Het behoud van het Kempische heideschaap

Heemkronijk jaar:1983, jaargang:22, nummer:2, blz.66- 69

HET BEHOUD VAN HET KEMPISCHE HEIDESCHAAP

door: W. Wormsen

Op 18 november 1965 werd door de Contactcommissie voor het beheer van de Strabrechtse en Lieropse Heide 'unaniem besloten tot het stichten van een kudde Kempische Heideschapen op de Strabrechtse Heide.'

Achttien jaar later, anno 1983, mag worden geconstateerd, dat dit besluit niet zonder vrucht is gebleven. Niet alleen loopt er op de Strabrechtse Heide een kudde van formaat rond, maar ook vindt men afstammelingen van deze dieren, waarmee andere kuddes zijn gevormd, elders in de provincie. Dat de tijden economisch minder bloeiend zijn dan in die beginjaren en de daarop volgende, is echter ook een feit.

Vandaar, dat er nu voor het eerst actie gevoerd moet worden om de 'Heezer' kudde op de been te houden. Er is echter al een sponsor gevonden, die wil (mee)betalen aan het salaris van de herder, die, geheel volgens de regels, de dagelijkse handel en wandel van de woldragers begeleidt.

Het uitgangspunt van de stichters van de Strabrechtse kudde, was het aloude landras weer aan de vergetelheid te ontrukken. Veranderende economische tijden hadden ervoor gezorgd, dat het Kempische schaap nagenoeg was verdwenen: weggefokt door kruisingen met rassen die financieel aantrekkelijker zijn. Doordat ze meer en betere wol dragen of beter in hun vlees zitten.

Nu kan het terugfokken natuurlijk een hobby zijn, waaraan de liefhebber of de specialist erg veel plezier kan beleven en op zich zal dat dan al borg staan voor een zeker resultaat. Aan een 'kijkdier' alleen heeft men echter niet zo veel, aldus werd geredeneerd door degenen die aan de wieg stonden van deze wedergeboorte.

Het praktische nut lag eigenlijk voor de hand: de begrazing van de hei waar de dieren zouden worden 'losgelaten'. Het schaap droeg ooit bij tot de instandhouding van onze vaderlandse heidevelden, doordat het die zuiverde van een aantal 'ongerechtigheden', zoals bepaalde grassoorten en de opslag van loofhout, speciaal berken. De grazende bekken kunnen ook helpen aan de vernieuwing van de heideplanten zelf.

En zo bleek het kostje voor het toekomstige Kempische heideschaap al gekocht. De ooien, rammen en hun lieftallige nakomelingschap zouden een 'werkverband' moeten aangaan met de rijksdienst Staatsbosbeheer, de beheerder van het staatsnatuurreservaat Strabrechtse Heide. De Strabrechtse kudde heeft hier, als bewijs ten overvloede, nog school mee gemaakt ook, want nog niet zo lang geleden nam Staatsbosbeheer ook voor het Leenderbos de kudde van de Belgische schaapherder Loe Gilles in dienst. Het behoeft bijna geen betoog, dat deze schapen afstammelingen zijn van de Strabrechtse kudde.

Terug naar het begin. De werkcommissie bestond uit burgemeester mr. F. van Lanschot van Geldrop, notaris J. van Alphen te Helmond die met zijn vrouw een aanzienlijk deel van de heide in bezit heeft, J. Boeren-kamp te Someren, ir. W. Thijsen te St. Michielsgestel en W. Iven uit Duizel die als secretaris optrad.

De kudde zou, als het helemaal ging als vroeger, worden samengesteld op de wijze waarop vroeger de dorpskudde werd samengesteld. Naast de vele kuddes van de boeren bestonden er dorpskuddes waarin de burgerij schapen kon inbrengen. Deze werden eigendom van de gemeenschap. De inbrengers betaalden weidegelden en verkregen het recht van deling in de winst uit de verkoop van wol en lammeren.

Met de Strabrechtse kudde werd een eigentijdse werkwijze verkozen. Dat wil zeggen: er werden donateurs gezocht die voor honderd gulden een aandeel in de kudde namen. In ruil daarvoor zouden ze een oorkonde krijgen en eens in de zoveel jaar een lamsbout ontvangen. Zo werkt het nog steeds. Waar het (nog) niet van kwam, is het plan om de kudde eens per jaar in het middelpunt van de belangstelling te plaatsen, waarvoor de Brabantse Dag een uitstekende gelegenheid zou zijn.

Toen de eerste besluiten waren genomen, ging men her en der op zoek naar Kempische heideschapen, maar dit was vruchteloos. In ons land waren geen dieren te vinden die als uitgangsmateriaal voor de kudde konden dienen. Daarentegen werden er in de Belgische Kempen wel resultaten geboekt. Een belangrijke helper daarbij was conservator J. Cuypers van de Belgische Vereniging voor Natuur- en Vogelreservaten. Deze was door zijn funktie aan het Arrondissement Turnhout in staat een enquête te verzorgen. Zo kwam de werkcommissie in het bezit van een lijst van schapenhouders (met vermelding van adressen, aantallen en ras). Uit deze lijst zijn een aantal schapenhouders bezocht.

Volgens het verslag van de secretaris van de commissie uit die dagen werden ('met enige moeite') Kempische schapen in België aangekocht tegen een gemiddelde prijs van f 75,- per stuk. Daar kwamen nog bij de kosten van inentingscertificaten en vervoer. Natuurlijk is hiervan in de officiële stukken niets terug te vinden, maar als anekdote mag worden vermeld, dat diverse schapen over de grens werden gesmokkeld om de problemen niet nog eens te vergroten door bureaucratische douaneregelingen. . ..

Zo kreeg de kudde allengs gestalte, niet in het minst door de voortref-felijke inzet van de in Heeze wonende dierenarts Jan Wille. De eerste herder was A. Adriaans, voor wie een jaarsalaris, inclusief bijkomende lasten, van ruim 14 mille werd geraamd.

Burgemeester Van Lanschot kocht voor eigen rekening en risico twee raszuivere jonge Hollandse herders, die later zouden worden opgeleid als schapehonden.

In het begin van de jaren '70 bereikte de Strabrechtse kudde een belangrijke mijlpaal toen met enige feestelijkheid de fraaie schaapskooi werd geopend. Het gebouw was onderdeel van met intieme gebouwen-complexje bij de Heezer toegang van de heide dat naar de naam De Plaatse luistert. Anekdotisch (en dus ook niet geheel bezijden de waarheid) is het verhaal, dat uitgerekend dit 'nostalgische' handvol gebouwen een van de wapens was in de strijd tegen de aanleg van de E-9 die in de zeventiger jaren woedde. Hoe dan ook, de strijd werd beslecht ten gunste van de hei, waarop de verkeersader anders een enorme aanslag zou hebben betekend.

Anno 1983 is de kudde geworden tot wat men al die jaren geleden voor ogen had, schrijft het bestuur (bestaande uit: burgemeester H. Bosman van Heeze,  J. Níjhuis, mevr. M. Bos, H. Zingstra, M. Hochstenbach en dierenarts mevr. L.de Haan- Dijker, terwijl F. van Lanschot erevoorzitter is geworden) in het jaarverslag 1982:

"Al de energie en inspanning die men hierin heeft gestoken zijn bepaald niet voor niets geweest. Zeker niet als men kan concluderen, dat de kudde die men voor ogen had, momenteel goed draait ondanks tegen-strubbelingen die zich af en toe voordoen. Men kan wel zeggen, dat de kudde die men in 1967 voor ogen had, nu compleet is. Wij hopen op handhaving van de huidige situatie voor de toekomst en zullen waar nodig is verbeteringen aanbrengen".

Ga terug