Het marktplein in Leende omstreeks 1833

Heemkronijk jaar:2007, jaargang:46, nummer:2/3, pag:40 -48

HET MARKTVELD IN LEENDE OMSTREEKS 1833 

door: Henk van der Heijden 

In deze Heemkronyk treft u een artikel aan over de gouache1 die de Rotterdamse kunstschilder Jacob de Meijer in 1833 gemaakt heeft van de kerk en het omringende marktveld in Leende. De bijdrage verstrekt algemene bijzonderheden over de schilder en het schilderstuk. Het kunstwerk werd enkele jaren geleden door de gemeente Heeze-Leende aangekocht en heeft een plaats gekregen in de hal van het gemeentehuis. Wetende dat ik in 2005 een boek2 heb samengesteld en uitgegeven over de bewoners en huizen van Leende rond 1833 vroeg de redactie van de Heemkronyk eens aan te geven wie in de huizen die op de gouache voorkomen destijds gewoond kunnen hebben en wat er over hen bekend is. Natuurlijk wilde ik aan dat verzoek voldoen. In dit verband is het interessant te wijzen op de werkgroep van onze heemkundekring, waar ik ook deel van uitmaak. Die groep is sinds enkele jaren bezig maquettes te maken van de woongebieden in onze kring. De maquettes zijn/worden gebaseerd op de eerste kadastrale vastlegging van het grondgebied rond 1832, gemaakt onder supervisie van de Leendse landmeetkundige Hyacinthus van Dijk3. Hoewel de maquette van Leende nog slechts op hoofdlijnen klaar is was toch al een zinvolle vergelijking met de situatie op het schilderstuk mogelijk. Daar moet bij worden opgemerkt dat de huizen en andere gebouwen door de schilder zeker niet naar de werkelijkheid zijn uitgebeeld, gelet althans op de kadastraal vastgelegde situatie. Het lijkt meer op een artistieke impressie van de schilder. Een poging om toch zo nauwkeurig mogelijk te duiden wie waar ‘op het schilderstuk’ gewoond zouden kunnen hebben komt dan ook in hoge mate neerop speculeren. Dat heeft mijns                                                 

 1Waterverfschildering. 2‘Leende in 1823 en 1832, persoonlijk en per meter’.  3Hyacinthus van Dijk, Leende 1786-1851. 

inziens weinig zin, daar zou niemand mee gediend zijn. Daarom heb ik er de voorkeur aan gegeven uit de maquette van Leende dat deel te lichten dat ook ‘bestreken’ wordt door wat De Meijer - gezeten of staande voor zijn schildersezel - voor ogen had. 
In 1832, of beter gezegd in de daarvóór liggende periode, is het kadaster van Leende opgemaakt. Op die eerste plattegrond van Leende staan de huizen vermeld en ook de wegen zijn redelijk op schaal ingetekend. Hoe de gebouwen en/of huizen eruitzagen is uiteraard niet op de kadasterkaarten te zien. Fotograferen was nog niet mogelijk. Vaststaat wel dat de plaatsen van de huizen die de schilder weergegeven heeft niet stroken met de kadastrale vastlegging. Het grote verschil is de bebouwing tegenover de kerk en de straatbreedte ter hoogte van de huidige Julianastraat. De karrensporen, die als zwarte lijnen op het schilderij getekend zijn, lopen de Leenderstraat/Dorpstraat noch de Julianastraat in. Het is echter de vrijheid van de schilder om te schilderen wat hij wenst. 
Afbeelding 1 bij dit artikel geeft het centrum van Leende weer. In het midden staat de kerk. Vóór de kerk staan vier huizen, die in de gouache waarschijnlijk linksonder staan. De grijze kleuren zijn de wegen/straten. Het marktplein bevindt zich rechts van de kerk en verder doorlopend naar beneden. Vanaf het puntje van de kerktoren is nog een stukje van de weg naar Oost(e)rik zichtbaar. De weg loopt vrijwel parallel aan het Kerkpad, dat in het midden van de afbeelding ook naar boven loopt. Links van de kerk is in het midden nog de Molenweg, tegenwoordig Valkenswaardseweg, te zien. De maquette biedt slechts een indruk van de bebouwing, de molen in Oosterik bijvoorbeeld ontbreekt. Duidelijk is te zien dat het gedeelte tussen  

41  
     
42   

Oosterik en het marktveld nog geen aaneengesloten geheel was. Ik geef de beschikbare informatie (mede met hulp van Piet Willems) aan de hand van de volgnummers die links en rechts van de huizen in afbeelding 3 vermeld zijn. De volgnummers komen uit de bevolkingsregisters van 1823 en van 1851. Verder heb ik gebruik gemaakt van de  kadastergegevens uit 1832. Ik start het ‘rondje’ bij de kerk en vervolgens met de wijzers van de klok mee. Zie ook afbeelding 3 bij de toelichting van de volgnummers 110-111. Wanneer de tekst cursief is weergegeven is deze letterlijk uit het kadaster van 1832 overgenomen. 
Volgnummer 110 en 111. Dit is het kerkgebouw van Leende. De Kerk van Leende was eigenaar van de kerk met toren, inclusief het perceel van 890 m2. Het valt echter op dat het kerkgebouw met volgnummer 110 apart staat van de toren met volgnummer 111. Waarom deze nummering zo is heb ik (nog) niet kunnen achterhalen. Wellicht is de reden dat de toren, met vooral de klok(ken), niet alleen gebruikt werd om de missen en andere kerkdiensten aan te kondigen, maar ook een rol speelde wanneer er brand was of sprake van andere calamiteiten of bijzondere momenten. Zeker vormde de toren in die tijd ook een herkenningspunt voor reizigers, de wegen waren immers nog niet of nauwelijks bewegwijzerd. Ook in het bevolkingsregister van omstreeks 1851 werden onder De nummering der huizen het volgnummer 133 aan de kerk en 134 aan de toren toegekend, eveneens gescheiden. Overigens hoorde het kerkhof met een oppervlakte van 2.140 m2 toe aan De Gemeente van Leende. Verder had De Kerk van Leende nog een zestal percelen in eigendom. Daarnaast hadden ook De R C gemeente van Leende en De Pastorie van Leende, behalve een pastorie en huis ook nog enkele grondeigendommen meer. Pastoor Kuijpers De figuur in de poort van de kerkmuur zou een tekening van de pastoor kunnen zijn. Die
moet dan pastoor Jan Kuipers1 zijn, die in die tijd geplaagd werd door erg veel zorgen. Het lijkt zeker de moeite waard om op deze zorgen nog eens nader in de Heemkronyk in te gaan, mede aan de hand van wat emerituspastoor Ad van Loon in Leende daarover heeft uitgezocht. Pastoor Kuijpers woonde in een huis aan de Leenderstraat, dat voorheen dienst deed als de ‘gemeentepastorij’. In deze pastorie woonde ook kapelaan Jacobus van der Pas2. Een vijftigtal meters verder huisden Joanna Pompen en Joanna Maria Raassens, in het huis met volgnummer 137 (staat niet op afbeelding 3, red.), dat tevens eigendom was van De R. Cath. Gemeente van Leende. Waarschijnlijk waren zij huishoudsters op de pastorie. 
Volgnummer 108. Achter de kerk, maar onzichtbaar op de tekening, bevond zich in 1823 - ter hoogte van de huidige pastorie - een ledige erve, een onbewoond of een nog te bouwen pand. Vrijwel zeker is het gebouw gerenoveerd of nieuw opgebouwd, maar door wie is niet duidelijk. In 1823 waren het huis en erf van Peter Vonte uit Delft, die gehuwd was met Maria Catharina Prinsen uit Leende. In akte 838 van 27 september 1826 schenkt Peter op zijn 73ste jaar drie percelen grond aan Den Algemenen Armen der Gemeente Leende, te weten een perceel bouwland genaamd het aangelag onder boshoven, een perceel bouwland genaamd de loofvennen in de speel en een perceel schaarhout genaamt de gebuscht, gelegen te Leende agter Strijp aan melkenshoek ….. onder den mits, dat gemelde goederen in gebruik zullen blijven van Willem Princen blokmaker te Leende, welke dezelve thans gebruikt, gedurende het leven van Constituant, zullende wanneer de teullanden welken bij het overlijden van den Constituant met graan bezet mogten zijn door gemelden gebruiker mogen worden ingeoogst, die ook het schaarhout als dan zes jaren oud zijnde, zal mogen hakken … etc.                                                 

1 Johannes Kuijpers, Boxtel 1775-Leende 1852. Hij was pastoor van Leende van 1812-1852, na er vanaf 1802 kapelaan te zijn geweest. 2 Jacobus van der Pas, kapelaan van 1829-1844, daarna in 1844/5 pastoor van Gemonde. 
 43  
     44 

Volgens het kadaster was in 1832 de weduwe Adriaan Pompen de eigenaar van huis en erf. Deze 70-jarige weduwe Pompen, Anna Dymphna van Engelen (particulier, 1752-1833) zoals haar meisjesnaam luidde, woonde zelf in het huis met volgnummer 109 (staat niet op afbeelding 3, red.), samen met haar oudste, ongetrouwde zoon Adriaan. Zij bezat behalve meerdere huizen ook vele percelen grond, waarvoor de gemeente in totaal ƒ 229,93 aan belasting had begroot.  Later is het echtpaar Kemps-Keunen in volgnummer 108 komen wonen. Koopman Paulus Kemps (Leende 1797-1860) trouwde op 17 januari 1825 met Romualda Keunen (Dommelen 1802-Leende 1879). Paulus was handelaar in zijde en kant en van 1851-1859 (?) burgemeester van Leende. Nadat hun oudste zoon Johannes Tielemanus1 in 1826 in Dommelen was geboren kregen zij in hun huis te Leende hun 6 andere kinderen: Anna Catharina2, Joannes Henricus3, Maria  Elisabeth4, Bartholomeus5, Josephine6 en Johanna Petronella7. 
                                                

1 Johannes Tielemanus Kemps trouwde met Paulina Driessen uit Aalten, die in 1859 te Deventer overleed 2 Johanna Catharina Kemps, 1828-Oirschot 1895. Trouwde in 1857 met de evenoude Johannes Michael de Vocht uit Bladel en Netersel, verkocht omstreeks 1889 tegenover de kerk een stuk grond aan de Zusters van Liefde uit Tilburg voor de bouw van een klooster, naar haar het St.Catharina-gesticht genoemd. Rond die tijd schonk ze drie grote glas-inloodramen met bijbelse voorstellingen voor het priesterkoor in de kerk van Leende 3 Joannes Henricus Kemps 1829-Oostelbeers 1903, priester gewijd en assistent in Lith en Nederwetten in 1854, kapelaan Hilvarenbeek 1855, Heeze 1868 en pastoor in Oostelbeers vanaf 1877 4 Maria Elisabeth Kemps, 1832-Hamont 1867, trad als 20jarige in bij de Ursulinen in Hamont (B), werd in 1854 geprofest, gaf er les op de lagere school, werd zelfs directrice, was echter veel ziek vanaf haar 25ste, genoot veel gezag bij de ouders en zorgde ook voor de habijten en het linnen 5 Bartholomeus Kemps, 1836-Heeze 1916, werd priester in 1861, kapelaan Helmond 1862, pastoor Bladel 1881/4, Heeze 1884-1916, deken dekenaat Valkenswaard 1896, in 1911 koninklijk onderscheiden. Naar hem is in Heeze de Deken Kempslaan vernoemd 6 Josephine Kemps, 1839-1927, de laatste der Kempsen in Leende, werd op het laatst van haar leven verzorgd door Lena van Weert uit Leende, door velen echter Lena Kemps genoemd, Josephine was 60 jaar prefect van de Congregatie en thesaurierster van de H.Kindsheid, van paus Benedictus XV ontving ze de onderscheiding Pro Ecclesia et Pontifice

 

Volgnummer 112.

Tegenover het huis met volgnummer 108, op de plaats waar de huidige weg vanuit Valkenswaard op de hoofdstraat in Leende uitkomt, stond het huis met volgnummer 112. In het huis woonde vrijwel zeker Hendricus Kox (timmerman) met zijn vrouw Joanna van Eyk, samen met hun 5 kinderen: Wouter, Francis, Maria Anna en de tweeling Jacobus en Wilhelmus. In 1823 waren huis en erf eigendom van looyer Jan Hendrik Bax (Leende 1785-1836), die zelf links naast dit huis bij zijn schoonmoeder Anna Dymphna Pompen-van Engelen inwoonde. Jan Hendrik trouwde in 1817 met haar jongste dochter, Dymphena 1794-1841. In 1834 verkocht Jan Hendrik Bax het huis voor 600 gulden aan Godefridus Vroomans (Heeze, 1806, van beroep looyer en schoenmaker). Uit het tijdstip van deze verkoop en het feit dat Jan Hendrik Bax op 24 april 1836 op 50jarige leeftijd overleed, kan worden afgeleid dat hijzelf met zijn vrouw en kinderen dus niet in dit (eigen) huis gewoond hebben. 


Volgnummer 113.

Ook dit huis is niet op het schilderstuk zichtbaar. Het stond circa 50 meter van de hoofdstraat in Leende en was bereikbaar via het (smalle) Kerkpad. De bewoners waren de kinderen van Willem van Deenen en Godefrida van Engelen. Willem was landbouwer, getrouwd op 14 mei 1786. Hij overleed op 30 oktober 1805, zijn vrouw bijna 15 jaar later op 13 oktober 1820. De kind’ Willem van Deenen hadden behalve huis en erf met moestuin nog diverse percelen bouw- en weiland in bezit, alsmede 2 percelen hakhout. Voor al hun eigendommen had de gemeente per jaar een belasting van ƒ 56,49 begroot.
                                                                         

7 Johanna Petronella, 1842-Hamont 1899, trad ook in bij de Ursulinen
 45 
               

 

 Volgnummer 114. Jan Baptist Clephas (Merum in Limburg 1762Leende 1834) en zijn vrouw Wilhelmina Tielen (Neer in Limburg 1764-Leende 1842) waren eigenaar-bewoners van het pand (met volgnummer 114). Jan was herbergier en zijn   
jongste zoon Walterus1 (Leende 1807-1856) koperslager. Het echtpaar Clephas-Tielen had twee dochters en twee zonen. Achter het huis, op het 100 m2 grote perceel A1481B, stond een ros olymolen cat.1, waarvoor per jaar ƒ 40,- belasting betaald moest worden. Daarachter
                                                

1 Walter was getrouwd met Maria Elisabeth Pompen, Leende 1812-1880. Hun dochter Francisca, Leende 1852-1918, trouwde in 1891 met de 12 jaar jongere onderwijzer Peter Verra (Geldrop 1864-Leende 1944) uit Geldrop.
46 


hadden zij een moestuin van 1.280 m2 plus een boomgaard van 780 m2. Zij waren ook landbouwers met 8 grote percelen bouwland en 13 percelen weiland, terwijl zij behalve 2 percelen dennenbosch ook nog in de Biesputten een perceel hakhout van 6.120 m2 hadden. De totale aanslag van de gemeente bedroeg ƒ174,29. In 1823 woonden er behalve de drie kinderen ook nog 3 personen: Willem Doudine Equarda, ‘particulier’ en de olieslagers Hendrik Camps en Joanna Teuwen. Zij waren alledrie 33 jaar oud.  


Volgnummer 115-121

Dan iets over de ogenschijnlijk ontbrekende volgnummers 115 tot en met 121. De huizen met deze volgnummers stonden om en nabij de Molenweg. Voor deze huizen werd als straatnaam zowel de tekst ‘Achter de kerk’ als ‘Achter het kerkhof’ gebruikt. Deze huizen zijn op geen van de afbeeldingen zichtbaar. De benaming ‘achterste kerkhof’ wordt af en toe nog gehoord, Molenweg daarentegen hoort men nauwelijks meer. 


Volgnummer 124.

In 1823 woonde op deze locatie Jacobus Maas, op 30 augustus 1812 getrouwd met Maria Allegonda Korsten, beiden geboren in Leende. Ze kregen vijf kinderen. Jacobus was een zoon van Antonius Maas (1731) en Antonetta Koolen (1742). Van beroep was Jacobus wolkammer. Hij was een volle neef van Willem Maas, de bier- en azijnbrouwer uit Oosterik. Op 18 mei 1827 kocht Jan Joseph Kemps het huis en erf van Jacobus Maas, inclusief het aan de achterkant grenzend stuk bouwland voor ƒ 525,-. In akte 893 van Transport staat: Aantevaarden te Pinksteren in dezen jare agtienhonderd zeven en twintig wanneer het huis dat er op staat er zal moeten afgeruimd zijn met ‘s Rijks en gemeentens lasten van den jare agtien honderd agt en twintig. Jan Joseph Kemps bouwde daarna een huis in combinatie met het ernaast liggend huisje (en tuin) met volgnummer 126. De aanbesteding hiervan staat in akte 901 van 20 juni 1827. In 1823 was
Jan Joseph met zijn gezin nog inwonend bij zijn schoonouders in de Renhoek. In 1833 werd het huis bewoond door het gezin Kemps-Mack. In dat jaar overleed op 26 maart Jan Joseph Kemps (Leende 1789, koopman). Hij werd dus maar goed 43 jaar oud en was op 25 januari 1818 gehuwd met Maria Catharina Mack (Leende 1795-1848), winkelier. Tijdens hun 15-jarig huwelijk kregen ze 8 kinderen: Tieleman2, Maria3, Adrianus4, Joanna5, Bartholomeus geboren in 1825, Paulus 1828, Wilhelmina 1830 en Petrus 18316.  


Volgnummer 126.

In 1823 woonde in het huis met volgnummer 126 Maria Anna/Antonia Maas, een zus van buurman Jacobus Maas van het huis met volgnummer 124. Zij was naayster. Het huis en erf waren toen van Hendrik Jacob Kemps, die ook aan het marktplein, schuin tegenover haar in het huis met volgnummer 125 woonde. In de kadastrale vastlegging van 1832 was het perceel met bestemming moestuin eigendom van Jan Joseph Kemps, waaruit mag worden afgeleid, dat het huis(je) voor die tijd is afgebroken en de bouwplaats veranderd is in een moestuin. Het huisje heeft er dus vrijwel zeker in 1833 niet meer gestaan. 


Volgnummer 128.

In het huis op de hoek met de huidige Julianastraat woonde naar alle waarschijnlijkheid de familie van Engelen (bouwlieden). Vader Jan Godefridus was al op
                                                

2 Tieleman Kemps, 1818-1871, bleef vrijgezel. 3 Maria Elisabeth Kemps, 1821-Sterksel 1883, trouwde in 1847 met Jan Francis Pompen Sterksel 1821-Eindhoven 1901. Ze waren de eigenaren van veel goederen in Sterksel, afkomstig van de abdij van Averbode. Jan Francis was lid van provinciale staten en werd koninklijk onderscheiden. 4 Adrianus Hendrikus Kemps, 1821-11881, bleef ook vrijgezel. 5 Joanna Catharina Kemps, 1823-1891, bleef ongehuwd. 6 Petrus Kemps, 1831-Made 1899, werd priester in 1858, assistent en kapelaan in Beek en Donk tot 1862, vervolgens kapelaan in Valkenswaard tot 1879, toen werd hij pastoor in Made. Hij was medestichter van het St.Catharina-gesticht in Leende.
 47


19 februari 1829 overleden, zodat zijn vrouw Maria Anna Mansveld (herbergier) achterbleef met de kinderen: Maria Anna (Leende, 1798, zinneloos, overleden te Geel), Adriaan (Leende, 1808), van beroep koperslager) en Wilhelmus (Leende, 1811), grelemaker (greling = in zwaarte op kabeltouw volgend). Daarnaast woonde er waarschijnlijk Johanna Maria van Velthoven (Leende, 1815) als dienstmeid, Renier Driessen (Horst, 1811) als haammaker en Adriaan Groos (Best, 1805), ook als koperslager. 


Volgnummer 131.

De schilder heeft waarschijnlijk vóór of vanuit het huis met volgnummer 131 het marktveld geschilderd. Het huis werd bewoond door het jonge echtpaar Van Asten-Turken en hun 3 kinderen: Wilhelmina (1830), Jan Baptist (1831) en Maria Elisabeth (1832). Vader Bartholomeus van Asten (1800, boerenstand), was zoon van Jan Francis van Asten (1758) en Maria Elisabeth Kemps (1760). Hij trouwde op 11 januari 1829 met Anna Maria Turken.  


Volgnummer 127.

Deze woning was eigendom van de gemeente Leende. Hierin woonde de schoolonderwijzer Andries Wosky met zijn vrouw Margaretha van Westerloo en hun 5 kinderen. Het gebouw deed tevens dienst als eerste gemeentehuis. Andries Wosky (geboren in Huningen/Huningue bij Basel in 1764) was als soldaat in het Franse leger in Zeeland terechtgekomen. In 1789 trouwde hij met de Bredase maar toen in Bergen op Zoom wonende Christina Gillion/Gileon. Andries was via Eindhoven als ‘provisioneel’ onderwijzer en opvolger van Hendrik Schaap in Heeze beland. Bij Christina kreeg hij vijf kinderen, (eerst een tweeling) in Eindhoven, vervolgens drie in Heeze en Mierlo. In 1805 kwam moeder Christina al te overlijden, in Mierlo waar ze ook werd begraven. Andries hertrouwde het jaar daarop met Margaretha van Werstelo(o). Zij was tien jaar jonger dan Andries, in 1774 geboren in Mierlo. Ook zij schonk Andries vijf kinderen. In 1816 ruilde
onderwijzer Wosky ‘stiekem’ met zijn Leendse collega Theo van Ginkel. Pas een jaar na de ruil kwam de ‘inspecteur’, commissaris mr. C.F. Wesselman in Helmond, daar achter  Wosky was in Leende niet onomstreden. Hij had ook, net als in Mierlo, enkele bijbaantjes zoals ‘klokkenist’. Ten tijde van de Afscheiding van België van de Nederlanden – 1830-1839 – waren er bij de ‘grens’ en ook in Leende milities gelegerd. Ze lagen onder meer in het schoolgebouw en zouden daar behoorlijk huisgehouden hebben. Dat blijkt uit daarover gevoerde briefwisseling. De gemeente zat te slecht bij kas om zelf voor de onkosten op te draaien. Mogelijk ook een thema om eens nader uit te diepen. 


Volgnummer 125.

In de boerderij onder volgnummer 125 woonde het echtpaar Henricus Jacobus Kemps (1785-1869) en Wilhelmina van Mierlo (1776-1857), bouwlieden. Tevens woonde er Jan Veeneman (bouwmansknegt) en de dienstmeiden Allegonda en Joanna van Mierlo. Dit echtpaar Kemps bezat vele percelen grond. Op enig moment bijna 7 hectare bouwland, verdeeld over 24 percelen, bijna 6 hectare weiland verdeeld over 15 percelen. Daarnaast buiten het eigen huis en erf nog ruim 8 hectare grond, waarop dennebossen, hakhout en heide, waaronder het wei-ven met een oppervlakte van 37.580 m2 achter de Renhoek richting Leenderstrijp. Voor al deze bezittingen had de gemeente in 1832 ƒ 235,79 aan belasting begroot. Henricus Jacobus Kemps was de oudste zoon van de in 1827 overleden weduwnaar Tielemanus Kemps (Leende, 1757). Het stamhuis van deze familie Kemps staat nu nog bekend als ‘De vier Linden’. Na de dood van Tielemanus ging het huis over naar Willem Maas, die gehuwd was met Maria Elisabeth Kemps, dochter van Hendrik Kemps en Mina van Mierlo. Mina Kemps-van Mierlo was van 1797-1809 getrouwd met Wouter van Gaal. Ze hertrouwde als weduwe met de negen jaren oudere Kemps. 
48 


Volgnummer 123.

Het pand 123 werd – tot zijn overlijden in 1821 - bewoond door winkelier Adam Vroomans (Heeze 1771), zijn vrouw Mechelina van der Zanden (herbergier, Leende, 1775-1835), hun twee dochters, Elisabeth (1807) en Maria Catharina (1813) en zoon Antonius (1809), die schoenmaker was. Tot 1822 woonde hier ook de in Rotterdam geboren kostganger Jan Vroomans, die naar Geldrop vertrok. Michiel (Leende, 1804), de zoon van Adam en Mechelina, huwde in 1831 met Antonetta van Mierlo (Leende, 1805). Michiel en Antonetta kregen samen 11 kinderen. Een van hen was Laurens (Lauke, 1835-1912) die in 1850 als 15-jarige mee de fanfare Philharmonie oprichtte. Antoon, een andere zoon, werd broeder in het klooster Stokershorst aan de Noordervaart in Nederweert. Antoon leefde van 1838-1923, hij stierf vlak vóór zijn diamanten kloosterjubileum. Een andere zoon was Adam (1833-1902). Hij trouwde in 1857 met Joanna van Laarhoven (1822-1902). De oudste van hun 4 kinderen, Theodorus (1858-1905), deed zaken met houthandelaar Spierings in Boxtel, wat hem - en nu nog nakomelingen van hem - de bijnaam ‘de spiering’ bezorgde Dorus trouwde tweemaal, in 1885 met Tina Winters (1860-1891), bij wie hij 5 kinderen kreeg, en in 1891 – dus vrij kort na het overlijden van zijn eerste vrouw - met Maria Elisabeth van Asten alias ‘Beth de spiering’ (Leende 1866-1961). Zij brachten samen 11 kinderen ter wereld. Mocht Tina slechts  30 jaar oud worden, Beth werd er 95. Na de dood van Dorus Vromans kwam keurmeester Frans van Kuijk (Leende 1875-1956) Beth in haar slagerij vooruit helpen. Totdat zoon Toon die overnam. Beth en Frans zijn toen tussen Leende en Leenderstrijp gaan samenwonen. 


Volgnummer 122.

In 1823 woonden in het huis met volgnummer 122 herbergier Jan Glaudemans (Den Bosch, 1786) en zijn Leendse vrouw Helena Maria Aarts (1786) met hun 2 kinderen. Ze waren in 1819 met elkaar getrouwd. Toen de
‘gepensioneerde’ (particulier) vader van Helena Maria, Michiel1 geheten, in 1826 stierf erfde Jan Glaudemans het huis en erf met volgnummer 148. Dat stond ongeveer tegenover het in 2007 afgebroken café D’n Dook. Het huis met erf onder volgnummer 122 was het eigendom van Jan Gerardus van der Linden. Die woonde zelf in het huis met erf onder volgnummer 130. Zijn zoon Franciscus (Leende, 1811), bakker van beroep, trouwde op 9 mei 1833 met Joanna van der Laak (Leende, 1804). Na het overlijden van (schoon)moeder Allegonda Daams, op 27 mei 1828, kwam weduwnaar Jan Gerardus als kostganger bij hen inwonen. Het is niet uit akten op te maken of in 1833 herbergier Jan Glaudemans met zijn gezin of het pas getrouwde echtpaar van der Linden- van der Laak in 122 woonden. Jan Gerardus van der Linden, gehuwd met Allegonda Daams, waren de voorouders van de Leendse familie Van der Linden, bekend van onder meer paterRedemptorist Jac. van der Linden.  
                                                

1 In 1814 was Henrica Gertruida Mack, de vrouw van Michiel Aarts, overleden. Michiel hertrouwde op 23 november 1817 met  Geertrui van Laarhoven . Op 21 oktober 1825 vond ‘ ten profijte van Michiel Aarts particulier te Leende en zijne kinderen een publieke verkoop van goederen plaats.’. Goederen die onder de hamer kwamen waren onder andere: een  asbak, een aks en bijl, sneymes, een waagboom, een gras zeischie, waag engewigt, wan, een molleval, rommel, vier zeven, haargetuig, vogelkooy, zwongstapel, vier tonnekies, rommel, rommel, rommel, vlootje etc.. Dat alles met de namen van de kopers en de prijs. 
 
 49

Ga terug