Sint Jan uit Leenderstrijp en Heezer Sint Job gestolen.

Heemkronijk jaar:1976, jaargang:15, nummer:3+4, blz.48 -54 

SINT JAN UIT LEENDERSTRIJP EN HEEZER SINT JOB GESTOLEN

door: J.Aerts

Leende en Heeze zijn respectievelijk in december 1975 en januari 1976 opgeschrikt van twee opmerkelijke diefstallen van kerkelijke kunst. In Leende werd de St. Jansschotel gestolen uit de kapel in Strijp en in Heeze het beeld van St. Job uit de St. Martinuskerk. Beide 16de eeuwse beeldhouwwerken zijn om hun religieuze betekenis, hun grote gevoelswaarde en niet minder om hun historische en kunsthistorische waarde onvervangbaar.

De verontwaardiging over deze kunstroverij is groot en wordt door velen ook als persoonlijk ervaren. Eeuwenlang zijn St. Jan in Leenderstrijp en St. Job in Heeze vereerd en in vroeger tijden veelvuldig door pelgrims bezocht. Het heeft er de schijn van, dat beide diefstallen niet los van elkaar moeten worden gezien en de dieven zich misschien specialiseren in juist deze unieke beelden die een grote mate van volksverering kenden.

Sint Jan in Disco.

De diefstal van de Leenderstrijpse  St. Jan heeft plaatsgevonden in de nacht van 29 op 30 december 1975 en naar alle waarschijnlijkheid tussen half een en één uur. Dit mag worden afgeleid uit het onrustig worden van het vee, enkele kalveren en een stier die nog in de wei liepen, tussen 12.30 en 13.00 uur.

Landbouwer Jos van Meijl (Sint Janshoeve, Heerstraat 4) vertelt ons, dat het vee die nacht begon te “tuoeten" en hij was er speciaal voor opgestaan om te kijken of er iets aan de hand was. Het vee verraadde altijd de aanwezigheid van bezoekers aan de kapel, zegt hij, maar om ongeveer een uur was alles weer stil en rustig. Pas de volgende morgen zou hij begrijpen waarom de stier en de kalveren van zijn buurman die nacht zo onrustig waren.

Voor mevr. M. Deelen-Rooijakkers en haar dochter Franka was 30 december de vijfde dag van een noveen ter ere van St. Jan. Nog maar kort geleden had mevr. Deelen gehoord, dat St. Jan ook werd aangeroepen tegen hoofdpijn.  Op 26 december was men een noveen begonnen voor dochter Franka. Zo werd ook op 30 december weer een noveenbezoek aan de kapel van St. Jan gebracht om er voor de eeuwenoude St. Jansschotel een kaars te ontsteken. Op die dag constateerden moeder en dochter dat de St. Jansschotel niet meer aanwezig was en het traliehek waarachter het beeld had gestaan open was. Om de schotel uit de nis te kunnen nemen waren enkele bloemvaasjes op de grond gezet.

Mevrouw Deelen (Kreyl 12, Heeze) wist niet of ze aan diefstal moest denken of wat anders. Op de terugweg van de kapel stopte ze onderweg bij landbouwer Jan van der Palen (Kapelstr. 12), die in een weiland aan het werk was, om te informeren of de St. Jan om een of andere reden wel eens uit de kapel werd gehaald? Al heel gauw was hef duidelijk, dat de St. Jan in Disco was gestolen. Van der Palen probeerde eerst om de deken van het St. Jansgilde (Th. Vugts) te bellen maar deze was afwezig evenals sekretaris J. van der Palen (Hoogeindseweg 1). Ook Jan Hulsen, bestuurslid van het Sint Jansgilde, was niet thuis. Zijn vrouw, die intussen ook pastoor A. van Loon had ingelicht die op zijn beurt de politie waarschuwde, wist tenslotte haar man te vinden. Jan Hulsen, die altijd belast is geweest met de verzorging van de kapel, sprong op zijn fiets en reed naar de hem zo vertrouwde kapel. Korte tijd na hem arriveerde ook de politie. Door het slot te forceren, wat, zo moeten we achteraf vaststellen, geen al te grote inspanning heeft geëist, kon men de schotel in het nachtelijk duister gemakkelijk wegvoeren. Naast de schotel zijn nog twee kleine houten beeldjes meegenomen. Deze beeldjes die + 25 cm. hoog waren stammen vermoedelijk uit de vorige eeuw en stelden St. Jan en Maria (?) voor. Er werden geen bruikbare sporen gevonden ook niet bij het recherche onderzoek, dat nog dezelfde middag plaatsvond.

 

 

 

 

 

 

 

St. Jansschotel, Leenderstrijp, dateert uit het begin van de 16e eeuw en de polychromie is 18e eeuws. Het beeld werd op 30 december 1975 uit de St. Janskapel van Leenderstrijp gestolen. No bijna vijf eeuwen in Strijp, is de St. Jan in Disco uit zijn vertrouwde verblijfplaats weggeroofd.

Foto: Jan Aerts.  

Op 29 december was de St. Jansschotel nog aanwezig in de kapel. Omstreeks twee uur in de namiddag had het noveenbezoek plaatsgehad en later in de middag hadden kinderen uit de buurt nog op de kapelberg gespeeld en waren ook in de kapel geweest. De St. Jansschotel was in beide gevallen nog aanwezig. Dit en de verklaring van Jos van Meijl maakt het zeer waarschijnlijk, dat de diefstal ‘s nachts tussen half een en één uur is gepleegd.

Zoals gebruikelijk bij dit soort diefstallen, is ook deze vermeld in het “Opsporingsblad" van de politie en wel in aflevering 4 van 24 januari 1976. Onder nummer 436 zijn twee foto's en een beschrijving van de St. Jansschotel opgenomen. Het St. Jansgilde uit Leenderstrijp heeft een advertentie laten plaatsen in het tijdschrift "Antiek" en hoopt daarmee de kans van een mogelijke opsporing te vergroten. Het is duidelijk, dat de diefstal hard is aangekomen; de kapel van Strijp is ontzield. Nog pas in 1974 is het zo fraai gelegen kapelletje, onder leiding van architekt De Jong, door de gildebroeders zelf gerestaureerd. De kapel is gebouwd in de eerste helft van de vorige eeuw op de plaats van de voorgaande grote kapel die tot in de 17e eeuw toe een druk bezocht bedevaartkerkje was. Voor het metselwerk gebruikte men de stenen van de oude kapel. Men zou kunnen stellen, dat dit kapelletje werd gebouwd als onderdak voor de St. Jansschotel en de pelgrims die er nog altijd kwamen en nog komen. Toen ik kortgeleden de kapel bezocht, was op de plaats van de St. Jansschotel een klein briefje bevestigd waarop geschreven stond:

"Een dezer dagen is onze St. Jan gestolen, welke al eeuwen hier heeft getrotseerd". Dit briefje is inmiddels vervangen door een grote foto van de schotel met een instruktieve tekst waarmee alle bezoekers op de hoogte worden gebracht van de diefstal en hierdoor misschien ooit eens kunnen bijdragen aan de opsporing.

De schotel met het St. Janshoofd, ook wel St. Jan in Disco genoemd, dateert uit het begin van de 16e eeuw, heeft een doorsnee van 52 cm. en is gesneden in eikehout. Het is de voorstelling van het afgehouwen hoofd van Johannes, geinspireerd door het bekende verhaal uit de bijbel, zeer plastisch en artistiek bekwaam gesneden met gevoel voor details zoals de opgetrokken huid aan de halStand en de verbeelding van de niet met een slag geheel afgesneden hals. De schotel is vaalgrijs van kleur, het gelaat en de hals zijn huidkleurig en de hoofd- en baardharen amberkleurig. De thans zichtbare polychromie is tevoorschijn gekomen bij de restauratie in 1972 door de Maastrichtse restaurateur W.J. Mares en dateert uit de 18e eeuw. Voor zover bekend, was de schotel voor het laatst in 1820 overgeschilderd. De St. Jansschotel wordt voor het eerst genoemd in een gildedokument uit 1645. Het betreft de kaart of reglement van het gilde St. Jan Baptista in Leenderstrijp, dat in genoemd jaar werd heropgericht. Daarin staat: "Believen ons te vergunnen om op te regten een nieuwe gulden uit Iiefden en eendragt van Sint Jan Baptista Rustende in de parochie van Leende tot Strijp in de St. Jan Capelle".

De hiervoor al genoemde Jan Hulsen (Strijperstraat 37) had in eerste instantie gepleit voor restauratie van de St. Jansschotel. Toen in 1971 de beelden van Catharina en Barbara uit de parochiekerk zouden worden overgebracht naar het atelier van Mares, merkte kerkmeester Hulsen op dat de St. Jansschotel uit de Strijper kapel ook hard aan restauratie toe was. Na enig overleg werd besloten om de schotel ook mee te nemen naar Maastricht met het gevolg, dat de oude schotel nieuwe glans en roem verwierf. Bij het vijfde eeuwfeest van de kerk van St. Petrus’ Banden in 1974, was de schotel een van de coryfeeën op de tentoonstelling van het kerkelijk kunstbezit in Leende. En in het boek "Dyt Gheyt aen der kyrcken van leent" werd hij aan zijn betrekkelijke vergetelheid ontrukt. Het is natuurlijk niet met zekerheid te zeggen, maar de restauratie, de tentoonstelling en het boek hebben de schotel natuurlijk ook onder de aandacht gebracht van kwaadwillige mensen die nu hun slag hebben geslagen. Weliswaar was er na de restauratie gewezen op de mogelijkheid van diefstal en van verschillende zijden de wenselijkheid naar voren gebracht om een kopie of afgietsel in de afgelegen kapel te plaatsen. Daartegenover staat de mening, die naar ik meen ook door de gildebroeders werd aangehangen, dat de echte St. Jan in de kapel thuishoort. Die laatste opvatting wil ik graag ondersteunen, al moet ik er een voorwaarde aan verbinden: afdoende beveiliging!

Achteraf gezien weten we dat die er niet was en het is de vraag of die daar wel mogelijk is? Bij wijze van spreken kan de kapel onopgemerkt in een nacht worden gesloopt. Een andere faktor is het ondenkbare, het ongelooflijke van diefstal. Een kleine vijf eeuwen heeft het beeld bijna alles moeten trotseren war maar te bedenken valt, behalve diefstal. Niet dat daar geen rekening mee is gehouden. Het degelijke traliehek dat voorzien was van een zeer goed slot was door de gildebroeders zelf vervaardigd en voldeed ogenschijnlijk aan de eisen van een goede beveiliging maar kon tenslotte door de dieven met geringe hulpmiddelen worden geforceerd. We kunnen nu wel zeggen, dat een kritisch onderzoek van de afsluiting de onvolkomenheid ervan aan het licht zou hebben gebracht, dan is dat toch niet meer dan nakaarten . Stellen we dan vast, dat de Strijper kapel zelfs met de modernste hulpmiddelen maar moeilijk te beveiligen zal zijn, dan ligt de konklusie voor de hand. lk laat het invullen daarvan met vertrouwen aan ieder van u persoonlijk over.

Ik geloof, dat men in Leende nu terecht wijst op de diefstal van het beeld van St. Job uit de kerk in Heeze. Of het nu gaat om een afgelegen kapel of een kerk midden in het dorp, de dieven weren er wel raad op.

Onze voorzorgsmaatregelen en beveiliging tegen diefstal van een deel van de kerkelijke kunstvoorwerpen is onvoldoende. Terecht zal men hier tegenin brengen dat de voorzorgsmaatregelen met alle zorg en ernst zijn genomen. Dan kom ik weer terug op het ongelooflijke, het ondenkbare van diefstal van beelden als van St. Jan en St. Job. In ons onderbewustzijn leeft iets van het absurde van dit soort roverij. Wij denken met eenvoudige middelen moderne kunstrovers tegen te kunnen houden. Ergens zal het ook wel in onze Brabantse aard zitten. We vertrouwen vaak maar al te zeer op de goedheid van de medemens. Een vertrouwen, dat dan nu wel een forse deuk heeft gekregen. We worden met onze neus op de feiten gedrukt en het is een harde les maar we moeten er van leren. Het enige wat er op zit, is te zorgen voor een afdoende beveiliging. Is dat niet mogelijk dan zit er niks anders op als onze beelden, met hoeveel tegenzin ook, op te sluiten in de kluizen totdat we er zeker van kunnen zijn dat ze op de plaats blijven staan waar ze thuishoren.

We zeiden het hiervoor al, de religieuze en gevoelswaarde van deze beelden en hun historische en kunsthistorische betekenis gaar veruit boven de waarde in geld. Dat neemt niet weg, dat de waarde van deze zaken vaak in tienduizenden gulden moet worden uitgedrukt. Daarin zit de oorzaak van het kwaad. We geloven bij wijze van spreken niet of nauwelijks meer, maar de uitingen van intens geloof, neergelegd in deze beelden, zijn ons alles waard; tot diefstal toe. Het is voor het eerst, dat wij met deze “handel" worden gekonfronteerd. Maar het is duidelijk, dat dit soort praktijken al geruime tijd wijd om zich heen grijpt. In de "Gazet van Antwerpen" van 31.1. lazen we:

"Diefstallen in kerken waren tot  voor kort een echte plaag".

lk vraag mij af of hier geen taak ligt voor verzekeringsmaatschappijen? Het is toch in hun belang dat diefstal in kerken zoveel mogelijk wordt beperkt. Met een goede voorlichting over afdoende beveiliging is al heel wat te bereiken. 

 

      Beeld van St. Job uit Heeze, 16e eeuws.

       Op 28 januari 1976 gestolen uit de parochiekerk van St. Martinus te Heeze. Zeer waarschijnlijk afkomstig uit de in 1654 afgebroken St. Jobskapel op de Ven.

       Foto: Jan Aerts. 

De diefstal van de Leenderstrijpse St. Jan viel niet onder de termen van de verzekering. Het beeld had dan in de kerk aanwezig moeten zijn en zou ook dan alleen nog maar verzekerd zijn geweest voor brand en voor mijn gevoel nog ver beneden de waarde bovendien. Men was daarvan op de hoogte. Bevestigt dit eigenlijk niet, wat we hiervoor schreven over het ondenkbare van diefstal en goed vertrouwen?

 

St. Job.

Nauwelijks een maand na de diefstal van St. Jan uit de Strijper kapel, werd uit de St. Martinuskerk in Heeze het beeld van St. Job gestolen. De betekenis van dit beeld ligt in hetzelfde vlak als de St. Jansschotel. Het begint er op te lijken dat de dieven het speciaal begrepen hebben op dit soort beelden met een grote gevoelswaarde al zal die voor hen misschien  niet van belang zijn. We zeggen nadrukkelijk misschien, want de mogelijkheid van een of andere vorm van religieus fanatisme moeten we toch niet uitsluiten.

Maar meer voor de hand liggend is de grote waarde in geld van deze beelden die de dieven naar onze kerken lokken. Er is geen enkele aanwijzing voor, dat er verband bestaat tussen beide diefstallen, maar uitgesloten is dat zeker niet. Het beeld van St. Job is op woensdag 28 januari 1976 uit de Heezer parochiekerk gestolen. Een tijdstip voor de diefstal heeft men niet kunnen vaststellen. De kerk in Heeze is altijd de gehele dag open, zij het dat men door de hoofdingang binnen moet. De kleine zijdeuren zijn bijna altijd gesloten. Verder kan men nog in de kerk komen via de kloostergang die verbinding heeft met het bejaardenhuis. Het beeld van St. Job had al vele jaren een plaats in een kapel achter in de kerk. De diefstal werd het eerst ontdekt door koster Henk van Eert die even na half acht, na de avondmis van zeven uur, de twee kaarsen die voor het beeld stonden te branden wilde gaan doven. Hij waarschuwde onmiddellijk pastoor-deken drs. J.J. Somers. Omstreeks negen uur die avond heeft de politie ter plaatse een onderzoek ingesteld, dat evenmin als in Leende bruikbare sporen opleverde. Wel ter heeft de vrouw, die omstreeks tien voor zeven een kaars heeft opgestoken in de St. Jobskapel, zich nog gemeld. Zij deelde mee, dat het beeld op dat tijdstip reeds was verdwenen. De tweede kaars, die ongeveer een half uur eerder moet zijn opgestoken, kon wel eens door de dief zelf zijn aangemaakt.

De politie noemt de diefstal "gedurfd". De dief heeft acht bouten die goed vast zaten moeten losdraaien. Het beeld was met deze bouten aan een ijzeren staaf bevestigd, die door de sokkel heen in de tegelvloer was verankerd. Men heeft het karwei ook niet zonder rumoer kunnen klaren omdat een bloempot in scherven op de grond lag. Kennelijk hebben de dieven hun tijdstip goed gekozen. Want als iemand hen met dit beeld op het kerkplein gezien zou hebben, dan zou dat zeker argwaan opgewekt hebben. Het beeld was niet licht te noemen, maar wel handzaam, zeker in vergelijking met andere beelden en ik spreek hier uit eigen ervaring.

Het beeld van St. Job is gesneden in eikehout en heeft een opmerkelijke gave, oude polychromie. De hoogte is 87 cm. We mogen als vrij zeker aannemen dat het beeld afkomstig is uit de oude St. Jobskapel op de Ven, die in1 654 is afgebroken. De datering is nogal vaag. Doorgaans wordt de Heezer St. Job simpelweg 16e eeuws genoemd. Het stelt de heilige man Job voor, zittend op een vaalt en slechts gekleed in een lendedoek. in de rechterhand heeft hij een potscherf. De linkerhand wordt in een berustend gebaar iets omhoog gehouden. Het lichaam is huidkleurig en overdekt met zweren en de lendedoek is vaal-wit. De hoofd- en baardharen zijn roodbruin. De verbeelding van de beproefde Job is treffend in zijn eenvoud en geeft een rake aansluiting bij het verhaal zoals we dat kennen uit het boek Job. Ongeveer tien jaar geleden had het beeld een plaats links vooraan in de kerk.

Omstreeks 10 mei, de feestdag van St. Job, werd het speciaal opgesteld voor in de kerk en werd een zilveren kroon op het hoofd geplaatst. Hoewel het pelgrimeren naar St. Job sterk op de achtergrond was geraakt, kwamen er toch elk jaar nog bedevaartgangers naar Heeze. De vorige parochiekerk kende nog een St. Jobsaltaar.

In 1962 heeft onze kring op de Ven een St. Jobsklokje geplaatst, als herinnering aan de vroegere St. Jobskapel. Het St. Jobsbeeld is slechts eenmaal geëxposeerd en wel in 1971 in het gemeentehuis te Heeze waar toen bij gelegenheid van de Brabantse Dag de tentoonstelling "Oude kerkelijke kunst in de zuidelijke Nederlanden", was ingericht. Het jaar daarna is het beeld in de kerk verankerd geworden op de wijze zoals we hiervoor hebben beschreven. De acht bouten die de dief los heeft moeten draaien zijn door hem meegenomen. Het staat wel vast, dat de beelden van Heeze en Leende niet in Nederland zelf verhandeld kunnen worden. Waarschijnlijker is, dat de dieven al van te voren wisten waar ze hun buit kwijt konden. Vrij zeker lag die bestemming ergens in het buitenland. Ons buitenland is erg groot en de kans op opsporing derhalve klein. Hoewel het misschien nog wat vroeg is, wordt hier en daar al gedacht aan het opvullen van de lege plaatsen.

Literatuurverwijzing.

St. Jan .

Zie voor de St. Janskapel en het St. Jansgilde "Dyt gheyt aen der kyrcken van leent", geschiedenis van Leende; uitgegeven door de stichting Torenfeesten 1974 en verder diverse artikelen in de Heemkronyk.

St. Job.

De kerken en kapellen van Heeze door P. Dominicus de Jong O.C.R. in Heeze een heerlijkheid in Brabant, uitgegeven door de heemkundekring De Heerlijkheid Heeze-Leende (Heeze) 1963 en verder de katalogus Oude kerkelijke kunst in de zuidelijke Nederlanden, Heeze (1971) en diverse artikelen in de Heemkronyk.

Oude pelgrimages vanuit Noord-Brabant door drs. W.H.Th. Knippenberg in "Kultuurhistorische verkenningen in de Kempen, dl. III; Oisterwijk 1968" (Uitgave van de stichting Brabants Heem).

Ga terug