oude volksrecepten

Heemkronijk jaar:1963, jaargang:2, nummer:5,  blz.1 -38

DE IN HOOFDZAAK MEDISCHE VOLKSRECEPTEN
WELKE IN EEN OUD LEENDER PASTORIEBOEKJE
ZO ROND HET JAAR 1700 WERDEN OPGETEKEND

Medegedeeld en van een inleiding en woordenlijst voorzien door Dom. de Jong, archivaris van de Achelse Kluis; nader toegelicht door dokter A.A. van Oirschot, arts te Helvoirt; van aantekeningen voorzien door Anton van Oirschot.

INLEIDING
Nog niet zo heel lang geleden schreef de heer Raymond Peeters, archivaris van de stad Turnhout, een interessante bijdrage over vijftiende eeuwse geneeskundige recepten (1).
Dat hij hiermede velen een grote dienst bewezen heeft, valt natuurlijk niet in het minste te ontkennen.
Na lezing van deze volksmiddeltjes (?) tegen kwaaltjes zus en kwaaltjes zo, begon het me duidelijk te worden, dat ik op mijn beurt wellicht de kans zou krijgen om de leden van de heemkundige kring Heeze en Leende een dergelijke goedvoorziene en aantrekkelijke schotel van eigen bodem voort te zetten.
------------------------
Jaren terug kreeg ik een pastorieboekje van Leende in handen. Zo maar ergens tussen de zeer gemeleerde inhoud met vele blanca’s links en rechts trof ik tien bladzijden met volksremedies aan. Vergeleken met de tekst, welke de heer Peeters In Taxandria had geboden zou een publicatie van deze “Leender” huismiddeltjes evenzeer op zijn plaats zijn.
------------------------
Student Henricus Hurcmans uit Asten deed rond 1670 tot 1675 of zo zijn klassieke studies en noemde zich in November 1678 Henricus Hurcmans Rhetor. (1a)
Uit die jaren stamt ook een aantekenboekje dat geheel afgestemd is op de griekse en latijnse klassieken en de beoefening van de gewijde welsprekendheid. Dit notitieboek, waarvan de kaft of de band verdwenen is, heeft Hurcmans in zijn Leender tijd gebezijd tot het inschrijven van enkele akten, van enije dopen, enije overlijdens en voor het vastleggen van fragmenten ener kerkrekening. Kortom hij tekende zowat los en vast op waaruit zijn inkomsten wn zijn lasten als pastoor van Leende zou kunnen blijken. Ongeveer op de helft van dit papieren aantekenboek, de afmetingen zijn 160 X 200 mm., schreef hij rond 1700 in een vrij kriebelig maar toch regelmatig schrift: "Recepten geapprobeert voor verscheijde quaelen".
Of pastoor Hurcmans (1694-1723) deze voorschriften heeft opgenomen om alleen zichzelf bij voorkomende kleine ongesteldheden te kunnen helpen, of om zijn parochianen daarmede in gelijke omstandigheden van dienst te kunnen zijn, zal wel een open vraag blijven. Wellicht voelde hij zich ten sterkste aangetrokken tot de studie van de medicijnen om bovendien bij ontstentenis van de plaatselijke heelmeester en chirurgijn een algemeen advies te geven aan hen die ‘iets’ was overkomen.
Wat er ook van zij, de recepten staan in het Leenderboek. De opmerking dat pastoor Hurcmans zijn vrije tijd in Leende voor het verrichten van dergelijke inschrijfkarweitjes zou kunnen gebruikt hebben, durf ik zo maar niet te bevestigen. De temperamentvolle Astenaar Henricus Hurcmans moet beslist andere aspiraties gehad hebben. Van de ene kant een zekere onverschilligheid als het zijn roepnaam betreft (2) en van de andere kant een beslistheid die taai vasthoudt aan het eenmaal gestelde doel (3). Pastoor Hurcmans was een vechtjas in de goede zin van het woord. Verschillende van zijn opvolgers te Leende vertonen eenzelfde strijdlust. Zijn bijna dertigjarig pastoraat (4) deed hem meerdere gelegenheden aan de hand om zich bezig te houden op een meer diocesaan vlak. Tot zover iets over de persoon van pastoor Hurcmans.
De verzameling recepten door Hurcmans blijkbaar uit twee differente bronnen genomen handelt over de meest uiteenlopende kwalen en kwaaltjes: Van een verkoudheid tot het speen en van haaruitval tot pijnlijke vrouwenborsten. Bij het overlopen van de koppen der gegeven voorschriften blijkt aanstonds dat voor een en dezelfde ziekte soms twee verschillende voorschriften staan opgetekend.
Het geheel van deze receptencollectie valt in zake bronnenkwestie in twee delen uiteen. Het eerste deel en tevens het meest uitvoerige is genomen uit een onbekende auteur, het tweede deel uit de werk(en) van Alexius Piemontensis, een overigens voor mij onbekende persoonlijkheid. Niet alle remedies liggen in de gezondheidssector. Enige horen thuis in de huisvrouwelijke sfeer, zoals b.v. ontvlekken, enz.
Graag had ik de Leender recepten vergeleken met de recepten, welke Dr. W. de Vreese in 1894 te Gent heeft uitgegeven (5). Dit monnikenwerk kon ik me als monnik echt niet veroorloven. Een oprecht mea culpa hiervoor!
De weledelgeleerde heer dr. A.A. van Olrschot, arts te Helvoirt, is ze vriendelijk geweest deze recpten te bekijken en, aan de hand van ervaringen uit een langdurige praktijk, van andere tot voor kort nog gebruikte voorbeelden te voorzien. Daarnaast zijn meer aantekeningen over dergelijke recepten door de Redactie opgenomen.
De transcriptie van het oorspronkelijke handschrift is met de grootste nauwkeurigheid geschied. Dit neemt niet weg dat hier en daar (wegens verschrijving) een woord aan mijn begripsvermogen is ontsnapt. In zulke omstandigheden nam ik mijn toevlucht tot een zer voorzichtige en plausibele lezing. Dit mag natuurlijk geen bezwaar zijn om met een werkelijke interesse de lange lijst van 'medische' voorschriften door te nemen en de betekenis of de portée van hun inhoud naar waarde te savoureren. Voor hen die sommige woorden te moeilijk mochten vinden kunnen dez in of de betekenis daarvan achterhalen in de op het einde van de recepten aangebrachte woordenlijst.
Tot slot mijn oprechte dank voor de redacteur van de Heemkronyk, die zo welwillend is om de tekst integraal op te nemen in het contactblad van de kring Heeze en Leende.
Achelse Kluis, 19 Febr. 1963. p. Dom. de Jong O.C.R.  (Archivaris) .

1) Taxandria (Turnhout), 1961, b1z. 161-172.
1a) Pastorieboek, blz. 1.
2) Si nomen nescis Henricus dicitur esse (Pastorieboek).
3) Regularia regularibus, saecularia saecularibus (Zie ook volgende aantekening).
4) A.M. Franken, pr., Henricus Hurkmans, pastoor van Leende 1694—1723, en de strijd om de bediening van enige parochies in het Bossche Vicariaat (Bossche Bijdragen), XXI (1953), blz. 260-362. Voor de jaartallen 1694 en 1723, zie Dom. de Jong O.C.R., Kronyk van Heeze,”
1953, blz. 3-4.
5) Dr. W. de Vreeze, Middelnederlandsche geneeskundige recepten, & tractaten, zegeningen en tooverformules 1e Afl. Gent, 1894.

/blz. 1/ RECEPTEN GEAPPROBEERT VOOR VERSCHEIJDE QUAELEN.
Tegen vergif
Drinckt het sap van betonie - u en sal geen fenijn letten.
- - - -
Tegen spouwen
Neemt Laurierblaederen - ende ziedtse in wijn - en drinckt dien wijn.
- - - -
Tegen de pest
Sal men den siecken te drincken geven - alst hem aenkomt triakel magna Galiani - getempert met een cruijt dat men noemt sapientia of betonie – dit verjaeght het venijn naer beneden. Item om te preserveren sal men nemen savie blaederen - flier blaederen - en bremblaederen - van elck even veel - ende stooten het al te gaeder of ziedent' al te gaeder met witten wijn - doet het door een schoon kleet - en settet te klaeren - doet er in poeder van witten gember - laetet dan soo staen - ende drinckter smorgens af - gij en sult dien dagh niet besmet worden.
- - - -
Tegen t'flerecijn
Neemt eenen raef – ende graaftse levend in peerdestront - laet hem 40 daeghen rotten - daerna sulde hem verbranden - en daer afi een salve maecken, om de voeten te smeiren.
Item neemt heefdeegh – bilsencruijt en wit van een eij – zout een handvol – serck rijnsche wijn asijn - dit alles wel onder malcanderen gesto - en om het flerezijn geslaegen.
Item neemt aqua vitae een deel - olie van bilsen half soo veel - dit onder malcanderen gemengelt - en geapplieeert;
- - - -
Tegen stinckenden aedem
Causert de vervuijlinge des monts door den stinckenden aedem - soo neemt olijfblaederen ende agrimanie - kookt dit - laetse zieden - daerbij doende wat honich - en daermede gorgelende.
Item neemt witten sandel en roosen — van elck 5 dragma — rooden sandel, citroen schellen, sijvinant, sallia, muscata - van elcx een half loot - maeckt van dit alles een poeder of bollekens om in den mont te nemen.
- - - -
Voor alle gebreken der keele
Neemt roose water ende weghbree water — van elck 4 ocen- honick van roosen 1 once - zijroop van moerbesien 1 once — een loot gebranden aluijn — dit is ook goet om te gorgelen.
- - - -
Voor vrouwentepels die gekloven zijn
Neemt 4 loot van den olie — die ick beschrijven sal — waermede men de gebrekelijcke leden vande vrouwen int’ kinderbed moet strijcken —bij dien olie moet men doen een hant vol pimpernel wortel cleijn gesneden - neemt dan 4 loot honick van roosen — dit doet saemen in een kanne - en stept die wel toe — wel verstaende dat de kanne moet zijn van aerde en niet te groo - set de selve in een ketel waeter — en laetse ontrent 2 uren zieden - dan sulde haer mede de tepels bestrijcken. Compositie van den olie: Neemt olie van camil 4 looten - olie van roosen 2 loot - leliewortels met de blaederen een deel — ziedt dit in een pot olijfolie - en dat in een nieuwen pot (daer moet noch bij sijn een hantvol roode roosen blaederen - droogh of vers —) - dit sal men soo lanck zieden, tot dat den olie door den pot dringht - hiermede dan de leden warm gestreken.
- - - -
/Blz.2/ Voor het wit zeer op het hooft
Een vierendeel harst de borgoijn - een vierendeel swart peck ongetrocken - een half once spickolie - een half pint wijn azijn – een hantvol roggemeel bloem - maeckt hiervan een salve op nieuw rouw doeck - ende al het haijr op den kam afgesneden sijnde - soo leghter deese plaester op het zeer — en laetse daer tweemael 24 uren op liggen — trecktse dan met gewelt af - wast het hooft met warmen pis - leghter de plaester wederom op - soo dickwils totdat het haijr heel uijt is — puverizeert dan een vierendeel coperroot - een vierendeel gebranden aluijn - een vierendeel bergen smeer - een half once spickolie - als dit gesmolten is - salmen het coperroot en aluijn onder een roeren.
- - - -
Om bloet te stelpen
Neemt van t'selve bloet dat den patient bloeijt – en brant dat tot poeder.
Item neemt blouwen vijsrick steen ende het bloet van den patient in eenen neusdoeck — stroijt den vijsrick steen op het bloet van den neusdoeck - steckt den neusdoeck onder uwen aerm dat het bloet warm wort - en het sal gestelpt sijn.
- - - -
Om de stonden der vrouwen te vervoorderen.
R/. De lever en de gal van een paelinck - laet die drooghen tot poeder - en geeftse in.
- - - -
Tegen het graveel
R/3. quicksterten laet die braeden in den oven tot poeder - geeft den patient 2 vinger- hoeden van dit poeder in met eenen romer rijnschen wijn - en dit tot 3 a 4 reijsen toe.
- - - -
Voor de pocken of maeseren
Als men vreest dat de kinderen de pocken of maeseren zullen krijgen — neemt raepsaet een kIeijn lepelken vol – stoot het cleijn - en doet daarbij een blaeijtie geslaege gout - vrijft dit te saemen wel onder een – geeft dat het kint soo in — en deckt het taemelijck warm toe — kan het soo sweeten soo sullen die pocken of maeseren uijtkomen - dit geschiet sijnde - sulde het kint te drincken water daer vitsen in gesoden sijn — en als den noch eens gesoden met rosijnen en gallisse hout - daernaer suldij neemen het wit van een vers eij - geleijt met een lepel vol roose water van witte roosen — de quantiteit van een boomnoot groot saut — ende soo veel soffraen dat het geel worde - roert dan wel onder een — neemt witten duiven dreck - steeckt dien in dat water — daer mede suldij het kint strijcken de leden, de oogen onder en boven, den mont, de neusgaeten en alle de opene gaetiens, soo en sullender geen binnen slaen noch geen putten blijven - van dit strijcken moet men ophouden soo haest de pocken beginnen te droogen.
Voor de roodicheijt die naer de pocken overblijft — wast het aensicht en andere deelen dickwils met alderleij gedistilleerde waters van blommen of met warme geijte melck - oock kan men een ruijt aen den hals hanghen tot preservatie van de ooghen. Als het kint de ooghen niet en kan open doen - neemt een vers eij - en backt dat wel in de boter - dan giet het in kout water - ende alst' gestolt is - soo neemt de boter boven af — ende doet het in een potteken of op een scherfken — en giet roose water daer op - roert dan wel onder een totdat het een wit salfken wort — strijckt daer mede dickwils over de ooghen.
De pocken uijtgebroken sijnde — geeft te drincken watergesoden op vitsen; conrinten en calissihout - is oock seer goet.
- - - -
/Blz.3/ Voor crauwagie
Neemt om een oort wit ceruijs — om een oort veneetschen terpetijn — een cleijn lepelken olie van olijven - het sap van een oranie appel — ende een weijnich zout - set dit saemen op het vier - ende roert het onder malcanderen.
Item (R/.) schoonen en suijveren veneetschen terpetijn - of bij gebreck van dien anderen - 2 loot versche boter, een loot gemeijn zout; een half loot sap van een orangie appel die vers is — een half loot olie van roosen - en dit al te saemen wel onder een geruert.
Item voor de gemeijne craywasienquaet zeer en andere onreijnicheijt der huijt – neemt claeren veneetschen termentijn - of bij gebreck van dien andere gewasten termentijn 4 loot - 2 loot cruijsboter — heel suijver gemeijn zout en subtiel gepoedert een loot — het sap van verse oranie appel met schel met al gestoten — en het sap daer uitgeperst - 3-doijeren van verse eijeren - 1 loot olie van roosen - mengelt dit wel onder een.
- - - -
Voor haijrwormen
R/. Aluijnsteen geleijt in azijn - en wast daermede haijrworm - en leghter op eenen witten wollen lap warm - die daer in is nat gemaeckt.
- - - -
Voor den hoest
R/. Drooge vijgen 8 loot – een hantvol ijsop die groen is - 2 oncen ongespinden honick - 2 oncen rosijnen - een half once gestoten anijs - een half loot calissi hout - ziedet dat met twee potten haemelen sop op 3 pinten in - en drinckt hiervan s'avonts - smorgens – of ook door den dagh.
- - - -
Voor bloetspouwen
R/. Een hantvol betonie - 2 loot gedrooghde of verse winter roosen - setse te wijcken in goede wijn - en gestoten - drinckt daer van door den dagh bloetlauw - en weijnich seffens.
- - - -
Voor verbrantheijt
R/. De onderste groene schorsse van vlier - ziedet die in een half pont nieuw was met een pont olijfolie - doet het alsdan door een schoone doeck - strijckt daermede de verbrantheijt - ende leghter op gedrooghde noten blaederen - die in den olijfolie sijn vetgemaeckt.
Item neemt roode coolen met de blaederen - soo veel dat ge sap genoeg hebt om doecken in nat te maecken - maeckt dat sap warm - de doecken daer in nat - en leghse op de verbrantheijt - totdat den brant daeruijt is - neemt dan om te genesen olie van roosen - legt daer in te weijcken kernen van quee - en streijckt daermede de verbrantheijt.
Item neemt ses doijers van eijeren - 8 loot olijfolie - 2 loot raepsmaut — een weijnich terwe stof meel uijt de meulen - en een weijnich zout - roert dit saemen onder een - en clopt het wel - maeckt daervan een plaester op gebreijt lijnen - en leght die kout op de verbrantheijt.
- - - -
Tegen het sweiren van de vrouwenborsten
R/. Schoon regenwater ende de kruijm van witte broot - 2 loot popelier salve - 4 loot ongezoute boter - en 2 loot dialtea - ziedet die saemen tot een salve - vrijft daermede de borsten over en weder - soo stijf als men kan verdraegen - leght als dan daer op eenen witten wollen lap met de slaf - soo warm als men kan verdraegen.
- - - -
/Blz.4/ Voor iemant die alles overgeeft
R/. Laurierblaederen, thijmis, rosemarijn, moseleijn, edelsave, basilicom, millelote - van elcx een halve hantvol – deese cruijden suldij schoon wasschen – en cleijn scherven - dan suldij daerin doen een loot groffi naegels cleijn gestoten - dan neemt een sackxken dat wat groot is - doet dan alle deese cruijden daer in - doet dat over al effen sijnde nat - dan het sacxken dicht toe en over gesteken – opdat de cruijden niet over een en vallen – maeckt dit sackxke warm - leght het op t'bloot hert - ende verwarmt het ondertusschen – tis een edele medicijn voor walghen.
- - - -
Voor pijn der ooghen int‘ gemeijn en particulier
R/. Het sap van celidonie anders gauw genoemt - ende soo veel honick - laet het selven zieden bij een cleijn vierken – wel geschuijmt sijnde - bestrijckt daer mede de ooghen.
Het sap van venckel en van betonie is hiertoe oock seer goet.
Item neemt breede weghbree, oogentroost en venckel - ziedet dit t'saemen in eenen pot ende ontfranckt den domp in d'ooghen. Voor rodicheijt of verbrantheijt der ooghen - neemt tutia een loot - lauwrier olie een half loot - honick en asijn van elcx een lepel vol – campher een vierendeel loots - een half loot gepurgeerde paretharis met roose water - hier van sal men een salf maecken - en bestreijcken daermede de ooghschelen.
- - - -
Voor iemant die in de ooghen geslaegen is
R/. Alsem gestoten - mengelt dien met wel geclopt wit van een eij - en leght het over d'oogh. Item neemt sap van verbena met het wit van een eij - wel onder een geclopt – maeckt daer een doek in nat - en leght die op d’oogh.
- - - -
Alsser iets in d'oogh gevallen is of gequetst
t’Moet terstond geholpen eert het verandert – neemt versch water in den mont - en spuijt dat opwaerts in de gebrekelijcke ooghen - maer vrouwen melck uijt de borst is noch beter.
Item neemt betonie, gauw, oogentroost, ysop, poleij - van elcx een weinich - en ziedet saemen in tamelijck water - en wast de oogen daermede - terwijl het noch warm is.
- - - -
Een excellent ooghwater
R/. Gedistilleerde venckelwater, oogentroostwater, roosenwater - van elck een once - carcocula, tutia, suijcker, candeij - van elcx een schurpel - gal van een snoeck, geslaegen hout 5 blaederkens — doet dit altesamen in een glas - en laet et zieden in een dobbel vaet: tew(eten), laet dit glas in eenen anderen pot of ketel zieden - gebruijckt het dan als een ooghwater.
- - - -
Voor het klieven der handt en andere partijen
R/. De groete schorsse van vlier - wijckt die in olie van olijven - laetet dan wel zieden - douwt het dan wel uijt in een doeck — en maeckt er met wasch een salf af.
- - - -
Voor verquijlinge des monts
Blust dickwils gloeijende ijser in melck - en spoelt den mont daermede.
Item neemt galnoten een vierendeel loots - roosewater 6 oncen - azijn 3 loot - mengelt het te samen - en spoelt den mont.
/Blz.5/ Item waeter van savie geneest alle ulcerasien - als men den mont dickwils daer mede spoelt.
- - - -
Tegen der verrottinge der tanden
R/. De middelste schors van moerbesien boom 2 loot - goeden gember een once - laet dit saemen zieden in goeden azijn tot op de helft - en wast den mont s'morgens.
Item assche van rosemarijn - hout gebrant onder aluijn en honick.
- - - -
Om tanden die los sijn vast te maecken
R/. Hoofmunte en verse olijfblaederen - als men die krijgen kan — van elcx een once - roosenmijrten saet - stekende palmsaet - hout van berberen met de vruchten - van elcx een loot - stoot het in onrijpen wijn of veriuijs - en hout het in den mont.
Item neemt een loot gebranden aluijn - rooseknoppen een half hantvol - bedezar rooden wijn een pint - laet het saemen zieden tot op de helft — neemt hiervan dickwils werm in de mont - en hout het soo een goede poose.
- - - -
Dranck tegen de heesheijt
R/. Vijf pinten water - een half pint honick - 6 vijgen — corinten een once - calisse hout een half loot - laet het een pint in zieden - schuijmt het wel - en drinckt daervan des morgens nuchteren eenen goeden warmen dranck - hier mede suldij uwen dranck mengelen.
- - - -
Voor roode puijsten des aengesigts
Neemt botermelck — gesoden met witte boter - wast daermede het aensight.
Item bint gestoten solpher in een doecxken - leght dat den heelen nacht in roosewater - en wast daermede het aensight eer ge gaet slaepen.
- - - -
Om sproeten en andere plecken te verdrijven
R/. Olie van boomnooten - wit vam kaeijen - en wijn - dit sulde saemen zieden - en alsdan het aensicht daer mede wasschen.
- - - -
Voor ’t colijck
R/. Een cleijn hantvol fijnen camilbloemen - ziedet die op met een half pint fransse wijn - giet dit door een doeck - en perst het stijf uijt - neemt van dit sap eenen grooten romer vol - en doet daer in voor een man 2 loot diafonicum of een conserf van daeije - is het voor een vrouw anderhalf loot - deese conserf sal men roeren en mengelen onder het voorschreven sap - en dat dan warm ingenomen - dan int bedde gaen liggen - en diverse warmen doecken op den buijck geleijt - probatum est.
- - - -
Voor den rooden loop
Men sal nemen pieren - maar niet van den kerckhof – int latijn genoemd lumbricos – soo veel als men in twee handen houden kan – de selve sal men doen in een schotelken of kommeken – daerop stroijen soo veel zout als daer men een half radijs mede sou eten- laeten dat een half ure staen of meer – waerdoor de pieren of wormen in water consumeren – het water dat men in de komme vint –salmen door een fijn doecxken doordoen – en daer van sal men den pitient een cleijn lepelken vol ingeven – gemengelt sijnde met een lepel vol van den oudsten wijn – voor een kint mengelt een weinich suijker daeronder.
- - - -
/Blz.6/ Voor de cortse
Om over te geven van de cortse neemt alsen, mater en wijnruijt, een nootemuscaet – en stoor dot t’saemen – doet het door mer rijnschen wijnazijn – drinckt daervan.
- - - -
Voor den hoest
R/. Doijers van verse eijeren die geheel sijn – clopt die in warme ongesegh soetemelck – en drinkt het warm
- - - -
Voor den steen, coupissen en graveel
R./ Saet van breen een vierendeel – ende oock soo veel comijn calissi hout – een nootemuscaet – en stoot alles besonder – menght het dan tesaemen – neemt daer dagelijkcx van een lepel vol – gemengelt met louwen wijn.
Voor den steen particulier
R./ heijdenswondecruijt – maeckt daervan een poeder- geeft daervan den siecken smorgens een lepelken vol in een eijsuijpen – laet hem dan 4 uren vasten - hij sal binnen een half ure sijn urine maecken – en naer 10 a 12 daeghen sal al den steen in de nieren breken – en sal sonder pijn uitgedreven worden.
- - - -
Voor den rooden loop
R/. Van de groote roode winterroosen drooght die in een backoven of ijsre panne - stootse dan tot poeder - doet daer bij eenen pot rooden wijn met een lepel vol suijcker - laetse saemen zieden - en geeft als dan den patient te drincken.
- - - -
Voor den haijrworm
Neemt solpher en bekelaer van elcx een loot - cerruijsboter een loot - geroost tot datse swert wort - den solpher met den bekelaer gestoten sijnde - doet die in de voorschreven boter met een loot quicksilver ende een loot wijnazijn - 2 loot schaepskeutelen in stucken gevreven - roert dit saemen wel onder een gelijck een salfken tot dat men geen quicksilver meer en siet.
- - - -
Voor buijckpijn .
R/. Calmus in water of bier gesoden en drinckt daervan.
- - - -
Voor de Roose
R/. Flierbloemen - natuerlijck droogh sonder son - leght die in eenen louwen oven - poedert die dan en doet dit poeder in den dranck.
Of R/. Oude leem met azijn - slaet die daer om - t'sal de swellinge verdrijven.
- - - -
Voor het flerecijn
R/. Neemt heeftdeegh, bilsen cruijt, het wit van een eij, een hantvol sout en rijnschen wijnazijn - stoot dit alles wel onder malcanderen - en slaet het om flerecijn.
Item neemt aquae vitae - een deel olie van bilsen half soo veel - mengelt dit onder malkanderen.
Item neemt een root of vuijl eij — hoe rooder hoe beter – met wat gest en lijse smout – en mengelt dat onder een en slaecht het daer om met wrek.
- - - -
Tegen de pest
Neemt eenen aijuijn – sneijt dien dwers over midden - en maeckt in elcke helft een putteken - hetw(elck) gij met fijnen driakel wederom sult opvullen - leght beijde de helften weerom toe - bewentse dan met nat werck of een natten doeck - en laetse onder de asschen braeden - douwt of perst dan het sap daer uijt - en geeft den patient daer van eenen vollen lepel in – probatum
Item R/. De wortel van tormentil, de wortel van bevernel, de wortel van diptam - maeckt daer van een poeder — doet van dit poeder eenen Iepel in eenen kroes endivie water - en drinckt dien-uijt.
/Blz.7/ Item neemt water van diptam, pimpelwater, tormentilwater en scabiosawater - mengelt die onder malkanderen - en dat van elcx evenveel - t'is het sekerste voor de pest.
- - - -
Ooghsalve
R/. Suijcker candij wit wel cleijn gepulverizeert - tuticia wel geprepareert met roose water - van elcx een half loot - salf van roosen drij once - sijroop van drooge roosen een half once - mengelt dat wel onder den anderen.
- - - -
Tegen verbrantheijt
R/. Olie van lijnsaet 4 oncen - geel was, spiegel herst een once - sneijt het onder malkanderen.
Item neemt vergulsel dat de gouwe leirmaeckers besighen - en dat leggen op de verbrantheijt. Item neemt geblusten kalck - ziedet dien in water een uur of twee - dan wascht ander warm water – en daernaer in kout water - het water afgietende dat het in gesoden is - en voorts gevende versch water — en dan gedrooght - neemt dan 4 oncen olie van olijven, een once , wit wasch - mengelt daer onder een half once van dien kalck - half kout sijnde.
- - - -
Om sweiringe te versachten en te doen rijpen
R/. Een doijer van een eij, raepsmout en terwe bloem onder een gemengelt.
-- - -
Om quaede beenen te genesen
Neemt ouden lijm - stampt dien kleijn - en leght hem op het zeer - neemt dan eenen sachten witten lijnen doeck — maeckt dien nat in goeden rijnschen wijnazijn - en leght hem op t'gat daer den lijm in is – dit sal men des somers drijmael doen en swinters tweemael – ende alle reijsen als men verbint salmen het gat schoon wasschen met warm water daer roode koolblaederen in gesoden sijn die men sal zieden in stroomwater.
Item de blaederen - daer de swarte braembesien op wassen - gestooten en daarop geleijt heelen seer.
- - - -
Om breucken te genesen
R/. Voor eenen stuijver baijen olie - voor een stuijver balsem olie - een stuijver peterolie - een stuijver terpetijnolie - en soo veel eijer olie als deese voorschreven olien - roert alle deese olien wel onder malcander en frievt daer alle daegen de breucken mede - leght op de breucken eenen dicken doeck - wel stijf gebonden - en bewaert de olien in een dicht glas.
- - - -
Voor de pocken
R/. Acoleij saet - gestooten met een cleijn droncxken biers – dat treckt de pocken van t'hertt - en drijft de maeseren.
- - - -
Voor heete ooghen
R/. Rijnsschen wijn en soo veel rosenwater - doet dit in een glas – en doet daer wat groene versche en groene venckel bij - en wast met het sap de ooghen dickmaels.
- - -- -
Voor iemand die door vallen binnen of buijten gequetst is
R/. Smorgens en savonts een lepelken vol paradus olie met warm bier — en neemt hem oock -f sonder bier.
- - - -
Voor de roose
Als iemant de roose gevoelt, salmen nemen een van de beste muscaeten - en doen die in heete asschen braeden - omwonden met nat werck of grauw pampier - als het werck droogh wort - soo heeft de muscaet genoeg gebraeden - dan moet men die stooten - en neemen soo veel quantiteijt venckel zaet - dit stoot vans gelijcke cleijn - mengelt het wel saemen - neemt deez in met warm bier - en gaet daermede te bedde.
- - - -
Voor den steen
Neemt pimpernel - leght dien negen daeghen in rooden wijn - drooght hem daernaer in de son - stoot en sift hem - menght hem dan met boomolie - en drinckt hem met wijn nuchteren.
- - - -
Voor quaede ooghen
R/. Olie van roosen, een doijer van een versch eij --en melck van een vrouw die een soon suijght - doet dat saemen - en maeckt daervan een plaester met catoen - en leght die op d'oogen.
- - - -
Voor de cortse
R/. Een hantvol smalle savie - stoot dien - en mengelt hem met wijn azijn.
- - - -
Om uijt het afgetrocken bloet de complexie te kennen
Ist bloet dick, soo is den mensch kranck omtrent de borst - ist' blauw ontrent de milt – ist’ geelverwich ontrent de lever – ist’ hart en swert t' is een teken des doots - ist‘ root met eenen swerten circel soo is het hooft cranck - ist‘ root, hert en geronnen soo ist’ beroertheijt - ist' swert met veel waters soo ist' de kortse - ist' water onder en boven, en rontom het bloet, een teken van watersucht – ist’ bloet fijn, root en weijnich water boven soo ist’ gesont. Alle aderen der armen en knien sal men voor den eeten openen - alle aderen des hoofs, der handen, beenen en voeten naer den eeten.
- - - -

NAERVOLGENDE UIJT HET BOECKXKEN VAN ALEXIUS PIEMONTOIS

Om witte tanden te hebben
Neemt limoensap en wast daermede u tanden - noch beter is het water - gedistilleert met Limoenen.
- - - -
Om sproeten te verdrijven
Neemt 15 verse eijers – leghtse geheel in stercken azijn - daernaer neemt se weer uijt - en breecktse in den selven azijn - doende, daerbij een once mostaert - dan distilleert dit - en wascht met het water des avonts u aensicht – en s’anderendaeghs s’morgens in t’water dare maluwe in gesoden heeft.
- - - -
Om stinckenden aesem te verdrijven
Neemt kervel, mijrrhe en wilden galigan - van elcx evenveel – stootse tot pulver - dan neemt spiegelharst - incorporeert dit met het pulver - ende maeckter –pillekens af – die met wijn moeten ingenomen worden.
- - - -
Om het haijr niet te doen groeien
Strijckt de plaets met conijns bloet of wascht deselve dagelijcx met water daer boonen in gesoden sijn.
Item neemt schorren der groenen boonen - maeckter een plaester af - en leghtse op.
- - - -
Om hoenders in den winter eijers te doen legghen
Neemt de sopkens van de netels als sij beginnen saet te draeghen - drooghtse en geeft de hinnen daer af wat t’eeten met semelen en kemp saet - ende sij sullen daegelijcx leggen.
- - - -
Om alle manieren van plecken uijt te doen
Neemt eenen louw - ziedet hem soo lanck dat hij dissolvere in enckel water - en was daer dickwils mede u gepleckt laken - dan neemt semelen - en ziedet die oock int' selve water - en herwascht daermede u laecken.
- - - - 

/Blz.9/ Om de stonden te stoppen
Neemt een padde - bint die met een smal lint - en hanghtse om den hals - sij sal haest genesen.
- - - -
Om roosen t'heel iaer vers te houden
Neemt roosen als zij half open sijn - maer sneijtse s'avonts van den rooselaer - laetse den heelen nacht liggen in de locht - s'morgens doetse in eenen gelooden pot - stopt hem wel toe - ende overdeckt hem met droogh sante.
- - - -
Om wondere droomen te doen droomen
Neemt bloet van een hoppe - wrijft daer mede in t'slagh van t'hooft aen beijde zijden – en gaet slaepen.
-- - -
Om vleesch te bewaeren in den somer
Laet het vleesch zieden - maer niet te seer — neemt het van de viere - en douwter het water wel uijt - en leght het een ure tijts te droogen uijt de son op een plaats daer de wint mach comen - dan neemt eenen aerden pot met seer stercken witten azijn - ende geneverbesien cleijn gestooten en zout - en stroijet op t’ vleesch, legghet daernaer in den azij - en set den pot in den kelder - en keert het vleesch alle daegen eens om - asst'gij t'wilt eeten - kont het noch laeten zieden soo t'niet genoeg en hadde.
- - - -

Om sachte en witte handen te hebben
Neemt wel gesuijverde zeep en wijngaerts asschen - mengelt die wel en wascht daer mede uw handen.
- - - -
Om wijn goeden geur te doen hebben
Neemt een orangie appel of citroen die niet seer groot en is - en steckt hem bijkans vol cruijtnagels - en hanght hem soo int‘ vat sonder den wijn te raecken.
- - - - 


Om haijr te doen groeijen
Neemt olie van wijnsteen en maeckt die heet - dan vrijfter u hooft of andere plaetsen mede.
- - - -
Om olieplecken uijt het laecken te doen
Neemt olie van wijnsteen --leghtse op de pleck en strijcktse terstont af - dan wastse seer wel met lau water - en drie of vier reijsen met cout ater - t'sal claer sijn.
- - - -
Om bloet te stelpen in den neus
Neemt groote eijeren en drooghtse op een tiechel, op t'vier - dan stootse wel cleijn - en doet van de pulver in den neuse.
- - - -
Om te maken dat jonge kinderen geen tantpijn en hebben
Sneijt eenen ouden haen den kam af - ende neemt van't bloet datter uijtloopt - vrijft daer mee t’tantvleesch.
- - - -
Om de tanden vast te maken
Neemt wieroock, masticq ,ende granaetappelschorssen - van elcx even veel - stoot die t‘saemen wel cleijn - ende als gij slaepen gaet soo wast u tandem met een luttel goeden wijn - dan neemt van dit pulver - en legget op de tanden die los staen.
- - - -
Voor het speen
Neemt een schiltpadde - doetse in eene pot wel toegestopt – en stelt het op ’tvier - laet hem daer so lanck staen totdat de schiltpadde al verbrant is - dan neemt den pot van de vier - neemt de schiltpadde daeruijt – en stootse wel cleijn - dan wast de spene wel met witten heeten wijn - eijndelijck leghter op t'voorseijde pulver - probatum.
-- - -
/Blz.10/ Tegen den loop
Neemt panickoren – gestoten – ende gevet den patient met rooden wijn te drincken.
- - - -
Tegen hertheijt der borsten
Neemt terwe semelen – en zietse met ruijte sap – en leght dat op de borsten.
- - - -
Om de vrouwen t'melck te doen groijen
Neemt vinckelsaet - ziedat in gerste water – en geeft daeraf te drincken.
Item is goet t’sop daer ciceren in gesoden hebben.
- - - -
Om te weten of den wijn gewaterd is
Neemt rouw peiren – scheltse wel - en snijtse overmits – of neemt moerbesien en werptse in den wijn - ist datse boven op den wijn swemmen, soo is hij suijver - sinckense, soo is hij waterachtich.
- - - -
Preservatief tegen de pest
Eet voor den eeten een noot of twee, twee drooge vijgen met wat blaeders van wijnruijt – ende een grein souts.
- - - -
Om tantvleesch te doen ontswillen en tanden vast te maecken
Neemt sen luttel mijrrhe - solveert die in wijn en olie - en wascht daermede uwen mondt.
Tegen het sweiren der tanden – neemt hijsop - ziedtse in wijnazijn - en wascht met den warmen azijn uwen mont.
- - - -
Om peirden te genesen die dempch sijn
Neemt wolle cruijt - stoot het wel cleijn - en gevet de peirden met water te drincken.
Item gentiaen.
- - - -
Tegen de wormen van de jonge kinderen
Neemt drooge luoinen - maeckter meel af – ende menghet met honick – ende legghet op t'putteken van de maeghe der kinderen.
- - - -
Vuijtmuntende recept om de stonden der vrouwen te vervoorderen
R/. Bijvoet, elsem, lavendel (die oeck dienstelijck ondertusschen met gekoockte roomen gedroncken wort). averruijt; wijnruijt, maeter (deesen is goet onder in de schoenen geleijt) en sevenboom - elck van een taemelijcke quantiteijt - en doet deese cruijden te samen op eenen pot franssen brandewijn – neemt daervan eenroomerken s’avonts en s'morgens.

o
o o
AANTEKENINGEN BIJ DE "LEENDER" VOLKSRECEPTEN.
De volkstraditie beschikte in de middeleeuwen en ook nog daarna over ontelbare "kwazalversmiddeltjes", waarvan sommige nog afstammen van voorvaderlijke toverkunst. De meeste huishoudens hadden dan ook op het keukenrekje potjes staan met wijnen, sappen, zalfjes die met menie waren gekleurd, etc. En in tal van die huismiddeltjes werd ook gebruik gemaakt van koeienurine en koeienmest. Het volksgeloof stond juist in die tijd recht tegenover de wetenschap en de kritische uitoefening van de geneeskunde, waarbij Nederland al in de 17e eeuw aan de spits stond.
Men had naast de artsen de chirurgijns, die volgens oude traditie tevens barbier waren en verwondingen behandelden, maar voor het einde van de 17e eeuw hadden de meeste heelmeesters scheerkwast en schaar al opzij gelegd. En dan waren er nog de kwakzalvers, die vele huismiddeltjes hebben geïntroduceerd; op de meeste dorpen vond men wel een wonderdokter, een gezondbidster en een belezer. Niet zo lang geleden en zelfs nu nog hier en daar.
Het geloof in de geneeskracht van kruiden zat al van ouds diep in het volksgeloof .
Nog verschillende namen laten het verband tussen planten en "geneeskunde" zien; zoals Ogentroost, Longkruid, Koortsklaver. In vrijwel alle planten en gewassen zag men goede eigenschappen. De huismiddeltjes hebben het intussen glansrijk verloren van nieuwe vindingen, zoals penicilline, prontosyl, insuline et.
Vroeger ontdekte men louter door toeval, dat bepaalde stoffen als medicijn gebruikt konden worden. Sinds de ontwikkeling van de farmacologie kan men echter van tevoren de uitwerking beproeven, maar de huismiddeltjes, die overgingen van vader op zoon, of misschien meer nog van moeder op dochter, bleven bestaan. Ook en dikwijls heel hecht het bijgeloof in deze. Enkele sterke voorbeelden van dit laatste zijn het opzeggen van een bezweringsrijmpje om van de koorts af te komen en het afbinden van de koorts door een kousenband om een eikenboom te binden, het vermengen van eigen bloed met het sap van de boom, het binden van linten aan het hek van een kapel om de koorts te laten "overstappen", een kikvors in de hand houden tot het diertje dood is, of met een zakje ' knoflook op de borst lopen tegen kinkhoest, het gebruiken van drek van paarden, honden en koeien, ook al om van de kinkhoest af te komen. Keelpijn werd dan "genezen" door een doek met levende wormen om de keel te leggen. En zo ging men maar door. Men moet echter een groot onderscheid maken tussen de eenvoudige en kwaadaardige middeltjes en de bijgelovige. De heelmeesters en chirurgijnen, die zelf medicijnen maakten, moesten zich vroeger nog beperken tot planten, kruiden, dierlijke organen en mineralen. Sinds de opkomst van de chemische industrie is echter een belangrijke plaats ingenomen door de synthetische bereide stoffen.
Een vaste lijn in de geneesmiddelen kwam er voor ons land in de Franse tijd, toen "de Bataafsche Apotheek" werd vastgesteld als de lijst van de juiste geneesmiddelen, in 1826 gevolgd door de "Nederlandsche Apotheek. Het werd toen tevens een wet "naar welke alle artsenijmengers in geheel Nederland (en België) zich bij de bereiding der geneesmiddelen moeten gedragen”.
Uit de "overlevering" en uit de wetenschap is ons een onnoemelijk aantal geneesmiddelen overgebleven. En er komen er nog steeds bij. Dat blijkt alleen al uit het feit, dat er per jaar ongeveer, 3000 nieuwe medicamenten worden geïntroduceerd, al , staat daar wel weer tegenover dat een groot aantal oude, maar ook nieuwe middelen weer verdwijnt.
De huismiddeltjes zijn, ondanks de vooruitgang op dit gebied, zeer lang in tel gebleven. Sinds enige tijd is daarin echter verandering gekomen en dat is te danken aan de invoering van een verplichte ziekenfondsverzekering. In Nederland kwam daarvoor voor het eerst een wettelijke regeling in 1941.
Er worden nu niet veel huismiddeltjes meer gebruikt omdat zoveel mensen in een ziekenfonds zijn, waardoor zij naast de geneeskundige behandeling ook gratis medicamenten krijgen.
Toch zijn er nog wel enkele gebruiken, vooral op het platteland, overgebleven.

Blz.1 pastoorsboek

Vergif. AI gauw kwam men op de idee om alle mogelijke vergiftigingen door braking te
verwijderen. In een jonger receptenboek met huismiddeltjes (eind 19e eeuw), stond al het
volgende advies: “Men kittele de slokdarm door middel van de vlag eener veer of geve om
de 10 min. een eetlepel braakwijnsteen in, dan eiwit, melk, olie in groote hoeveelheid".
De geneeswijze komt nu neer op verwijdering van het gif uit de maag en darm door
maagspoeling en laxeren of door het gif in niet giftige stof te vranderen.
Pest.
De pest of de zwarte dood heeft miljoenen slachtoffers geëist. In de 17e eeuw verstond
men, evenals in de middeleeuwen, onder het begrip “pest" verschillende besmettelijke en
zeer dodelijke ziekten. Men had een blind geloof in de voorzienigheid, maar toch werden er
onder de chirurgijnen en artsen bij epidemieën "pestdokters” geworven, die speciale
kleding kregen. De behandeling beperkte zich tot hygiënische maatregelen, tot toezicht en
tot het weghalen van de lijken. Het is dan ook niet zo, te verwonderen, dat men naar
middeltjes zocht die echter geen oplossing brachten. Zij werd uiteindelijk bedwongen door
zindelijkheid op lichaam en woning, door sanitaire voorzieningen, rattenbestrijding en niet
te vergeten vaccins. Door het volk werden z.g. “pestheiligen" aangeroepen in processies,
die voorafgegaan werden door kinderen met vlaggetjes in de hand en die "pestmannekens"
werden genoemd.
Flerecijn. - pootje - jicht in de voeten.
Jicht werd, evenals scheurbuik, vroeger gezien als een typisch Nederlandse ziekte.
Het bijgelovig gebruik van levend begraven dieren en vekalien werd in de vorige eeuw
vervangen door een voorgeschreven dieet en medicamenten, waarop de geneeswijze thans
nog neerkomt. Van de huismiddeltjes, die niet zo "gruwelijk" zijn, worden in oude
"recepten" genoemd: kalmoesthee, alsem, bitterklaver, afkooksels an wortels van de wilde
zuring; thee van berkenbladeren en niet te vergeten gewoon grof keukenzout in zakken;
die verwarmd op de zieke delen gelegd moesten worden. Maar "medisch" schreef men een
dieet voor van plantaardig voedsel, veel water en veel in de open lucht en beweging, en
geen ruim gebruik van vette spijzen.
Stinkende adem.
Ook een gewild middeltje was een afkooksel van saliebladeren, waterkers, muurpeper,
lepelkruid een weinig borax en mirretinctuur.
Keelpijn.
Bij keelontsteking met slikbezwaren kwam men tot voor kort nog tot het zogenaamde
"huiglichten". Met de steel van de lepel werd de verdikte huig naar boven geduwd. (Huig is
het midden van het achterste deel van het zachte verhemelte). Als "beste middel" gold ook
sterke saliethee met honing en azijn of gesmolten rundsvet of reusel. Daarmee moest men
een stuk flanel of een wollen kous insmeren om die om de hals te binden.
Blz. 2 pastoorsboek.
Hoofdpijn.
Hiertegen had men ook een middeltje door de haren met olijfolie een beetje vet te houden
en dan met een borstel te behandelen, of gekookt hennipzaad. Er zijn nu verschillende
farmaceutische middelen.
Bloedingen.
Dat men bij slagaderlijke bloedingen over moest gaan tot het gebruik van compressen werd
al gauw duidelijk. Voor kleinere waren echter voldoende "huismiddeltjes, zoals spiegel”- of
vioolhars met wijngeest nat gemaakt, gom, stijfsel etc. Nooit oude spinnewebben, werd in
een oud volksreceptenboekje geschreven. Kennelijk was dat ook een geliefd middel. Het
"bezweren" van een bloeding - ook erg in trek - werd veroordeeld als een bijgelovige
handeling. Nog onlangs legde men ook bij een bloeding van spataderen een zilveren gulden
op de wond en daar verband over, wat natuurlijk niet zonder infectiegevaar kon blijven.
Pokken.
Warm houden, geen veren bed en warmen vlier of lindenthee, was een huismiddeltje.
Pokken is nog een ernstige infectieziekte, waarbij men zich medisch moet beperken tot een
symptomatische behandeling; Sinds 1898 heeft de koepokvaccinatie hierin een enorme
verbetering gebracht.
Mazelen.
Ook daarvoor had men hetzelfde middeltjes als tegen pokken. Het is nog een besmettelijke
kinderziekte, waarvan de complicaties gevaarlijk kunnen zijn, maar die door tijdige
medische hulp voorkomen kunnen worden. Men neemt nog steeds zijn toevlucht tot
isolatie, terwijl nu ook injecties ter beschikking staan.
Blz.3 pastoorsboek
Grauwagie - jeuk.
Hiervoor had men ook een zalf van kwikzilver en gesmolten varkensvet door elkaar, met
lavendelolie en fijn gemaakte nieswortel.
Hoest.
Hiervoor moest men slijmerige dranken nemen van - zoals een oud volksmiddeltje was -
moutsuiker, melk met siltserwater of sap van citroenen met glycerine. De hoestdrankjes uit
de apotheek hebben deze middeltjes wel vervangen.
Brandwonden.
Nog niet zo lang geleden - en misschien nog wel - werd arm of been in een emmer met
karnemelk gehouden of verbond men de brandwond met zogenaamde "brandolie" (kalk
met olie gemengd). De fles, waarin dit werd bewaard deed jarenlang dienst, zodat de
brandwond altijd werd geïnfecteerd (zweren). Maar nog verder ging men door koemest op
de wond te leggen.
Zweren.
Hiervoor nam men zijn toevlucht tot vochtige warme pap. De medische behandeling richt
zich echter naar de plaats en de oorzaak van de zweer. Tot voor kort was ook het verbinden
met lelieblad een huismiddeltje.
Blz.4 pastoorsboek
Oogontsteking.
Een geliefd middel was tot voor kort nog een doekje met geweekte beschuit op het oog.
Oogwater maakte men, volgens een volksrecept alsvolgt: Als korenbloemen bloeien plukt
men ze; de bloempjes afsnijden, rivierwater erop gieten en drie dagen laten trekken. Met
dat water de ogen wassen. Voor ontstekingen kon dit natuurlijk funest zijn¢.
Blz. 5 pastoorsboek
Losheid der tanden.
Nog een oud middeltje. Men koke een handvol groene of lepel gedroogde
braambeziebladeren met een halve liter water, een stukje aluin daarin en met het aftreksel
de mond spoelen en daarna kamillethee of water met wijnazijn.
Bij kiespijn nam men tot voor kort zijn toevlucht tot kruidnagel, die in de holte geduwd
werd; daarna moest men bijten. Een bijgelovig gebruik gold voor babies die tandjes kregen.
Men deed de baby een touwtje om de hals, waaraan afgesneden mollepootjes
vastgebonden waren.
Heesheid.
Een volksreceptje was enige lepels warme stroop of 3-4 glazen Emser of
Obersalzbrunnerwater met warme melk of gorgelen met een aluinoplossing met tot schuim
geklopt eiwit.
Sproeten.
Om die kwijt te raken waste men het gezicht ook wel met karnemelk. Nog voor kort zeer
gebruikelijk.
Blz.6 pastoorsboek
Buikpijn.
Wat zei men voeger? Een Iepel goede slaolie met een halve lepel brandewijn en geraspte
nootmuscaat en gebruik dit middel in 3 keren.
Blz. 6 en 7 pastoorsboek
Roos.
Hoofd inwrijven met zalf uit 2 eierdooiers en sap van citroen, 3 tot 5 maal elken dag. Of:
wassen met zeepspiritus en lauw water. De zalf werd gemaakt van zwavelmelk, lanolin en
beuzoevet, of honing in putwater en dat mengen met oranjebloemen en kamelbloesem.

Blz.9 pastoorsboek
Neusbloeding.
Zeer bekend is ook een grote ijzeren sleutel in de nek houden.

Misschien is het in dit verband wel interessant om neg enkele andere huismiddeltjes op te
tekenen, die nog tot voor kort werkelijk in gebruik waren.
Verstuiking.
Men gebruike hiervoor verband met water, waarin azijn werd gedaan.
En natuurlijk het “overlezen” Sommige mensen - nu nog - beweren de gave te bezitten
door de hand of voet te kunnen overlezen de pijn te doen verdwijnen.
Wintervoeten.
Met beide benen in een bak, waarin verse ontlasting van een paard werd gedaan.
Ischias. (zenuwontsteking gewoonlijk door kouvatten).
Men deed dan een kastanje in de broekzak aan die kant, waar de pijn was.
Wratten.
1) een touwtje waarin evenveel knopen gelegd zijn als er wratten zijn. Dit wordt dan in een
sloot geworpen. Is dit vergaan of verrot dan zijn de wratten weg, aldus het bijgeloof.
2) de wratten inwrijven met de binnenkant van een grote bonenschil.
3) met de hand met wratten een lijk aanraken .
Bronnen:
Dagelijks leven in de Gouden Eeuw, I - XIV (prof. P. Zumthor).
Dreck Apotheke, 17e eeuw
De Bataafsche Apotheek, 1803.
Nederlandsche Apotheek, 1826.
Folkloristisch woordenboek, (K. ter Laaan 1949 .
Volksgeneeskunde, 1909, (M.A. van Andel)
Wondermiddelen, 1928, (M.A.van Andel).
Volk. Apotheek of artzenywinkel voor bange kinderen, 1815
Natuur als Wonderdokter, (overdruk z.j.)
Receptenschat, z.j. (eind 19e eeuw).
Ervaringen uit eigen praktijk.

Lijst van moeilijke en minder moeilijke woorden.
acoleijsaet = zaad van gewone akelei
aderen openen = aderlaten
aerden = van aarde, klei of leem
agrimanie = leverkruid
alsem = artemisia absynthium
Alexius Piemontensis =
aqua vitae = brandewijn
averruijt = veldalsem; citroenkruid en bijvoet
ayuyn = ajuin
- - - -
balsemolie = olie van een welriekend kruid
basilicom = koningskruid
bayenolie = olie uit bessen bereid
bedezar = een rode wijnsoort
bekelaer = beuk
berberen = gewone barberisse
bergensmeer = vet of smeer van een gesneden varken
betonie = inlandse plant
bevernel = bevenel (windafdrijvend middel)
bewenden = wikkelen in
bilsencruijt = zwart bilsenkruid
bilsenolie = olie getrokken uit zwart bilsenkruld
boomnoot = olijfolie
boomnotenolie = olijfolie
boomolie = olijfolie
botermelck = karnemelk
breede weghbree = grote wegbree
bremblaederen = bladeren van de gewone akkerbrem
byvoet = averruijt
- - - -
calissehout = zoethout
calmus = kalmoes
camilbloemen = gedroogde bloemen van de gewone kamille
camilolie = olie uit kamille bereid
carcocula = karwei
celidonie = gouwe of gemeen schelkruid
cerruysboter = cruysboter
ceruijs = loodwit
ciceren = erwten
colijck = koliek
comijn = komijn
conserf = met suiker toebereide saprijke planten
consumeren = gebruiken, nuttigen
coperroot = vitriool
coupissen = koudepis
crauwagie = jeuk
cruijsboter = eerste grasboter
cruijt = poeder
cruijtnagels = kruidnagelen
- - - -
daeye = dadel(boom)
deel = kleinst denkbare hoeveelheid
diafonicum = diaphoenicum
diptam = essenkruid
domp = damp
dragma = drachme (apothekersgewicht, ¼ lood = 3,506 gr. verdeeld in 3 druppels of 6 greinen) driakel = theriakel
duit = munt (1/8 stuiver)
- - - -
elsem = alsem
endiviewater = water waarin andijvie gekookt is
eijsuijpen = geklopt ei
- - - -
fenijn = venijn of vergift
fransen brandewijn = cognac
flerecijn = podagra of pootje
flierblaederen = bladeren van de vlier
flierbloemen = bloemen van de vlier
frieut = wrijft
- - - -
galnoten = door galwespen veroorzaakte uitwas aan eikebladeren
gauw = gouwe
gebrekelijck = ziek of gebrekkig
gedistilleerde waters van blommen = sterke dranken
geloden = met lood omgeven of afgesloten
gember = wit of zwart
geneverbesien = jeneverbessen
gentiam = duizendguldenkruid
gequetst = bezeerd
geslaegen goud = bladgoud
gest = gist of zuurdeeg
gouwe leirmaeckers = goudleerbewerkers
granaatappelschorssen = schors van dito boom
graveel = steengruis in nier en blaas
greyn = grein (1/20 scrupel)
- - - -
haemelen sop = soepel van hamelvlees
harst de Borgoijn = pek
hayrwormen = soort schurft
heef(t) deegh = zuurdeeg
heelen = genezen
heijdenswondecruijt = heidenworm of heidenswonderkruid
honick van roose = honing van rozen
hoofmunt = wilde munt ?
hop(pe) = grote kuifvogel
hyssop = tegen slijmerige borstziekten
- - - -
incorporeert = verenigd met
- - - -
kaeyen_= kaaien
kandy = gekristalisseerde suiker
karweij = komijn ?
kempsaet = witteklaverzaad
kerknen = pitten
kervel = bekende plant (cacrifolium)
klaeren = laten helder worden
- - - -
laurierbladeren = bladeren van de gewone laurier
laurlierolie = olie uit de gewone lauriervruchten
lavendel = aangenaam geurende plant
leliewortelen = van de witte lelie
limoensap = sap van kleine citroen
lood = gewicht
louw - zeelt (vis)
Lumbricos = 4de naamval meervoud van pieren; (lumbricus - os)
lupinen = of wolfsboom
lysesmout = lijnzaadolie
- - - -
maeseren = mazelen
maluwe of malve = kaasjeskruid
masticq = mastiek
mater (maeter of maertel) = moederkruid of breedbladige vuurwortel
moerbesieboom = moerbeiboom
moerbezien = moerbei of bosbes of zwarte aalbes
mostaert = mosterd
muscata = muskaatnoten
myrrhe ; mirre
- - - -
neusdoeck = zakdoek
nootemuscaet = muskaatnoot
- - - -
olie van boomnoten = boomolie, olijfolie
olie van camil = getrokken uit de bladeren van de camiIle
olie van rozen = olie uit de bladeren van de 100-bladige roos en enige andere Perzische soorten olijfblaederen = bladeren van de olijf(boom)
olijfolie = olie uit de vruchten van de olijf(boom)
once = gewicht (1/12 medicinale pond of 9 drachmen of 540 greinen)
ongeseghe = niet door een zeef gehaalde melk
ongespinde = nog niet door slingeren gezuiverde honing
ongezouten boter =zoete boter
onrijpe wijn = verjuus
ons = vroeger 1/12 pond; nu 1/10 kilo
ontswillen = dun of normaal worden
oogentroost = gewoon ogentroost
oogentroostwater = getrokken van ogentroostbladeren
oort = munt (1/4 van een stuiver of twee duiten
oranieappel = sinaasappel
- - - -
padde = pad
pampier = papier
panickoren = edelgras
paradusolie = olie uit het hout of de vrucht van de paradijsboom
peterolie = petroleum
pier = aardworm (lumbricus)
pimpelwater = pimpernelwater
pimpernelwortel = wortel van de beve(r)nel(le)
pint = inhoudsmaat (vroeger 6 delen, nu 5 delen)
plaester = pleister _
poleij = poleij (munt)
popeliersalve = uit de bladknoppen van de grauwe populier bereid
preservatif = voorbehoedend
probatum (est) = onfeilbaar bevonden
putteken = kuiltje
pulverizeren = fijn stampen (in een vijzel)
- - - -
quee = kweeperen
quicksilver = kwikzilver
quicksterten = kwikstaarten
raepsaet = raapzaad
raepsmout = raapolie
reijs = keer of maal
romer = groot wijnglas
rooden loop = dissenterie of bloeddiarrhee
rooseleer = rozenstruik
roosenmyrtensaet = heester, waaruit welriekende oliën worden bereid
rosemarijn = rosmarijn (altijd groene heester)
rosewater = ruikwater
ruijt = wijnruit
ruijtesap = getrokken van de bladeren van de wijnruijt
- - - -
salieblaederen = savia (salvia)
sallia = salie
sandel = sandelboom
sante = zand
sapientia = voorzichtigheid; met verstand
savieblaederen = saliebladeren
saviewater = aftreksel van saliebladeren
scabiosa water = aftreksel van het schurftkruid
scherfken = stenen of aarden pot of pan
schurpel = scrupel
scrupel = medicinaal gewicht (1/2 drachme of 1.40625 gr. of 20 greinen)
semelen = zemelen
sevenboom = zevenboom
smalle savie = gewone salie
soffraen = saffraan
solpher = zwavel
solveeren = oplossen
sopkens =
speen = aambeien
spickolie = spike of lavendelolie
spiegelharst = spiegelhars
steen = gruis in blaas of nieren
stekende palmsaet = zaad van huls of steekpalm
stofmeel = stuifmeel
stooten = fijn stampen (in vijzel)
stroomwater = stromend water i.t.m. stiLstaand water
stroop = siroop
strijcken = bestrijken of insmeren
sweiringe = zweer
syroop = stroop of siroop
- - - -
termetijnolie = olie van terpetijn
terwebloem = tarwebloem
theriakel = een zeer samengesteld geneesmiddel tegen vergiftige beet
thymis = tijm
tormentilwater = water van zevenblad of meerwortel etc.
tormentilwortel = wortel van zevenbIad of meerwortel, etc.
triakel = theriakel
tuticia = zinkkalk of overgalmei
- - - -
ulcerasien = verzwering of lopende wonde
- - - -
veneetschen = venetiaans
venckel = venkel
venckelwater = bereid uit poeder van de venkelvrucht of vermengd met venkelolie
venijn = vergift
verbena = eizen of ijzerkruid
verjuus = sap van onrijpe druiven
verquijlinge = kwijlen
versche = opnieuw bevochtigd
vervoorden = bevorderen
vier(e) = vuur
vierendeel = 1/4 van
vinckelsaet = zaad van venckel
vingerhoed = inhoudsmaat (1cl)
vitse = wikke
vlierblaederen = bladeren van de vlierboom of struik
vrijft = wrijft
- - - -
weegbree = grote weegbree
weghbreewater = aftreksel van grote weegbreebladeren
wikke = bonnen
wilde galigaan = wilde galigaan
winterroos = stokroos (st. Katrienebloem)
witte boter = stalboter
witte was = gebleekte was
wollecruijt = smeerwortel
wrek = werk
wijnazijn = azijn uit wijn bereid
wijn ruit = ook vaak gewoon ruit genoemd
wijnsteenolie = brandbare olie uit wijnsteen verkregen
- - - -
ysop = hyssop
- - - -
zeer = uitslag
zieden = koken

Ga terug