Hoe ik de bevrijding van Heeze zag (II)

Heemkronijk jaar:1984, jaargang:23, nummer:2, blz.64- 68

HOE  IK  DE  BEVRIJDING  VAN  HEEZE  ZAG II

door: kapelaan Brands

Vervolg van het ooggetuige verslag van de bevrijding van Heeze in de dagen van september 1944, zoals dat is opgetekend door kapelaan Brands en in 1964 is gepubliceerd in de "Parel van Brabant". De tekst is op sommige plaatsen ingekort wegens ruimtegebrek (Redaktie).

Bij de Vullinghs-fabrieken werd ik door mijnheer Hegener voorzien van een beter en schoner Oranje-strikje. En juist op dat moment kwamen de ondergrondse strijdkrachten boven de grond. Het waren de illegale werkers van Heeze o.a. Piet den Hertog, Harry Schonenburg, Sjef Duisters, Joh.v. Meerwijk, Ties v. Eerd, Wim v.d. Kruis, Piet v.d. Akker, A. Schonenburg, Louis Soons, W. Kuyten en Diepgrond. Van 2 van deze illegale werkers, Piet den Hartog en Harry Schonenburg, mag hier wel met bijzonder lof vermeld worden, dat zij in de jaren van Duitse terreur zoveel gepresteerd hebben ten bate van ons vaderland; zij hebben voor tientallen onderduikers geregeld bonkaarten gesmokkeld, zeer vele valse persoonsbewijzen uitgegeven voor onderduikers en politieke vluchtelingen, gesaboteerd en wapens verzameld, lichtmasten in Maarheeze met bommen in de lucht laten vliegen, treinen met munitie en tanks bij Nuenen en Deurne met behulp van tijdbommen laten derailleren, etc.  Laatstgenoemde feiten van directe aanval op Duitse verbindingswegen en spoorlijnen, welke geschied zijn op last van Nederlandse regering of opperbevel, zijn uitgevoerd door heel de groep Heeze. Deze groep heeft grote verdiensten in diverse ondernemingen; ik heb die twee genoemde personen speciaal gememoreerd, omdat zij er het langst hebben "ingezeten" en als het ware de voortrekkers en gangmakers zijn geweest.

Zoals ik zei, kwamen zij nu voor het eerst "bovengronds", traden nu openlijk als zodanig op. Zij kwamen uit de Vullinghs-fabriek, waar zij ieder een blauwe "overall" en een stalen brandweerhelm hadden gekregen. Zij droegen verder een oranjeband om de linkerarm, het door Prins Bernhard voorgeschreven uniform voor de Binnenlandse Strijdkrachten. Hun bewapening bestond uit geweren, revolvers en handgranaten; wapenen, die zij al maanden en jaren lang in het geheim hadden bewaard voor dit grote ogenblik.    

(...) En waarachtig, ja, ze waren ook gemotoriseerd!! De twee Duitse legerauto's, die daags te voren door de Engelse tanks onder vuur genomen waren en door de vluchtende moffen waren achtergelaten, bewezen nu goede dienst. Ze waren natuurlijk degelijk van oranjedoeken voorzien, voor het geval dat de Engelsen eens mochten denken, dat ze door Germanen bemand waren; want de wagens droegen nog de Duitse kenletters "W.H." (vrij vertaald: wir holen) en W.L. (vrij vert.: wir lugen). Op hun oranje armband was de naam P.A.N. geweven, de ondergrondse verzetbeweging, waartoe zij behoorden. "Pan" is een afkorting van "Partisanen Nederland", ze wilden er wellicht ook door aangeven, dat zij de Duitsers in de "pan" zouden hakken.

 Piet de Hartog was de commandant van de Pangroep Heeze; veldwachter van Es, die gedurende een jaar ongeveer was ondergedoken en nu weer was gerepatrieerd, sloot zich aanstonds aan bij de groep in de functie van ondercommandant. Ze moesten zich nu toch eens laten zien en reden met hun wagens, bestuurd door Piet van den Akker, Jan de Kievit en Broer van de Laar, een paar maal door de versierde straten. Daarbij hadden zij een beetje Duitse tactiek overgenomen, wat overigens heel strategisch was, nl. een Pan- man zat voor op het spatbord bij iedere wagen, met het geweer in de aanslag, klaar om te schieten bij een eventuele aanval uit een hinderlaag. Daar zagen we nog enkele wagens opdoemen mat de Pan-groep van Geldrop, op dezelfde manier uitgerust. Geldrop keek echter wel wat sip en jaloers naar de mooie legerwagens van de groep Heeze.

Na nog wat te hebben rondgetoerd, verdween de hoofdmacht van de Pan-soldaten naar Mierlo. Zij hebben daar met de groep Geldrop e.a. een harde strijd geleverd tegen de Duitsers, waarbij Piet de Hartog en Sjef Duisters werden gevangen genomen en gedurende 7 uur in Duitse krijgsgevangenschap vertoefden. Een onbehaaglijke situatie voor de partisanen, die door de Duitsers werden beschouwd als franc-tireurs! Zij werden echter weer bevrijd toen de Duitsers onder Engelse druk moesten terugtrekken. Ondertussen ging in Heeze het Oranjefeest in alle jolijt verder. Het was nog altijd wachten op de Engelse infanterie, die zou komen, maar niet kwam.

Om niemand te grieven of te kwetsen, heeft de redactie hier een gedeelte, handelend over het ophalen van N.S.B.-ers weggelaten. (Red. Parel van Brabant)

Plotseling een nieuw evenement een soort cowboy-avontuur, een stukje "wild-west" in Heeze. Een Duitse soldaat kwam "ganz allein" vanaf Someren gefietst, z'n geweer over het stuur. Hij peddelde rustig over Ginderover en door de J. Deckerstraat, of er geen vuiltje aan de lucht was, of de Duitsers nog heer en meester waren in Heeze. Maar zag hij dan de vlaggen niet?. . .

 

 

Was die nou gek of levensmoe?. . . De mensen van Heeze verbleekten van schrik en hadden geen tijd meer om hun vlaggen binnen te halen en hun oranjeversierselen weg te moffelen; zozeer had hun deze onverwachte verschijning verrast. Maar de mof stoorde zich aan niets of niemand en fietste rustig en bedaard verder, totdat hij bij Hotel Peeters (2) van verschillende kanten door de Pan beschoten werd. Hij schrok wakker uit zijn droom en heilige overpeinzingen over Duitsland's victorie en smeet z'n fiets en geweer tegen de grond en rende weg door de Schoolstraat, door de tuin van Dorgeloo, verder door de tuin van de Pastorie en klom toen behendig en lenig -de razende angst gaf hem vleugels- over de verbindingsgang tussen kerk en klooster. Dan holde hij verder de Nieuwe Dijk op, maar werd gegrepen bij café van de Laar (3). Buiten adem, angstig en bang!

Ook hem werd een plaats bereid bij de N.S.B.-ers in de grote schuilkelder achter de fabriek van de Fa. v. Engelen en Evers, om uit te rusten van z'n sprintlopen.

En nog altijd wachtte feestvierend Heeze op de Engelse infanterie. Dan klinkt geroep en geschreeuw: "Duitsers!"... "Vlaggen weg!"... "Oranje weg!"  

Twee Duitsers, zwaar gewapend, kwamen te voet de Somerense weg af gekuierd, naar Ginderover. Ze waren echter allang gesignaleerd, de roep en waarschuwing ging van mond tot mond, van huis tot huis en van straat tot straat en Ginderover en Nieuwe Dijk waren zonder vlaggen, zonder oranje en zonder. . . mensen. De straat was stil en doods, net als onder de Duitse terreur "om acht uur binnen zijn". Maar wat nu gezongen? De moffen stapten steeds verder. Maar dat zou zeker míslopen!. . .

Dokter Theeuwen echter bracht uitkomst. Als een held, die zijn leven ging wagen voor de redding van Heeze, trad hij onversaagd de Duitsers tegemoet. "Sie müssen aber nicht weiter gehen." Aan de andere kant van het dorp ligt het vol Tommies. Heeze is in Engelse handen. In uw eigen belang raad ik u aan uw verkenning te staken en terug te gaan". De moffen keken elkaar eens ongelovig aan, maar ze gingen toch terug. Ze wandelden terug zo nu en dan angstig omkijkend. Toen zij wat uit het gezicht waren, liepen zij vlug en op de Somerenseweg holden zij, dat hun wapens kletterden en hun rugzakken van links naar rechts slingerden. De mensen en de vlaggen kwamen weer buiten, en men praatte en lachte tegen elkaar "de dokter heeft ze teruggejaagd!" En nog altijd wachtte feestvierend Heeze op de Engelse infanterie! Maar tevergeefs! Vandaag zou die niet meer komen. . .; maar morgen toch zeker! Met die hoopvolle gedachte begaf Heeze zich te ruste. Heeze, rustig-slapend Heeze, wat hangt u nog boven het hoofd?. . . welk lot zal u morgen treffen?. . .

WOENSDAG 20 SEPTEMBER 1944

Heeze in groot gevaar!

Gevaar? Wie dacht nog aan gevaar?

De dag begon in volmaakte rust, althans plaatselijk, want in de omgeving hoorde men kanongebulder, geronk van vliegtuigen en het doffe inslaan van bommen en granaten.

Om tien uur ging ik naar buiten met het plan, om eens een kijkje te gaan nemen bij onze Pan-vrienden, wier taak het was de N.S.B.-ers te bewaken en vooral ook om te informeren of zij voor hun gevangenen wat voedsel hadden kunnen krijgen. Een rijke dis hoefde men die lui niet voor te zetten, maar, al waren het onze vijanden, men mocht hen toch ook niet laten verhongeren. Ik kwam dus aangefietst  -de fietsendieven waren nu toch weg!-  bij de schuilkelder, het concentratiekamp voor alle soorten N.S.B.-ers.

De Pan-bewakers waren blijkbaar blij met mijn bezoek; vertelden me, dat de "zware jongens" voldoende eten gehad hadden en dat de Duitse krijgsgevangene en een N.S.B.-er mij wensten te spreken. De schuilkelder bestond uit twee gedeelten, twee grote vertrekken van beton. De N.SS.B.-ers werden naar het ene gedeelte gecommandeerd, terwijl de Duitser alleen in het andere vertrek, de geïmproviseerde spreekkamer, bleef, waar ik even met hem sprak. Hij bleek een katholieke jongen uit Münster te zijn; hij was in opleiding bij de Luftwaffe, maar door nijpend gebrek aan vliegtuigen was een groot deel van de Luftwaffe ingedeeld bij de infanterie, waaronder hij ook was. Hij was nog slechts twee dagen in Holland; hij moest met een officier van Asten naar Eindhoven per fiets op verkenning uit. In Someren echter maakte de officier rechtsomkeer en gaf hem bevel alleen verder te gaan. Die officier wilde er wellicht z'n hachje niet bij inschieten en stuurde die jongen, die bovendien nog totaal onbekend was met de streek en het terrein, alleen op deze gevaarvolle expeditie. "Maar", vroeg ik hem, "toen ge Heeze binnen fietste, toen hebt ge toch die vlaggen en dat uitbundig feest gezien; is toen de gedachte niet bij je opgekomen, dat die vreugdes uitingen wel eens ter ere van de Engelsen konden zijn?" "Neen", zegt ie, "ik had er geen erg in dat het "feest van de bevrijding" was, ik dacht dat iemand "sich geheiratet hatte", dan vieren ze bij ons in Münster ook feest". Wat een onnozele hals! (...)  Verder zei ik hem, dat hij van de bewakers niets te vrezen had, dat het geen SS-mannen waren.

"Nein, nein," zei hij, "sie sind gute Leute", Toen ik wegging, keek hij mij dankbaar na. Na ook die NSB-er nog even gesproken te hebben, klom ik de trap op naar buiten en trof daar de kranige, stoere Pan-mannen, die "gute Leute" in de grootste verwarring. .

"Hallo, zeg, wat is er nou aan de hand??"  En gejaagd vertelden ze: "Ja, mijnheer kapelaan, heel de straat hier vóór de fabriek is vol moffen!"

"Vóór de fabriek", dat was op pl.m. 50 passen afstand van ons krijgsgevangenen- en concentratiekamp. Daar stond ik toch een ogenblik perplex van. . . dat had ik niet meer verwacht. De toestand voor ons daar was levensgevaarlijk; als zij ons ontdekten zó, met wapens en als bewakers van Duitsers en Duitsgezinden, dan werden we zeer zeker, zonder vorm van proces, doodgeschoten. . . dat was heel zeker. . . en wij moesten ons daar goed van bewust blijven. . . en dus voorzichtig blijven bij pogingen om ons leven te redden.

(wordt vervolgd)

Ga terug