SINT-JAN HEEZE De geschiedenis van een jonge parochie (Deel II)

Heemkronijk jaar:1983, jaargang:22, nummer:3, blz.85- 89

SINT-JAN HEEZE,   DE  GESCHIEDENIS  VAN  EEN  JONGE  PAROCHIE (Deel II)

door: Mr. G.A. Engels

DE GESCHIEDENIS VAN EEN JONGE PAROCHIE
OP ZOEK NAAR EEN ONDERDAK

Bouwpastoor Versteegde zat niet stil. Het aannemersbloed stroomde krachtig door zijn aderen, er moest immers zo spoedig mogelijk kerkruimte gecreëerd worden voor de jonge parochie. Al voordat de nieuwe parochie formeel was opgericht, waren door hem verscheidene personen en instanties benaderd en was in goed overleg met en door spontane medewerking van het gemeentebestuur in Heeze de kiem gelegd voor een doeltreffend en weldoordacht plan. Volgens dit plan kon op korte termijn in de behoefte aan een tijdelijke accommodatie voor het parochieel-liturgisch gebeuren worden voorzien, namelijk door het bouwen van een noodkerk. Dit gebouw zou dan later, men dacht aan een periode van vijf jaar, ten behoeve van een aan het begin van de Dirk Heziuslaan te stichten school, tot gymzaal kunnen worden omgebouwd.

Deze gedachte, nagenoeg geheel uitgewerkt in de "prenatale fase" van de parochie, kreeg de instemming van het nieuwe kerkbestuur en kon drie weken na de oprichting van de parochie, te weten op 16 november 1964, vergezeld van een uitgewerkt "plan en opzet van een noodkerk", ter goedkeuring aan het bisdom worden voorgelegd. De stichtingskosten waren door architect Th. Rooijakkers uit Eindhoven begroot op: 

                                Gebouw              f 193.406,--

                                Inventaris            f   25.980,--

                                Onvoorzien          f   10.000,--

                                Totaal                   f 229.386,--

Daar het een tijdelijke huisvesting betrof, en mede met het oog op de toekomstige bestemming, werd met het gemeentebestuur een recht van opstal overeengekomen. Voorts werd met de gemeente geregeld dat deze te zijner tijd het gebouw zou overnemen voor een prijs gelijk aan de stichtingskosten onder aftrek van een jaarlijkse afschrijving van twee procent.
Wat de financiering van het ideale plan betreft (de jonge parochie had nog geen eigen middelen) werd een beroep gedaan op het bisdom om in aanmerking te komen voor een eenmalige bijdrage. Vervolgens was de hoop gevestigd op een bijdrage ("dos") van de "moederkerk St.-Martinus". Als sluitstuk werd de kerkelijke goedkeuring gevraagd voor het sluiten van een geldlening. Bij schrijven van 11 januari 1965 berichtte Mgr. Bekkers:

-    dat een bijdrage van het bisdom was toegekend ten bedrage van f 150.000,--;

-    dat met het bestuur van de Martinusparochie overlegd zou
     worden om een dos te regelen (hetgeen enige tijd later resulteerde in een toekenning van f 25.000,--);

-    dat (mits het fiat van Rome verkregen zou worden) op de
     goedkeuring voor het aangaan van een geldlening van f100.000,-- kon worden  gerekend.

Alhoewel de door de burgerlijke overheid te verlenen bouwvergunning nog op zich liet wachten, werd overgegaan tot de aanbesteding van de bouw van de noodkerk. Zes bedrijven werden in de gelegenheid gesteld in te schrijven, hetgeen op 5 maart 1965 z'n beslag kreeg. Het werk werd gegund aan de laagste inschrijver, die echter (als gevolg van het te lang uitblijven van de ministeriële bouwvergunning en een té overladen orderportefeuille) medio juni, na overleg met het kerkbestuur, ontbinding van de overeenkomst vroeg en verkreeg.

Geen nood, de bouw werd vervolgens opgedragen aan en aanvaard door Christ Derksen voor de som van f 155.960,--. Spoorslags werd met het werk begonnen. Er werd zo voortvarend gewerkt dat bouwpastoor Versteegde na vier maanden, te weten op 22 oktober 1965, het volgende schrijven aan Mgr. Bekkers richtte:

Hoogwaardige Excellentie  

De werkzaamheden aan de bouw van de Noodkerk voor de parochie H.Johannes Evangelist te Heeze zijn thans zover gevorderd, dat ik U kan mededelen, dat het in de bedoeling ligt op de eerste zondag van de Advent, 28 november a.s. met het eigen parochiële leven te beginnen . Daags daarvoor zou ik mij gaarne als pastoor doen installeren.

In verband met . . . .  enz.

Per kerende post antwoordde de bisschop instemmend met het gedane voorstel en delegeerde aan de bouwpastoor de inzegening van de noodkerk (benedictic domus nevae). Tegelijkertijd werd aan deken C. Berkelmans, pastoor van de Martinusparochie, verzocht de installatie van pastoor Versteegde op zich te nemen.

 

De plechtige inzegening van de noodkerk, gedelegeerd aan pastoor Versteegde, werd op diens verzoek verricht door deken Berkelmans, waarmee én de inzegening van de kerk én de installatie van de pastoor aan hem waren toevertrouwd. Deze dubbele plechtigheid mocht gezien worden als een historisch gebeuren voor de parochie. Door velen was er met volle inzet een groots werk verricht.Pastoor Versteegde, die inmiddels sedert augustus in de "eigen parochie" woonachtig was (Jeroen Boschlaan 26), had zijn periode "kapitein-zonder-schip" beëindigd. Met het kerkbestuur kon hij opgelucht ademhalen.

De inmiddels tot 2131 zielen (verdeeld over 489 gezinnen) uitgegroeide parochie (alom in de Engelse Tuin werd naarstig gebouwd) was daadwerkelijk haar zelfstandig bestaan begonnen.

De totale stichtingskosten van de noodkerk beliepen:

                                                Gebouw              f  199.700,--

                                                Inventaris            f    31.450,--

                                                Totaal                    f 231.150, --

Mede in aanmerking genomen de financiële inzet van de parochianen en meelevenden van elders, kon het kerkgebouw gefinancierd worden zonder het aangaan van de geldlening waarmee in eerste instantie rekening was gehouden.

VOORBEREIDING VAN DE DEFINITIEVE NIEUWBOUW.

Alhoewel de noodkerk voor een periode van vijf jaar onderdak bood voor het verzorgen van de erediensten, werd al spoedig een begin gemaakt met de voorbereiding van de definitieve nieuwbouw. Reden daartoe was o.m. dat de geldende Wet Premie Kerkenbouw een looptijd had tot 1 maart 1971. Een datum die, met het oog op een overheidspremie van 30% van de stichtingskosten (bouwterrein, kerk, toren en inventaris), niet uit het oog mocht worden verloren. Een gespreksgroep bestaande uit enkele parochianen werd gevormd om het kerkbestuur bij zijn voorbereiding en besluitvorming ten aanzien van de nieuwbouw bij te staan.
In december 1966 was al duidelijk dat de voorkeur uitging naar een gescheiden bouw van kerk en pastorie. Van de traditie dat kerk en pastorie in elkaars nabijheid behoren te zijn gesitueerd, werd duidelijk afgeweken. Om verschillende gefundeerde redenen ging men uit van de stelling dat "het wonen van de pastoor op de heilige berg" niet wenselijk is.
Mgr.J. Bluyssen, de opvolger van de inmiddels overleden Mgr. Bekkers, kon die stelling wel volgen. I

In november 1969 werd het bouwplan naar het bisdom gezonden. Exclusief de pastorie werden de kosten van de bouw begroot op f 550.000,--. Aan financieringsmiddelen (inclusief de premie kerkenbouw) was beschikbaar ± f 450.000,--, zodat er nog een verschil van ± f 100.000,-- bleef te overbruggen.

Alhoewel een eerste reactie van de zijde van het bisdom in beginsel niet afwijzend scheen te zijn, vroeg de staf van het bisdom een onderhoud aan met de kerkbesturen van de beide Heezer parochies.

In de daarop volgende bespreking (9 december) werd de visie van het bisdom t.a.v. de toekomstige zielzorgstructuur in Heeze uitvoerig en gedocumenteerd toegelicht en centraal gesteld bij het kerkebouwbeleid.

Daarbij werden de volgende argumenten betrokken:

- het afnemende priesterbestand;

- de overcapaciteit van de Martinuskerk;

- de financiële konsekwenties van de geplande nieuwbouw van de Sint-Jan kerk.

De bespreking resulteerde in het voorstel van de staf van het bisdom tot:

-  opheffing van de Sint-Janparochie;

-  hereniging van de twee Heezer parochies;

-  gebruik van de noodkerk/gymzaal als weekendkerk voor een langere termijn.

Het kerkbestuur van de Sint-Janparochie (inmiddels bestaande uit vijf leden, waaronder de schrijver van dit artikel) zwichtte -zij het met pijn in het hart- voor de diocesane aandrang. Ook het kerkbestuur van de Martinusparochie stemde ín met het voorstel. Na een succesvolle start van de opbouw van de nieuwe SintJanparochie kwam haar einde al in zicht en dreigde de nieuwe kerk, al voor zij  gebouwd was, als een kaartenhuisje ineen te vallen.

Op het kerkbestuur rustte de zware taak deze tegenslag ter kennis van de parochianen te brengen. Dat gebeurde tijdens de kerkdiensten van het daaropvolgende weekend.

Ga terug