De boom moet blijven.

Heemkronijk jaar:1979, jaargang:18, nummer:2, blz.52 -62

D E  B O O M  M O E T  B L I J V E N

door: J. Aerts

De reaktie van de heer Van Berendonk in de Parel van Brabant van 14 maart, ( zie ook Heemkronyk nr. 1, jaargang 18, maart 1979, blz. 5 t/m 31 - red. ) op mijn kritiek geleverd op zijn artikel wapens en Banieren vraagt om een weerwoord. We beginnen maar meteen met de hoofdzaak; een boom in onze gemeentewapens ja of nee? Vast staat, dat zeker 400 jaar, maar ik durf hier met een gerust hart te zeggen de volle 800 jaar van de historie van Heeze en Leende de boom een teken van recht en een symbool van de heerlijkheid is geweest. De naam Heeze zelf wordt door etymologen al verklaard als bos van laag hout of kreupelhout ( dr. J. de Vries, 1959/1962 ). Daarnaast zijn er in de drie heerlijkheidsdorpen tal van namen te vinden die verband houden met bos en de ontginningsgeschiedenis ervan. We noemen Heezerenbosch, Merlebosch, Hout, Boschhoven, Strabrecht, Kreil, Breeëik, Wijbosch, Laarstukken, Bosakkers etc. ( zie ook dr. Edelman, 1960 ).

Kortom de geschiedenis van de heerlijkheid is niet los te maken van bos en bosbezit. Als ooit een boom ergens op zijn plaats was, dan is het wel in de gemeentewapens van Heeze en Leende en dat mogen we ook op de dag van vandaag nog met RECHT zeggen. We beschikken helaas niet over dokumenten waarin beschreven staat wat de boom in het schepenzegel van Heeze en Leende precies betekent. Dus moeten we gebruik maken van de algemene kennis die hieromtrent bestaat. We noemden in "De boom moet blijven" al dr. J.P.W.A. Smit, bij wie we kunnen lezen wat de boom als rechtsteken kan zijn. En uit "Verbalen voer die van Heeze en Leende" uit 1527 (door A.F.N. van Asten, gepubliceerd in de Heemkronyk IX, 1970 ) komen we al wat meer te weten over het bos in die tijd en het recht van de heer daarop. We mogen zonder enige twijfel aannemen, dat de boom een belangrijk teken is en evenmin als de ster verklaard moet worden als "opvulling".

GROTE FOUT

Een van de grote fouten die de heer Van Berendonk maakt, is, dat hij meent dat de heerlijkheid of de dorpen ervan vroeger een wapen hebben gehad. De h e r e n van de heerlijkheid hadden een wapen, dat meestal een familiewapen was. Eenvoudig gesteld zou dat betekenen, dat de zes wapens van de geslachten die in de acht eeuwen oude historie van de heerlijkheid een rol speelden, in aanmerking zouden komen voor de gemeentewapens. Alle zes of één ervan? Bovendien hadden de oudste heren geen familiewapen, maar een persoonlijk wapen. Alleen al deze simpele overwegingen, die gemakkelijk uit te breiden zijn, maken duidelijk, dat de gedachtengang van de heer van Berendonk niet reëel is. De heerlijkheid noch de dorpen hadden een wapen, maar de schepenen hadden een SCHEPENZEGEL, waarin, naar we redelijkerwijs mogen aannemen naast de boom en de ster het wapenschild Van Horne voorkomt. Nemen we dus aan dat het schildje, hangende aan de takken van de boom inderdaad het blazoen van Horne weergeeft, dan moeten we meteen vaststellen dat de blazoenering ( zonder kleuren ) niet juist is. ( zie ook Heemkronyk nr. 4, jaargang 17, 1978 op de bijgevoegde foto, het onderdeel "oorspronkelijke wapens! red. ) Het familiewapen van de Horner heren van Heeze, en we spreken nu dus niet over de kleuren maar over de vorm, heeft drie hoorns van gelijke grootte die gebonden of beslagen zijn. Mijn standpunt is, dat het hier inderdaad gaat om het wapen Van Horne. Bewezen noch aangetoond is, dat het hier zou gaan om een afwijkend wapen van een bepaalde heer of een tak van de familie Van Horne. De al eerder door mij gemaakte opmerking, dat de stempelmaker hier de vrijheid heeft genomen om naar eigen gevoelen te handelen, kan ik dus handhaven. Het voorgaande samenvattend, kom ik tot het volgende:

1.  De boom in het schepenzegel is een zeer oud rechtsteken, maar de  werkelijke betekenis ervan is ( nog ) niet met bewijsstukken aan te tonen.

2.  De heerlijkheid Heeze en Leende of de dorpen van die heerlijkheid hadden geen wapen, maar de heren hadden een familie- en /of een persoonlijk wapen.

3.  De schepenbank van de heerlijkheid had een schepenzegel om de echtheid van hun stukken te waarborgen.

4.  De gemeentebesturen van thans zijn de wettige opvolgers van de vroegere schepenbanken.

5.  Hoewel gemeentewapens eigenlijk alleen een ceremoniële funktie hebben, is het historisch gezien zinvol om het schepenzegel volledig in de gemeentewapens van Heeze en Leende te doen voortleven.

JACHTRECHT

Het is eigenlijk te gek, dat ik hier het jachtrecht van de heerlijkheid Heeze en Leende moet gaan verdedigen. Onomstotelijk staat vast, dat de heren het recht van vrije warande hadden. De Brabantse hertog kon niet alleen geen aanspraak maken op het jachtrecht in Heeze en Leende; hij had er geen enkel recht. Zelf zei hertog Jan III dat in de oorkonde van 1334 als volgt;"..., ende bekinnen ende beleyen dat wi in den dorpen ( van Heze ende Leende ) ende dairtoe behoirt, engheen recht behouden en hebben anders dan de manschap".

Jan Maximilliaan van Tuyll van Serooskerken vroeg op 24 januari 1760 aan de Raad en Leenhof van Brabant om erkenning van het recht van vrije warande en kreeg op 17 juni d.a.v. antwoord waarbij dat recht werd erkend. Ook bij de uitspraak van de Arrondissements-Rechtbank van 's-Hertogenbosch van 23 maart 1904 werd dit recht voor Heeze en Leende aan de heer toegekend. Welnee, zegt de heer Van Berendonk, de Meierij van Den Bosch was het "Jachtveld van de Hertog". Onzin in optima forma!

KLEUR VAN DE HOORNS

De auteur van wapens en Banieren heeft in mijn kritiek nog één zin ge- vonden, die niet "negatief" is. Hij vergist zich in dubbele zin. Ten eerste is kritiek alleen maar negatief voor iemand die geen kritiek kan verdragen en vervolgens heeft hij die zin uit z'n verband gerukt, want anders zou hij weten dat deze wel degelijk onderdeel uitmaakt van de geleverde kritiek. De schrijver wil de kleur van de hoorns in het wapen van Leende goud maken. Met historisch verantwoord heeft dat natuurlijk niets te maken. Het gaat dan alleen maar om onderscheid aan te brengen tussen de hoorns in de wapens van Heeze en Leende. Onze taak zou hier moeten zijn wapens te ontwerpen met de juiste figuren en kleuren waarbij toch een duidelijk onderscheid wordt verkregen. De Hoge Raad van Adel had dát in 1817 in elk geval al beter begrepen als de heer Van Berendonk nu.

Als een bepaalde tak van een familie een wapen aannam, dat zich onderscheidde van dat van de hoofdtak, dan was dat hun goed recht, maar het geeft ons niet het recht die wapens naar eigen willekeur te veranderen. De Hoge Raad van Adel had in 1817 duidelijk een gebrekkige kennis van figuren en kleuren maar moest niettemin in korte tijd een groot aantal wapens verlenen. Het hoeft ons niet te verbazen dat er toen al fouten zijn gemaakt. Wat de heer Van Berendonk nu wil is ondanks de betere kennis van figuren en kleuren toch dezelfde weg te gaan bewandelen als in 1817 is gebeurd.

Leende is geen onderdeel van Heeze geweest. Die twee dorpen vormden samen met Zesgehuchten de heerlijkheid Heeze, Leende en Zesgehuchten.

Na de inlijving van Nederland bij Frankrijk in 1810 volgde op 14 mei van dat jaar het keizerlijk decreet, waarbij de drie heerlijkheidsdorpen zelfstandig werden. ( C.J.A. van Helvoort, Het gemeentewezen van Heeze, 1963 ).

TENSLOTTE 

Ook voor dit verhaal van Van Berendonk geldt, dat het ondoenlijk is om op alle onjuistheden in te gaan. Ten aanzien van een paar dingen wil ik toch nog wat opmerkingen maken. Het staat van Berendonk geheel vrij zijn eigen vijanden te kiezen. Ik ken hem niet, maar stel gewoon vast dat hij vindt dat ik zijn vijand ben, daar verbind ik geen konsekwenties aan. Maar als hij zou bedoelen, dat ik een vijand ben van zijn pogingen om de historie te vervalsen en Heeze, Leende en Zesgehuchten te beroven van een eeuwenoud symbool en teken van recht, dat onvervreemdbaar met deze streek is verbonden, dan krijgt hij dubbel en dwars gelijk. Ook beklaagt Van Berendonk zich erover dat hij geen hulp zou krijgen maar slechts kritiek. Alsof dat geen hulp is. De realiteit is, dat hij karrevrachten met hulp heeft genegeerd, die al jarenlang voor hem en het bestuur van de heemkundekring en voor ieder die dat wil, klaar staan in de vorm van tal van publikaties met bronvermelding en verantwoording erbij. Als hij niet de moeite wil nemen om zich behoorlijk op de hoogte te stellen en te lezen wat zoveel anderen al over de geschiedenis, zegels en wapens hebben geschreven, dan kan hij geen aanspraak maken op hulp, want dan gedraagt hij zich als iemand die de wijsheid exclusief in pacht heeft. Trouwens, zijn wapenvoorstellen zijn toch in samenwerking en in overeenstemming met het bestuur van de heemkundekring ingediend. Was het dan niet mogelijk geweest om van die "bevriende zijde" de juiste gegevens te krijgen? Het is nog de vraag, of hulp van wie dan ook iets uitgehaald zou hebben nu blijkt, dat hij vaststaande historische feiten zonder één behoorlijk argument van de hand wijst. Voor mij is er geen twijfel mogelijk; het gifgas in zijn kamer wordt door hemzelf veroorzaakt.

Al lag de voltallige Hoge Raad van Adel en het hele Brabants Genootschap als paladijnen aan zijn voeten, dat verandert niets aan het feit, dat de onzin die hij probeert te verkopen onzin blijft. De zwakte van zijn argumentatie wil ik met enkele voorbeelden illustreren. Eerst wist hij niet waar de ster vandaan kwam en had deze niet eens gezien maar later zag hij de ster weer wel. Verder zag hij een leeuw in het zegel van Herbertus die er niet was en een dwarsbalk in datzelfde zegel, die er wel is, ziet hij niet. Daar kan ik zelfs niets aan doen, zegt hij. Hier moet ik hem groot gelijk geven. Toch hoeft hij niet alle hoop op te geven, want met een goeie bril is hier zeker nog wel wat verbetering te bereiken. Vanaf het einde van de vorige eeuw tot nu toe zijn geregeld zegels van Herbertus gepubliceerd in de diverse werken over zegelkunde, heraldiek en geschiedenis. Op al die afbeeldingen is de dwarsbalk duidelijk te zien. Wetenschappelijke onderzoekers en amateurs kennen deze werken en gebruiken die voor hun studies en publikaties, behalve de heer Van Berendonk. Nog een voorbeeld om het onzinnige van deze wapenvoorstellen aan te tonen. Boom en ster zijn slechts opvulling, zegt hij, maar desalniettemin ruimt hij voor de ster een ereplaats in de voorgestelde wapens in.

Eigenlijk zouden we het niet zo erg moeten vinden, dat een willekeurige meneer Van Berendonk uit het Noord-Hollandse Santpoort, niet zo erg goed met onze streekhistorie, wapens en zegels op de hoogte is. Wat wel erg en zelfs absurd is, is dat de plaatselijke heemkundekring die beter moet en kan weten, dit alles historisch en heraldisch verantwoord vindt. Wat ik hier eigenlijk zou moeten zeggen zal ik maar inslikken, maar schandalig is het wel.

Heeze, 21 maart 1979            Jan Aerts

REAKTIE VAN DE HEER VAN BERENDONK

"Als ooit een boom ergens op zijn plaats was, dan is het wel in de ge- meentewapens van Heeze en Leende en dat mogen we ook op de dag van vandaag nog met RECHT zeggen".

Aldus de heer Aerts. Want; "de naam Heeze zelf wordt door etymologen al verklaard als bos van laaghout of kreupelhout". Verder worden er nog tien andere namen genoemd uit de Heezer contreien die ook allemaal teruggaan op bomen en bossen. Een hand vol troefkaarten. Maar van ditzelfde soort straat- gehucht- en veldnamen wemelt het in heel Brabant en met name in de Meiery. Heeze staat bepaald niet alleen met zijn bosnaam. Er zijn meer gemeenten met een dergelijke naam; Oudenbosch, Oosterhout, Udenhout, Lieshout, Mierlo, Oploo, Loon op Zand, Boekel ( beukenbos ) en Goirle ( moerasbos ). Verder St. Oedenrode, Nistelrode en Wanroy, waar het bos dan "gerooid" is. Dorpen en kerkdorpen met een bosnaam zijn er nog veel meer, maar ik beperk me hier uitsluitend tot gemeenten.

In al deze gemeenten zou men, steunend op het betoog van de heer Aerts, dan toch ook bomen in de wapens mogen verwachten, maar slechts in één van de dertien gevallen blijkt dat het geval te zijn, nl. in Oudenbosch. Maar "als ooit ergens een boom op zijn plaats was", dan moet het volgens de theorie van de heer Aerts beslist wel het geval zijn in de gemeentewapens van HEESbeen, MaasHEE5, Bakel en MilHEEZE, HEESCH, MaarHEEZE en HEESwijk. Toch komt er zelfs niet één simpel boompje voor in de volgende wapens; het middeleeuwse van HEESbeen,

het gemeentewapen van HEESbeen, Eethen en Genderen, 1817-1923;

  "               "                    "   Eethen-EESbeen, 1923-1936;

  "               "                     "   Bakel en MilHEEZE, 1817;

  "               "                     "   HEESCH, 1817;

  "               "                     "   MaarHEEZE, 1817;

  "               "                     "   HEESwijk, 1817-1969 en

  "               "                     "   HEESwijk-Dinther, 1969.

Kennelijk zijn zelfs in "HEES-dorpen" bomen NIET op hun plaats in de gemeentewapens!

"Eén van de grote fouten die de heer van Berendonk maakt, is, dat hij meent dat de heerlijkheid of de dorpen ervan vroeger een wapen hebben gehad".

De heerlijkheid en de dorpen ervan hadden in elk geval een eigen zegel met een wapen erin. Dat zegel heeft als randschrift;

 "S.: SCABINORVILLANDE. HE7EET.DELEENDE",

te vertalen als "Het zegel der schepenen van het dorp van Heeze en van Leende". Dus het DORPSZEGEL met daarin het DORPSWAPEN. Dat dorpswapen is dan wel ontleend aan het wapen der ( oudste ) dorpsheren. Dat was nu eenmaal de gewone gang van zaken in heel Brabant en evenzeer in de overige gewesten. In Brabant zijn dan ook de wapens bekend van de steden Bergen op Zoom, Breda, Cuyck, Eyndhoven, St. Geertruydberch, Grave, Helmont, Tsertoghenbosch, Huesden, Meghen, Ravensteyn, Sevenberghe, Steenberghen, Willemstadt en Woercom. Verder zijn, al vóór 1600, de wapens bekend van de Heerlijkheden Bockhoven, Bouverije ( Bouvigne ), Burgst, Eckart, Ipelaer, 's Grevelduyn-Capelle, Kessele, Nederveen- Cappel en Nederwetten. En niet te vergeten Heeze en Leende. Ook de "heerlijkheid" Cranendonck dient hier te worden genoemd.

En dan de dorpen die WEL een wapen hadden; Aalburg, Aerle(Rixtel), Almonde, Baardwijk, Beek en Donk, Berckel, Berlicum, Berne, Besoyen, Boeckel, Boxmeer, Buxtele-Boxtel, Breughel, Bruhesen, Budel, Clundert, Doerne-Deurne, Dintre, Dommelen, Donck ( te Nispen ), Dongen, Druymelen- Drimmelen, Dronghelen, Dubbemonde, Dussen, Eersel, Elshout, Emminchoven, Erp, Esch, Etten, Fynaert, Gastel, Geffen, Geldorp, Gemert, Gerwen, Gestel, Ginneken, Goirle, Haaren, Hedichhuysen, Heesbeen, Herpen, Herpt, Hilduarenbeeck, Hoeven, Hoechloon, Huybergen, Liempde, Lierop, Linden, Made, Mierlo, Niervaert, Nispen, Nuenen, St. Oedenrode, Oerle, Oirschot, Oosterhout, Oosterwyck, Os, Qud-Heusden, Oyen, Prinsenland, Putte, Raemsdonck, Rythoven, Roosendael, Rucphen, Rijsbergen, Rijswyck, 5chijndel, Son, Standdaarbuiten, Stiphout, Tongelre, Uden, Valkenswaard, Veen, Vierlingsbeek, Veghel, Vlierden, Waalre, Waelwyck, Waspick, Woensel, Wouw, Wijck en Zundert. 

Alles bijeen ruim honderd gevallen die bewijzen dat niet alleen de steden maar ook de heerlijkheden en de dorpen - die veelal met de heerlijkheden samenvielen - wel degelijk een eigen wapen hadden.

"De heerlijkheid noch de dorpen hadden een wapen, maar de schepenen hadden een SCHEPENZEGEL, waarin, naar we redelijkerwijs mogen aannemen, naast de boom en de ster het wapenschild Van Horne voorkomt".

Aldus de Heer Aerts. Intussen waren die schepenen dan weer wel de mensen die belast waren met het dagelijks bestuur van de heerlijkheid en dus van de dorpen; tot op zekere hoogte ook met de rechtspraak. Hun geschreven stukken werden dan ook gewaarmerkt met hun eigen schepenzegel dat zodoende heerlijkheidsembleem was en op de langere duur zelfs dorps embleem. Zodoende kwam het later ook terecht in de dorpswapens van de drie dorpen, al maakte men toen dan de fout geen onderscheid te maken tussen zegel en wapen, terwijl het wapen toch duidelijk in het zegel was terug te vinden.

Dat de wapens van HEERlijkheden teruggingen op het familiewapen van de HEER ligt voor de hand. Omdat veel Heerlijkheden uit slechts een enkel dorp bestonden, vindt men dan ook in vele dorpswapens het familiewapen van de Heer terug. Zelfs met stadswapens is dat niet zelden het geval; de wapens van Bergen op Zoom, Breda, Steenbergen en Zevenbergen gaan terug op het familiewapen Strijen. Die van Cuyk en Grave op dat van de Heren van Cuyck. Die van Heusden en Megen op de respectieve familiewapens van die namen en het ( oorspronkelijke ) wapen van Ravenstein op dat van de Heren van Kleef. In Eindhoven ontmoet men het familiewapen der Cranendoncks, zij het dan in verwisselde kleuren. In het ( latere) wapen van Willemstad staan de wapens van Strijen en van Bautersem, de Heren van het Markiezaat. Zelfs in ’s-Hertogenbosch vindt men een familiewapen n.l. dat der Brabantse Hertogen.

Dat er in al dergelijke gevallen veelvuldig de kleuren werden verwis- seld, heb ik al eens eerder vermeld. ( Zie Heemkronyk jaargang 18, nr. 1 maart 1979, pag. 23/24.)

Intussen maakt de heer Aerts dan even "duidelijk", "dat de gedachten- gang van de heer Van Berendonk niet reëel is". Maar alle boven-vermelde gegevens zijn uitermate reëel en zetten mijn hele betoog op een betonnen voetstuk.

Practisch overal bleef het wapen van de oudste Heren in zwang, ook al was diens geslacht al lang uit het dorp verdwenen. Er zijn mij slechts enige gevallen bekend waarin een later optredend geslacht zijn eigen wapen in een nieuw zegel plaatste. In Schijndel en in Oirschot is dat wel voorgekomen, al zegelt Oirschot nog in 1538 met het oude zegel waar- in het van Leefdaelwapen was blijven staan ook tijdens de opvolgende geslachten van Petershem en de Merode. Pas na 1676 als het geslacht Zweerts de Landas optreedt komt er een ander zegel. Ook van de Heerlijkheid Heeze en Leende is geen ander dan het oorspronkelijke zegel bekend. Alleen hierdoor acht ik het al bewezen dat de SCHEPENzegels niet langer werden gezien als zegels van de Heren, maar wel als zegels van de Schepenen die in feite het dorp bestuurden. Ook het wapen in het zegel is daarmede dorpswapen geworden.

De Hornse Heren hebben hun sporen nagelaten in tientallen dorpswapens in Limburg zowel als in Brabant. Als men die wapens in de oude zegels maar aandachtig genoeg bekijkt blijken er opvallende verschillen te bestaan die door de heer Aerts worden afgedaan door een onbekende stempelsnijder slordigheid te verwijten. Maar de werkelijkheid is anders. Hertog Karel de Stoute voerde een vorstelijke staat, zó rijk dat "Bourgondische pracht en praal" bijna spreekwoordelijk zijn geworden. Tot zijn hofhouding hoorde ook de meest vooraanstaande adellijke fami- lies van die dagen waaronder ook de Hornes. Maar tot de hofstoet be- hoorde eveneens een man die door Hertog Karel speciaal uit Italië naar Brugge was ontboden om in zijn dienst te treden. Hij heette De Candida en was zeer bedreven in de kunst van het stempelsnijden. In dienst van Karel vervaardigde hij munten, penningen en....zegelstempels voor al de bezittingen van de Hertog; hertogdommen, graafschappen, markiezaten en baronieën, heerlijkheden en...schependommen. Hij had er dagwerk aan en werd er rijkelijk voor gehonoreerd. Hij kon het zich dan ook permi- teren zijn portret te laten schilderen door de beroemde schilder aan Ka- rels hof; Hans Memlinck. Dit kunstwerk hangt nu te Antwerpen in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten en beeldt De Candida af als Ita- liaans Renaissancekunstenaar, met een door hemzelf vervaardigde penning in de hand. Met hem kwam de Heer van Horne in kontact. Het Heezer schepenzegel dateert uit die tijd.....

En het vertoont onmiskenbaar zeer eigen en aparte karaktertrekken; drie onversierde hoorns, twee ervan klein, naast elkaar in het schildhoofd, één, aanzienlijk groter, in de schildvoet. Totaal anders dan Budel, dan Aalst, dan Eindhoven, dan Helmont en dan Horn. Toeval? Vergissing? Slordigheid? Of nauwkeurig berekend onderscheid om elk dorpswapen hun eigen kenmerk te geven waardoor het zich onmiddellijk van alle andere Hornwapens liet onderkennen? Per slot was een wapen toch daarvoor bedoeld; kenmerk en waarmerk te zijn.

De Candida -en andere "penningmeesters" in hertogelijke dienst voor en na hem - deden het werk dat hen werd opgedragen. Nauwkeurig en uiterst vakbekwaam. Slordigheden of vergissingen konden niet worden getolereerd, allerminst in een zegel.

Van het Horn-wapen dat in zo uiteenlopende gebieden en over een eeuwen- omspannende periode werd gebruikt, ontstonden uiteraard vele varianten. Tientallen ervan heb ik kunnen copiëren. De Hornse hoorns blijken te zijn voorgekomen zowel met als zonder “beslag“. Overigens neemt dat beslag ook weer zeer uiteenlopende vormen aan. Meestal zijn er drie hoorns in het wapenveld, doorgaans 2-1 geplaatst. Bij heel oude Hornwapens is er soms maar één enkele hoorn. Ook komt het even later voor dat er, boven de bovenste hoorns, nog een ”barensteel" staat. Dan zijn er nog de wapens van Hornse zijtakken; van Cranendonck, de Bruhese en van den Bossche. Ook die vertonen weer varianten. Het is dus vrijwel onmogelijk te spreken van HET Hornwapen, alsof daarvan maar een enkele vorm bekend zou zijn. Uit elke tekst van de heer Aerts blijkt opnieuw dat hij slechts één enkele versie kent, of erkent, van het Hornwapen. Beslist niet de eigen versie van Heeze-Leende, maar uitsluitend de latere vorm van het dan volledige wapen, met alles erop en eraan.

Ook kan hij er maar niet toekomen iets anders in het Heezer wapen te dulden dan de volledige verzameling die in het zegel voorkomt. Alleen de schuine ruitjes en het randschrift wil hij laten liggen, maar beslist niet de ster en nog minder de dierbare boom. Omdat het in 1817 allemaal niet behoorlijk is opgelost, omdat men toen evenmin onderscheid maakte tussen een wapen en een zegel, hoeven we tegenwoordig toch niet opnieuw in dezelfde fout te vervallen.

Men mag vroeger of later verwachten dat ook andere gemeenten met een Hornwapen tot wapenrestauratie zullen overgaan. Als men ook dáár weer het recept toepast dat de heer Aerts ons tracht voor te schrijven, dan zou dat gaan betekenen dat er een hele rij exact dezelfde "eigen" ge- meentewapens zou gaan ontstaan, alle met het "enig echte" Hornwapen. Maar Heeze en Leende verkeren in de unieke situatie dat ze WERKELIJK een EIGEN wapenvorm bezitten en nog een gerenomeerd oude ook. En juist DIE wil de heer Aerts met alle geweld uit de wereld hebben. Om - gelet op het aantal andere Horncandidaten - al bij voorbaat de wapens van Heeze en Leende een niet na te volgen eigen accent te geven, stel ik voor het eigen karakter nog te versterken door invoeging van alweer een volkomen eigen en daarom uniek element n.l. de in het zegel voor-komende ster. Dan wel in een toegevoegd schildhoofd, dat daardoor het wapen van beide gemeenten nóg meer eigen karakter, nóg meer sierlijkheid en nóg meer kleur en fleur geeft. De boom is hiervoor veel minder geschikt dan de ster, die overigens al eens eerder in het Horn-wapen voorkwam. Over de oorspronkelijke Hornse kleuren bestaat geen enkel misverstand, al zou men dat aan de nog steeds in zwang zijnde wapens van 1817 bepaald niet zeggen. Het schildveld is van goud en daarop staan de rode hoorns, al dan niet voorzien van zilveren beslag. Iedereen kan aan het zegel der Schepenen aflezen dat dit beslag in Heeze en Leende ontbrak. Het zou natuurlijk te dwaas zijn beide uit de Heerlijkheid voortgekomen gemeenten een wapen te geven dat in geen enkel opzicht verschilt van het wapen der buurgemeente.

Het is immers juist de functie van een wapen als direct herkenbaar uniek-eigen embleem te fungeren. Dan is de enig juiste, voor de hand liggende en heraldisch-historisch gebruikelijke methode, van één der wapens de kleuren te verwisselen. In dit geval zou dat dan betekenen dat Leende de "kleuren en metalen" van het Heezer wapen verwisselt.

Als Heeze een blauw schildhoofd zou krijgen met daarin een gouden ster, dan zou dat in Leende een gouden schildhoofd dienen te zijn met daarin een blauwe ster. Zo deed men dat al in de bloeitijd van de heraldiek.

Op deze manier krijgen beide gemeenten een even mooi en even authentiek wapen, dat duidelijk aangeeft dat ze dezelfde oorsprong hebben, maar tevens duidelijk maakt dat ze nu ieder hun eigen onafhankelijke leven leiden.

Ook de heer Aerts heeft zich al eens over deze kwestie gebogen en kwam al in Heemkronyk twaalfde jaargang, no. 4, april 1974 met zijn eigen voorstel. En wel als volgt; "Een veld van azuur (blauw) beladen met een boom van sinopel (groen) aan wiens takken een schildje van goud hangt beladen met drie rode hoorns beslagen van zilver 2:1 en boven de boom een vijfpuntige - of als men liever aan de ster uit het zegel wil vast- houden - een zespuntige rode ster."

"Een oplossing voor een nieuw gemeentewapen van Leende zou kunnen zijn; een gevierendeeld schild waarin per kwartier, een van de drie figuren uit het zegel kunnen worden gerangschikt. Voor het overblijvende kwar- tier kan dan bijvoorbeeld een gekapte en gebelde valk worden genomen of eenvoudigweg de valk die voorkomt op het schild van 1646 van het St. Jansgilde van Leenderstrijp. Het is een figuur die zeker in aanmerking komt om het onderscheid tussen de gemeentewapens van Heeze en Leende te vergroten. Daar de valkerij vooral in Leenderstrijp werd beoefend, kan deze vogel in het wapen van Leende de band tussen dat dorp en het afgelegen gehucht Strijp symboliseren. Het is een der mogelijkheden die er zijn maar die wel moeten worden getoetst aan heraldische vormen."

Tot zover de heer Aerts. Dat toetsen aan heraldische vormen - en normen - kan men dan veilig overlaten aan de Hoge Raad van Adel in Den Haag. Hoewel de voorstellen van de heer Aerts ten aanzien van het wapen voor Leende voorlopig nog aan de vage kant zijn, staat het in elk geval al vast dat er van het oorspronkelijke zegel-wapen weinig wordt heel gelaten. Voor wat Heeze betreft weten we al wel nauwkeurig dat de heer Aerts een wapen in zijn gedachten heeft dat zelfs de elementaire heraldische regels volkomen negeert. De heraldische normen staan n.l. nooit toe dat men "metaal in metaal" ofwel "kleur in kleur" gebruikt. Een rode leeuw in een groen veld KAN eenvoudig niet, een gouden leeuw in een zilveren veld evenmin. Het is wel in orde als een rode leeuw in een veld van goud of zilver wordt geplaatst of een zilveren ster in een veld van zwart, blauw, groen of rood. Maar volgens de heer Aerts zou Heeze dan aan een wapen worden geholpen met een BLAUW veld, waarop eerst een GROENE boom wordt geplaatst en dan óók nog eens een RODE ster. De Hoge Road zal dat beslist nooit aanvaarden.

De heer Aerts poneert dan vijf stellingen in zijn samenvatting:

"1 De boom in het schepenzegel is een zeer oud rechtsteken, maar de
werkelijke betekenis ervan is (nog) niet met bewijsstukken aan te
tonen." 

Daar hoeven we dan niet op te wachten, want aan de orde is de restauratie van het WAPEN, niet van het ZEGEL. Overigens blijkt overduidelijk dat de boom niet in het te restaureren wapen voorkomt.

"2 De heerlijkheid Heeze en Leende of de dorpen van die heerlijkheid hadden geen wapen, maar de heren hadden een familie- en/of persoon- lijk wapen”.

Aanvankelijk was dat inderdaad zo, maar alleen al in Brabant kon men aan minstens honderd wapens van steden, heerlijkheden en dorpen zien dat zich daaruit de eigen wapens van steden, dorpen, heerlijkheden en gemeenten hebben ontwikkeld. Dat geldt evenzeer voor Heeze en Leende.

"3 De Schepenbank van de heerlijkheid had een schepenzegel om de
echtheid van hun stukken te waarborgen."

En in dat schepenzegel stond het wapen dat op die manier achtereenvolgens schepenwapen en dorpswapen werd, en dat daarom aangewezen is als het enige verantwoorde gemeentewapen.

"4 De gemeentebesturen van thans zijn de wettige opvolgers van de vroegere schepenbanken."

En dus ook de wettige erfgenomen van het oorspronkelijke wapen.

"5 Hoewel gemeentewapens eigenlijk alleen een ceremoniële funktie hebben is het historisch gezien zinvol om het schepenzegel volledig in de gemeentewapens van Heeze en Leende te doen voortleven."

Hoewel schepenzegels volkomen voltooide tijd zijn is het zeer zinvol het oude schepenzegel in herinnering te houden b.v. door een mooie afbeelding op een plaquette of iets dergelijks, aan te brengen op een der raadhuismuren, ‘t zij binnen of buiten.

Een heel andere zaak is dat er ook nog gemeenteWAPEN5 zijn. Die zijn nog wèl dagelijks in gebruik en niet uitsluitend ceremonieel. Als er gemeenten zijn die hun authentieke wapen kennen uit een of ander historisch gegeven, zoals in Heeze en Leende gelukkig het geval is, dan kan men niet beter handelen dan van zulk een historisch WAPEN uit te gaan als men het plan ten uitvoer wil brengen het gemeenteWAPEN te restaureren.

Het JACHTRECHT is het volgende punt waar de heer Aerts zich mee bezig houdt. Dat schijnt zelfs verdedigd te moeten worden. Maar als ik de Heren van Horn en van Egmond samen wil laten genieten van een jachtpartij op de Leenderhei of in de Heezerbossen dan schijnt dat óók al niet te kunnen. Ik heb er geen enkel bezwaar tegen dat de Heezer Heren naar eigen believen bomen konden kopen en konijnen mochten vangen. Met heraldiek heeft dat allemaal niets te maken. Overigens vermeldt de heer Aerts zelf de akte van 1334 waarbij de Heerlijkheid werd ingevoegd in het Brabantse geheel, zoals in die periode overal in het Hertogdom gebeurde. Op die manier konden er toen nogal wat "twee-herige" zegels ontstaan, omdat in verschillende plaatsen zowel het wapen van de Hertog als dat van de plaatselijke heer in het zegel werden opgenomen. In sommige huidige wapens is dat nóg terug te vinden.

Over de kleuren van de hoorns is al uitvoerig geschreven. Ook over kleur- wissel.

Tenslotte. Nog steeds ben ik niet bekend met alles wat er in zovele plaatsen, in zovele jaren in plaatselijke periodieken te berde is gebracht aan wetenswaardigheden omtrent lokale geschiedenis. Ik acht dat niet mogelijk en evenmin onoverkomelijk. Nog steeds ben ik bezig belangstelling te wekken voor het bestuderen van de heraldische erfenis van Brabant om dan in onderlinge samenwerking te kunnen beginnen aan het herstel van de rond 1817 grotendeels verknoeide wapens van Brabant. Gelukkig ondervind ik daarbij steeds meer en steeds concretere steun en medewerking. Ook waardering, vooral van mensen die op dit gebied kennis van zaken hebben.

In Heeze en Leende zal men zeker niet kunnen zeggen dat er over de plaatselijke heraldiek niet terdege is gediscussieerd.

Kees van Berendonk.

Ga terug