De oorkonde van Herbertus, heer van Heeze, uit het jaar 1172

Heemkronijk jaar:1972, jaargang:11, nummer:3, blz.25 -26

DE OORKONDE VAN HERBERTUS, HEER VAN HEEZE, UIT HET JAAR 1172.

door: Redactie

Nu wij met een bijzonder programma de uitgifte van de oorkonde van 1172 gaan herdenken, lijkt het ons op zijn plaats de tekst van deze akte hieronder nog eens weer te geven. Eerst geven we de vertaling van dit in het latijn gestelde charter. We gebruiken daarvoor de tekst van Dr. Meindersma die we op enkele punten verbeterden. Vervolgens de latijnse tekst.

"lk Herbertus bij de gratie Gods Heer van Heze allen die dit blad zullen zien ten eeuwigen dage. Opdat met den tijd niet verloren gaat hetgeen gebeurd is, heb ik nodig geacht in blijvende geschrifte te stellen hetgeen ter kennis van de nakomelingen behoort bewaard te blijven, dat derhalve zowel de nakomelingen als de levende weten, dat ik verkocht heb aan den Heer Otto, aartsdiaken van Luik, mijn allodium hetwelk Sterksel genoemd wordt, van de scheiding genaamd Hugeten ten Raden tot de scheiding genaamd Honrebom en van Honrebom tot de scheiding genaamd Scureken en van Scureken tot Hugene ten Raden, zoals de rivier aldaar afscheidt, al wat binnen de voorschreven scheidingen in gecultiveerde of ongecultiveerde landerijen, broeken, weiden, houtgewassen en wateren gelegen is, ten behoeve van de abdij en het klooster van de kerk van Averbode van de Praemonstratenzer orde, om ten eeuwigen dage vrij en vreedzaam door hen te worden bezeten.

Bij deze plechtige en wettige verkoop waren aanwezig Alexander, deken van Woensel en Willem zijn zoon; Willem en Rutger, broeders van Gemert, edelen en mijne neven; Rodolphes Rover van Rode, gehuwd met de dochter mijner zuster; Gerold, krijgsknecht en leenman; Henricus Scnepart; Bernardus Roust en lwamus, mijne dienaren en nog meerdere anderen.

Gedaan te Exel in den hof der monniken, daar heb ik voorzegd allodium gegeven in handen van den voorzegden abt, vrij en volkomen, zoals gezegd is, in het jaar onzes heren elfhonderd en twee en zeventig".

 

"Ego Herbertus Dei gratia dominus de Heze omnibus hanc paginam inspecturis in perpetuum. Quae geruntur in tempore ne labantur cum tempore scripti beneficio dignum duxi perennari, quod posterorum notitiae necesse est reservari. Sciant ergo tam posteri quam hodierni quod ego vendidi domino Ottoni archidiacono Leodiensi allodium meum quod Stercsele vocatur, a termino qui dicitur vulgariter Hugeten Raden usque ad terminum qui vocatur Honrebom, et a Honrebom usque ad terminum qui appellatur Scureken et a Scureken usque ad Hugene ten Raden, sicut rivulus dividit ibidem quicquid infra praescriptos terminos in terris cultis aut incultis pascuis pratis lignis paludibus continetur ad opus abbatís et conventus Averbodiensis premonstratensis ordinis ab iisdem in perpetuum libere et pacifice possidendum, nobis sive successoribus nostris vel in advocatia vel precaria vel servitiis aliis quibuscunque nihil juris penitus reservato. Huic tam sollemni quam legitimae venditioni interfuerunt Alexander decanus de Wonsele et Wilhelmus Filíus eius, Wilhelmus et Ruthgeris fratres de Gemerde nobiles viri consobrini mei, Rodolfus Rovere de Rode habens filiam sororis meae, Geroldus miles homo meus feudalis, Henricus Scnepart, Bernardus Roust et lwamus servientes mei et habentes uxores filias ministerialium meorum et alliquam plures.

Acta autem sunt haec apud Hexele in curia conversorum et ibi reportavi prelibatum allodium in manus abbatis praedicti, libere et absolute sicut praedictum est et ad opus ecclesiae memoratae, anno domini MCLXXII".

Zie voor de latijnse tekst W. Bezemer, Bijdrage tot de kennis van het oude cijnsgrondrenterecht in Brabant, 's Hertogenbosch 1889.

Aan de oorkonde hangt een zegel met een bijna hartvormig wapenschild met in het schildhoofd een faas. Van het randschrift, gedeeltelijk weggebrokkeld, is nog leesbaar

+   SIG      HEZE.

 

Ga terug