 24 december 2008 moest helaas bij de rechtbank in Den Bosch het faillissement worden aangevraagd en werd dat ook op dezelfde datum verleend.

Dit betekende de sluiting van het bedrijf, het noodgedwongen heengaan van de aanwezige medewerkers en het definitieve slot van vele jaren noeste arbeid door de zittende directeur Ad Sprengers met zijn familieleden. 143 jaren na de stichting van het bedrijf in Heeze in 1865 kwam een einde aan een roemrucht bedrijf dat met een groot aantal zeer toegewijde en dienstvaardige medewerkers heeft behoord tot een der belangrijkste producenten van geweven en gevlochten bandsoorten en elastiek in den lande. Duizenden producten zijn vervaardigd voor allerlei toepassingen bij ontelbare afnemers in Nederland, Europa en ook ver daarbuiten: de Koninklijke Bandfabrieken B.V., laatstelijk gevestigd in Geldrop , was niet meer.

Diverse machines en andere behoudeniswaardige zaken.

Jacquardkaarten slagmachine.

Slagmachine voor jacquardkaarten.

Spoelmachine voor strengen en klossen.

Treksterktemeter voor band en/of garen.

Bandlengte meetapparatuur.

Inslagspoelmachine.

Oud model Schaftmachine +/- Anno 1900.

Plat bandweefgetouw met “bögenschlager”.

Jacquard weefgetouw voor galons en geneverlint.

Monsterboek  geweven band 1948.

Monument  van beeldhouwer Willy Mignot, door het bedrijf geplaatst in 1948 ter gelegenheid van het Zilveren Jubileum van de directie, die bestond uit P.J.F.M. Hegener, E.M.J. de Vlam en J. Vullinghs en dat voorstelt St.-Franciscus, die spreekt tot de vogels en de vissen.

Bedrijfsbrandweerauto anno 1953 van de K.B..

Ga terug