schuttersgilde II

Heemkronijk jaar:1964, jaargang:3, nummer:1,  blz.7 -10

ONZE N-BRABANTSE SCHUTTERSGlLDEN (II)

door: C.J.A.v.Helvoort 
 
Wanneer we de gilden uit eigen kring nader gaan bekijken, dan beginnen we bij Sint Jan van Leenderstrijp, niet omdat dit de oudste schut uit onze omgeving is maar omdat zij de enige is, die hier nog de oorspronkelijke gildekaart heeft bewaard. Het is vreemd, dat Jolles er geen gewag van heeft gemaakt in zijn gildeboek van 1933, waar hij wel wijst op een zeldzaam stuk van Soerendonk, dat toch maar een afschrift is.
De Carte voor Strijp, thans goed bewaard door voorzitter deken van Dijk vermeldt dat zij is geschreven op 17 oktober 1643 met believe van onze genadigde graaf van ons dorp Leende met meer andere dorpen, die ons vergunt op te richten een nieuw gilde met het doel liefde en eendracht tot elkander te dragen. De kaart is niet getekend of gezegeld door de graaf en diens naam wordt oer ook niet in vermeld, noch die van zijn vertegenwoordiger, die wat mag worden aangenomen namens de heer de toestemming zal hebben verleend. Wie hier als de graaf moet worden beschouwd is niet zo maar te zeggen. De eigenlijke graaf Renéde Renesse, graaf van Warfusée had 31 October 1615 de heerlijkheid Heeze en Leende laten inschrijven en hij was dus op die dag officieel heer gewordon der heerlijkheid Heeze en Leende en Zes Gehuchten. Hierop is een nieuwe verheffing gevolgd in 1634, maar het is niet bekend waarvoor deze diende. Op 16 April 1637 werd de graaf na een begane moord op de burgemeester van Luik, aldaar door de bewoners van Luik doodgeknuppeld. Eerst negen jaren na de dood van zijn Vader op 26 April 1646 verheft zijn zoon Alexander de heerlijkheid. Deze sterft ongehuwd te Parijs op l7 Juni 1658 overladen met schulden en de bezittingen te Heeze en Leende worden executeriaal verkocht. Graaf René was gehuwd met Albertina van Egmond en wegens landverraad was hij naar Luik gevlucht. Na de dood van zijn vrouw heeft hij vermoedelijk alleen het vruchtgebruik van de bezittingen te Heeze en Leende gehad. Wie dus in 1643 als graaf de oprichting van ons gilde kon bevorderen, is niet bijzonder klaar.
De statuten beginnen met de bepaling, dat alleen deugdzame en vreedzame personen lid mogen zijn en niet besmet met ketterij. Dit laatste is begrijplijk, want we zaten in 1643 volop in de kettervervolging. Een broeder, die ziek te bed ligt zal men bezoeken en hem naar vermogen hulp verlenen. Alle leden moeten moeten de begrafenis van een medelid bijwonen. Bij teerdagen mag men geen eetwaren weghalen of elders verstoppen. Vogelschieten wordt niet geregeld, maar wordt wel stilzwijgend aangenomen door het voorschrift, dat vóór het schieten en op teerdagen de ordonnantie zal worden voorgelezen.
Jolles geeft van dit gilde niet veel bijzonderheden, mogelijk omdat het naar zijn bevindingen op sterven lag. Er zijn in 1933 dan ook nog maar 5 leden, geschoten wordt er niet meer en de schutboom is afgebroken. Er is dan nog aanwezig een wit zijden vaandel met rood Bourgondisch Kruis en rode rand met in het midden geschilderd Sint Jan met schapen. Voorts zijn er nog een rouwvaandel en donkerrode netwerksjerpen. Ook is er nog een hoog koperen trom met hot jaartal 1772. Dat het vaandel het Bourgondisch kruis draagt is hier begrijpelijk, omdat men in 1643 onze streken nog wel tot Bourgondie zal hebben gerekend. Ofschoon na 1648 de Staten Generaal dit kruis hebben verboden, zijn de gilden het blijven gebruiken en nieuwe gilden hebben het nog aangenomen. Ten slotte noemt Jolles 19 Koningsschilden, die bij zijn inspectie in 1933 hier aanwezig waren. Een paar jaar vroeger in 1931 is er ook een onderzoek ingesteld naar de aanwezigheid van deze platen en de resultaten van dit onderzoek zijn weergegeven in de voorlopige lijst van monumenten van Geschiedenis en Kunst in Noord Brabant van 1931.

Bij het Sint Jansgilde van Leenderstrijp waren toen 28 koningsplaten aanwezig. Binnen 2 jaren zijn dus 9 schilden verdwenen en als oorzaak heeft Jolles vernomen, dat zij waren uitgeleend. Onder de verdwenen schilden waren juist de zeven oudsten met de jaartallen 1644 - 1646 - 1656 - 1663- 1686 - 1712 - 1749. Behalve de tee oudste schilden 1644 en 1646 hangen in 1963 alle koningsplaten wederom aan de kraag van het totaal herleefde schuttersgilde, dat thans om de zeventig leden telt. Steeds heeft het gilde de kasteelbewoner van Heeze als beschermheer behouden, ook toen de band der heerlijkheid tussen Heeze en Leende allang was verbroken. Toen baron van Tuijll van Serooskerken in 1952 zijn vijftigjarig jubileum als kasteelheer vierde, bracht onze schut hem nog de vendelhulde. Na het overlijden van de beschermheer in 1955 heeft men deze banden verbroken en heeft men een inwoner uit eigen gemeente de heer J.Louwers als beschermheer benoemd. In 1938 komt er een nieuw vaandel; voorts worden 5 zwaaivendels, 2 trommen, een rouwvaandel en een nieuwe dieptrom aangeschafte. Het gilde heeft nog landerijen in eigendom, die vroeger door de leden zelf werden bewerkt maar die thans zijn verhuurd. Het bestuur bestaat uit een overman, een deken en een sekretaris met een kapitein en een koning, welke twee laatsten geen deel van het bestuur uitmaken. De in 1963 aanwezige koningsplaten, 34 stuks, zijn de volgende:
1656. Jan te Bruege, kroon en hoorn
1663. Ant. Raessen, wapenschild.
1686. Mechiel Hoeben, voerman.
1712. Willem Rijneholk, ketellapper.
1749. Aart Janssen, doorstoken hart.
1753. Arn. Hoeben, voerman.
1759. Jonker F.C.H.v.Tuijll van SeroosKerken.
was de 17 jarige zoon van de kasteelheer Jan Maximiliaan van tuijll van S., die eerst 1 jan.
1760 officieel heer werd. Deze zoon werd geen opvolger.
17??. Andries Coppens, molenaar.
1790. Peeter van Deenen.
1796. L.van Dijl.
1838. Christi Verhoeven, landbouwer.
1848. Nic.v.d.Palen, landbouwer. 1852. Petrus de Werd, landbouwer.
1858; Ger Cox. Landbouwer.
1864. Petrus Winters, landbouwer.
1867. Petrus de Werdt, landbouwer.
1867. P.F.v.Dijk, jager.
1874. Wilh.Verhoeven, ruiter.
1877. Ger.Franssen, wever.
1880. Jac.v.Hooft, landbouwer.
1883. Hendrikus v.d.Palen, klompenmaker.
1889. Martinus Bax, landbouwer.
1892. Jos.J.Winters, landbouwer.
1895. Los Verspeck, jager.
1901. Adriaan Bax, landbouwer. 1904. A.V.HOOff, landbouwer. 1955. Jac.Vurh0even, voerman. 1958. Adrianus Bax, landbouwer.
1945. A.M.J. Vugts,
1948. Hulten, vendelier.
1951. A.P.v.d.Lokkant, burgemeester.
1954. G.Fransen, Philipslamp.
19579 Walt.Bax, houtbewerker.
Met deze schat van koningschilden, met degelijke en kleurrijke uniformen, met mooie vaandels en bijzonder goed geoefende vendeliers, wier reputatie tot het buitenland rijkt, met een voortreffelijke bijgehouden administratie, mag men het Sint Jansgilde van Leenderstrijp rekenen onder de beste gilden van Noord Brabant.
Als dit overzicht van het gilde van Leenderstrijp in de heemkronyk verschijnt , is gebleken, dat de twee oude schilden van 1644 en 1646 intussen van het St.Agathagilde van Heeze zijn terugontvangen.
(wordt vervolgd).

Ga terug