De NV Heerlijkheid Sterksel en haar likwidatie.

Heemkronijk jaar:1967, jaargang:6, nummer:6,  blz.87 -93

DE N.V. HEERLIJKHEID STERKSEL EN HAAR LIKWIDATIE

door: A. Verhoeven

De hier volgende gegevens zijn ontleend aan de herinneringen van de heer Verhoeven. die de administratie gevoerd heeft van de N.V. Het zijn geen officiële gegevens. Alle oude stukken en boeken zijn verloren gegaan.

Het landgoed Sterksel was 1663 H.A. groot en werd in optie gegeven aan de heer  D. Willems uit België. Het landgoed was eigendom mr.dr. J. van Best. die in Eindhoven woonde en het verkregen had uit de erfenis van de fam. Pompen in Leende. Mr. van Best ligt in Sterksel begraven.

Volgens de Staatscourant is de N.V. opgericht op 27 juli 1915. De Acte is door Notaris Mertens uit Geldrop opgemaakt. De Vennootschap was aangegaan voor de duur van 50 jaar. Haar doel was de aankoop en exploitatie van het landgoed Sterksel.

De 1663 H.A. waren verdeeld als volgt:

            over de gemeente Soerendonk         1642 H.A.

            over de gemeente Heeze                         2 H.A.

            over de gemeente Leende                     19 H.A.

 

De opzet van de exploitatie was: de aanleg van een tuinstad door het bouwen van villa's, de bouw van kleine boerderijen, aanleg van boom- en groentekwekerijen, het verkopen en verhuren van gronden en gebouwen. Daarbij kwam nog de exploitatie van onroerende goederen, het oprichten van of deelnemen in handelszaken en nijverheidsondernemingen. Bij de oprichting bedroeg het kapitaal fl. 760.000. --.

De oprichting geschiedde door de volgende heren:

M. Bervoets                koopman te Rotterdam

W. Pessers                  fabrikant te Tilburg

A. Perquin                   architect te Rotterdam

C. Raam (?)                fabrikant te Tilburg

P. Buskens                  architect te Rotterdam

P. van Moorsel           koopman te Den Haag

H. Jungerhans             koopman te Rotterdam

F. Twaalfhoven           accountant te Utrecht

W.Bervoets                 grondbezitter te Faassen

J.K(C)amerbeek          beheerder Boerenleenbank te Venlo

George Dröger (?)      fabrikant te Tilburg

Uit deze heren werd een Raad van Beheer en een Raad van Commissarissen samengesteld. President-Commissaris werd M.G.Bervoets te Rotterdam en Directeur met algemene leiding Dhr. D.Willems.

De exploitatie werd onmiddellijk en flink aangepakt. Voorlichting werd in november 1915

gegeven door de volgende personen of instellingen:

M. van de Broek, direkteur v.d. Landbouwschool in Boxtel, door het Bureau voor ontginning en grondverbetering te Zwolle en door de Nederl.Heide Mij in Arnhem. Deze gaven een schatting van totaal fl. 350.000. --.

Verder 89 ha bouwland - 30 ha grasland en cultuur - 43 ha natuurweiden - 90 ha broekgronden - 120 ha zandverstuivingen - 380 ha hoge heide - 360 ha middelhoge heide - 200 ha lage heide - 2 ha wegen en waterlopen en 324 ha ondergrondbossen. Dit komt neer op ca. fl. 220.-- per H.A. Hierin waren begrepen 68 boerderijen.

Een kapel met begraafplaats en een herenhuis (Huize Sterksel) waren niet opgenomen in de taxatie. De kerk en de begraafplaats werden in bruikleen afgestaan aan het Bisdom. Tot eerste pastoor werd benoemd de heer P. Thijssen. Hij had toen de beschikking over het kleine kerkje, dat destijds door de fam. Pompen was gebouwd. Daar hadden alle plechtigheden plaats, vaak zo goed en zo kwaad als het ging, omdat de ruimte beperkt was. De pastorie was enige jaren ondergebracht in het huis in de tegenwoordige Stationsstraat, dat nu eigendom is van de fam. Driessen en al jaren lang bewoond wordt door de fam. te Boekhorst. Pastoor Thijssen bouwde later de tegenwoordige pastorie. Een nieuwe kerk werd gebouwd, nadat de N.V. was geliquideerd. De meeste bewoners konden na verkoop van hun grond aan de N.V. op hun boerderij blijven wonen tegen een redelijke huur. Velen van hen, zoniet de meesten hadden hierbij nog een stukje grond in pacht. waarop ze groenten en aardappelen konden verbouwen. In hoofdzaak waren dit de families Hikspoors, Verhoof, Scheepers, Cox. Maas en andere.

 

DE EXPLOITATIE

Er werden plm. 200 werklieden aangetrokken uit Sterksel, Heeze, Maarheeze en zelfs uit België. Deze, meestal geschoolde arbeiders kregen een goed loon en waren in alle geval tevreden. Van de bodem, die tot dantoe voor het grootste deel renteloos was, werd ca. 80 tot 100 ha. drooggelegd en herschapen in weide en bouwland. De naam Sterksel kreeg bekendheid door de verkoop van veldgewassen, zoals aardappelen, rogge, haver en de handel in vee. De afwatering van de vennen, zoals Peelven, Turfven en Stoeiing werd onder deskundige leiding  energiek aangepakt en zelfs de bruggetjes werden niet vergeten. Op de dag van vandaag kan men nog zien dat de ontginning breed was opgezet. In het kader van deze ontwikkeling werd de veestapel flink uitgebreid. Een van de jaarverslagen geeft aan: 50 paarden van Belgisch ras en 24 veulens 80, koeien 69 pinken, 20 kalveren, 2 stieren, 60 varkens, 129 biggen en 25 à 30 ossen.

Met de paarden werd gewerkt op het land, met de ossen geploegd in de vennen en op de Heidegronden, omdat dit voor paarden te gevaarlijk was. Het ploegen met ossen heeft niet lang geduurd, het ging te langzaam en had daardoor een nadelige invloed op de arbeiders. Goede werktuigen voor het omploegen van broek- en heidegronden had men toen nog niet. Over tractoren werd wel gesproken, maar ze werden nog niet aangeschaft. Er waren echter goede heideploegen beschikbaar, zodat men met het ontginnen van heidegronden regelmatig kon doorgaan. De grond van verschillende percelen was van goede kwaliteit. Na een korte exploitatie was de opbrengst van de oogst in 1919 fl. 150.717.57.

De eerste jaren waren de nieuwe gronden met prima kunstmeststoffen bewerkt. De verkoop van boshout, gezaagd op meterlengte, was ook van betekenis en de Tilburgse Textielfabrieken waren zeer goede afnemers. Begin 1919-1920 liep de verkoop terug. doordat op andere wijze in de behoefte aan brandstof kon worden voorzien. Verschillende percelen bos waren van de kaart. maar de vrijgekomen gronden werden in cultuur gebracht en productief gemaakt. Het bedrijf was intussen krachtig uitgebouwd. Er was veel vertier en van de kant van de boeren uit de omtrek was er veel interesse. Ook kwamen landbouwscholen het bedrijf bezichtigen. De werkzaamheden werden goed verdeeld en stonden onder leiding van 5 bekwame opzichters, de een belast met de ontginning, de ander met de verzorging van de bestaande boerderijen, weer een ander met de verzorging van het vee. Bovendien was een van hen verantwoordelijk voor het machinepark.

Door de directie waren moderne machines aangeschaft. De N.V. was in het bezit van de nieuwste dorsmachines, maaimachines, aardappelpootmachines, machines voor het zaaien van haver, rogge, enz. Men was wel verplicht deze aan te schaffen, omdat men anders het seizoenwerk niet meer aan kon. De verantwoordingsrapporten werden wekelijks door de opzichters en voorwerkers ingediend en op het eind van het jaar konden de resultaten in grote lijnen worden vastgesteld. In de jaren 1920-1922 waren de resultaten verrassend laag te noemen. Oorzaken; de lonen, onkosten en de lage prijzen van de veldgewassen. De tijden waren niet erg gunstigs. Men hield weliswaar het hoofd koel, alles werd nog eens goed berekend, maar de oplossing voor de slechte gang van zaken kon niet direkt gevonden worden. Er waren in de loop der jaren aangekocht en gehuurd. ca. 4000 m. rails voor smalspoor met kipwagens. Dit smalspoor doorkruiste zowat heel de ontginning, tenminste wat de verste punten betreft. Deze aanschaf was zeer verstandig want zodoende konden de vele en zware vrachten op korte termijn en goedkoop worden afgevoerd. Daarvoor gebeurde dit met paarden. Wel heeft men het met een locomotief geprobeerd, maar dit was geen sukses, daar deze machine veel problemen opleverde.

De onkostenrekeningen van onderhoud der machines werden steeds groter. De reparaties moesten in Heeze geschieden. Dit leverde nogal wat moeilijkheden en tijdverlies op. Tenslotte werd overgegaan tot het bouwen van een eigen smederij en timmerwinkel. De benodigde ruimte werd gevonden naast de winkel en café van de familie Hikspoors. Gelukkig waren er onder de tewerkgestelde werklieden enige smeden en timmerlieden. De nieuwbouw en grote reparaties werden uitbesteed aan de firma Huibrechts te Heeze.Met de verlichting was het treurig gesteld. Er moest met petroleumlicht gewerkt worden. Een kaartje leggen bij dit licht ging nog wel, maar voor kantoorverlichting en de grote stallen was deze verlichting niet langer bruikbaar. Er kwam een 2e-hands zuiggasmotor die voor licht zorgde tot ‘s avonds 10 uur. In noodgevallen konden accu's worden ingeschakeld. Deze verlichting voldeed goed.

In het centrum tegenover het oude kerkje werden 2 oude boerderijen omgebouwd en tot grote veestallen ingericht. Deze zijn nog steeds behouden.  Hier klopte het hart van de ontginning. Van hieruit werd elke dag het werk verdeeld, controle op het vee gehouden, handel gedreven, dreigende moeilijkheden opgelost, met andere woorden hier was het hoofdkwartier gevestigd.

Na een korte maar goede voorbereiding werd hier ook begonnen met kaasbereiding. Hiervoorwaren enige vakkundige mensen - naar Dhr. Verhoeven zich meende te herinneren uit Bodegraven - aangetrokken. Men had zich hiervan veel voorgesteld, maar er doken moeilijkheden op en al spoedig moest de kaasbereiding wegens het optreden van ziekte worden gestaakt. Op advies van een Landbouwinstantie werd oen begonnen met het verbouwen van witlof, maar de resultaten waren klein als gevolg van de hoge bedrijfskosten en de zeer lage prijzen. Voor een groot bedrijf bleken zowel de verbouwing van witlof als kaasbereiding niet mogelijk.

In de jaren 1917-1918 was het uiterst moeilijk om aan goede arbeidskrachten te komen. Met medewerking van de regering werden er 100 Belgische geïnterneerde soldaten uit een kamp in Harderwijk op de ontginning tewerkgesteld. Ze verdienden een behoorlijk loon. De N.V. was hiermede wel enigermate geholpen, maar er moet bij gezegd worden dat deze arbeidskrachten in bepaalde sectoren geen uitblinkers waren. Het was er hun vooral om te doen geweest uit het interneringskamp te geraken. Deze soldaten waren ondergebracht in enige boerderijen bij het station. De verhouding met de inwoners van Sterksel was goed te noemen. De verzorging van deze soldaten en de discipline onder hen waren prima. Ze hadden de beschikking over een goed-ingerichte cantine. Groente, aardappelen, vlees enz. werden van de ontginning betrokken. Van belang was de controle als geheel. Er was een bewaking van Nederlandse militairen en bij misstap of opstandigheid werden ze zonder pardon naar Harderwijk teruggestuurd. Ze kregen geen extra toelage meer en het kontakt met hun familie in België was beperkt.

De krijgsgevangen militairen amuseerden zich goed met kaarten en zang.

Er werden een zangvereniging en een harmoniekorps opgericht. Op de jaarlijkse kermis en bij andere feestelijke gelegenheden gaven zij acte de présence. De harmonie betekende voor hen zelf en voor de dorpsgemeenschap een prettige afwisseling. Het korps oefende met zijn toenemende activiteiten een goede invloed uit op de geest van de militairen, want het was hier voor hen maar een stille omgeving. De Belgische arbeidskrachten gingen na de oorlog geleidelijk aan terug naar hun land. Als gevolg daarvan ontstond er een impasse in de aanleg van de waterwerken. Men waagde toen een experiment door een 50-tal werkloze havenarbeiders uit Rotterdam over te laten komen. maar dit liep uit op een mislukking. Deze wilden veel geld verdienen, weinig werken en bovendien waren ze lastig. Men was blij met hun vertrek.

Voor bepaalde werkzaamheden werd van de opzichters teveel tijd gevergd; de uitgestrektheid van het domein was te groot. Daarom werd in overleg met de Raad van Beheer in de 20-er jaren Dhr. J. Noordman tot onderdirecteur benoemd. Hij bleek een goede kracht te zijn. Muzikaal aangelegd als hij was richtte hij een nieuw zangkoor op. Bij de bevolking was hij zeer gezien en een vriend van allen.

Naarmate de dorpsgemeenschap zich uitbreidde deed zich steeds meer de noodzaak van een eigen school gevoelen. Pastoor Thijssen en de directie van de N.V. hebben er veel tijd voor opgeofferd om in gezamenlijke besprekingen de voorbereiding te treffen voor de bouw van een school. Ondanks geringe financiële steun van Rijk en Gemeente kwam er de school en werd A. Schilleman als hoofd hiervan aangetrokken. Al gauw bleek dat men een goede keuze had gedaan. Dank zij de door hem opgedane ervaring had hij spoedig alles voor elkaar. Dhr. Schilleman heeft zeer veel gedaan voor de ontwikkeling van Sterksel. Hij was medeoprichter van de Burgerwacht, het zangkoor, de handboogklub, het kermiscomité enz. Hij organiseerde allerlei festiviteiten. Bovendien kon men met zijn problemen bij hem terecht. Hij was een goed mens.

DIRECTEUR D. WILLEMS

Deze was, zoals reeds gezegd, van Belgische afkomst. Hij was een actief en energiek onder nemer, een doorzetter en optimist. Dag en nacht was hij bezig met de ontginning. Zijn fantasie kende geen grenzen. Zijn durf en organisatievermogen bleken bij de oprichting van de N.V. In verbazend korte tijd had hij een formatie aandeelhouders bijeen. Men moet hierbij opmerken, dat hij het hele landgoed voor geruime tijd in optie had gekregen terwijl op dat moment ook moest worden vastgesteld; dat zijn bezittingen als vluchteling als beperkt moesten worden aangemerkt. Hij zag zich voor een zware taak geplaatst. Ten opzichte van de aandeelhouders droeg hij een grote verantwoordelijkheid. Dit was hem soms aan te zien. Hij kreeg veel kritiek te verwerken, moest nogal eens verantwoording afleggen.

Zijn gezondheidstoestand had hieronder veel te lijden en tenslotte nam hij het besluit naar België terug te keren. Dit was voor hem een moeilijke beslissing en een desillusie. De tijden waren slecht. Tegen de moeilijkheden die zich voordeden bleek hij niet opgewassen. Hem komt niettemin de verdienste toe, dat hij de grote stoot gegeven heeft voor de opkomst van Sterksel en hij verdient daarvoor toch onze dankbaarheid.

Nadien is Dhr. J. Noordman gedurende enige jaren met de leiding van de ontginning belast geweest. Maar hij heeft de wind niet mee gehad; er deden zich nog meer economische spanningen voor, het geld was schaars, de veldgewassen en het vee brachten niets op.

De Raad van Beheer en aandeelhouders kwamen voor de vraag te staan hoe een oplossing te vinden; reorganisatie of likwidatie. De likwidatie kwam eerder dan men aanvankelijk gedacht had. Voor het zover was is naast de bestaande N.V. nog een andere N.V. 0pgericht. n.l. de N.V. Grand Hotel Sterksel.

GRAND HOTEL STERKSEL

Aan Dhr. Verhoeven werd opdracht gegeven door de Raad van Beheer. om een bouwvergunning aan te vragen in de gemeente Soerendonk. Na verder overleg en onder supervisie van de N.V. werd voor notaris Mertens uit Geldrop op 20 december 1917 een nieuwe vennootschap opgericht n.l. de N.V. Grand Hotel Sterksel. De oprichters waren: W.Pessers - fabrikant in Tilburg; D. Willems te Sterksel; A. Verhoeven te Sterksel en J.Honee te Eindhoven. Als eerste directeur werd aangewezen Dhr. J. Honee. beheerder van het stationsrestaurant in Eindhoven. Het beginkapitaal werd bepaald op fl. 30. O00. --. Dit zou in hoofdzaak aangewend worden om het hotel te exploiteren. Na een goed georganiseerde klopjacht op het landgoed en een fijn Frans speechje van Dhr. Willems was alles in kannen en kruiken. Enige weken later kon het hotel worden geopend.

Het bevatte 20 modern ingerichte slaapkamers, badkamers met koud en warm water en douche. Er was elektrische verlichting. Het hotel beschikte over een eigen waterleidinginstallatie. Vanwege de vele bossen en vennen was het geheel een mooi recreatieoord. In het begin werd het hotel druk bezocht. De keuken was bijzonder goed. ‘s Zomers en ‘s winters waren de kamers volgeboekt. Op de zeer goed bewaakte jachtterreinen (er waren 2 bezoldigde jachtopzieners) werden gezellige klopjachten georganiseerd.

Ook werden er veel vergaderingen gehouden. Dank zij intensieve reclame kwamen er ook vacantiegangers en touristen om een kijkje te nemen. Men was niet ontevreden over de gang van zaken. De voortreffelijke ménus bevorderden het hotelbezoek. Na de oorlogsjaren hadden de goed-gesitueerden er wel iets voor over om er eens uit te zijn en goed te eten. Maar na 5 of 6 jaar deed zich de concurrentie van andere hotels en ontspanningsoorden in de omgeving voelen. De jaarverslagen spreken dan van krappe winsten, die wel niet verontrustend waren, maar de ondernemingslust van de aandeelhouders deden slinken. Het gebouw en de inventaris van hotel werden, toen de zaken verkeerd gingen, opgenomen in de likwidatie van de ontginning.

Door de curatoren werd het hotel verkocht aan de St.Charles-stichting van de Witte Paters in Boxtel, die er in 1926 een College aanbouwden en er zich na de inrichting tot woonhuis vestigden. 

Enige jaren na de oprichting van de N.V. was op advies van de Technische Commissie het aan Sterksel grenzende landgoed Heugten zeer voordelig aangekocht. Men kan niet beweren dat deze aankoop gezien de financiële positie van de Mij. en de grote afstanden van een verstandig beleid getuigde.

Het gebeurde echter met algemene instemming van de directie en de Raad van Beheer. Door het sluiten van een obligatielening van 4½ % hypotheek werd de aankoop van dit landgoed verantwoord geacht.

Op het tot dan toe gevoerde finantieel beleid was meerdere malen kritiek geleverd. Vele aandeelhouders wensten verkoop van gronden voor het stichten van boerderijen en tuinderijen. Dergelijke transacties zouden de produktiviteit en rentabiliteit vergroten. In de jaarverslagen staat nog vermeld dat op niet-onvoordelige wijze een stuk grond verkocht werd aan de Broeders van St.Jozef te Heerlen, die er een verpleeginrichting voor epileptici bouwden. Ook werden er percelen verkocht aan de families Reiling, Lommerse, Noordman e.a.

Goede samenwerking met deze families ontbrak niet. Ondanks de slechte tijdsomstandigheden en de zorgelijke financiële positie was - aldus Dhr. Verhoeven - het beheer goed te noemen. De credieten werden in hoofdzaak verkregen van de Hanzebank in ’s Bosch, toentertijd een van de grootste Bankinstellingen in Nederland.

In de 20-er jaren kwam er plotseling een debacle, waarvan veel ondernemingen de weerslag ondervonden. De Hanzebank ging in 1923 failliet. De credieten werden stopgezet. Mede als gevolg hiervan moesten de werkzaamheden op de ontginning worden beperkt en tenslotte gestaakt.

Er is nog even hoop geweest dat het bedrijf kon worden voortgezet, maar deze bleek al spoedig ijdel. Aan de curatoren werd n.l. een bod gedaan op het geheel, maar een Trustee van de hypothecaire obligatieleningen besliste anders.

Het landgoed zou in zijn geheel verkaveld worden en de percelen aan particulieren en instellingen worden verkocht. Voor velen zat er niets anders op dan Sterksel te verlaten en elders werk te zoeken.

Hier volgen nog enige persoonlijke herinneringen van Dhr. Verhoeven.

Toen het bedrijf nog bevredigend werkte, zocht de Nederl. Heide Mij regelmatig contact met de N.V. Er was steun van de regering in het vooruitzicht gesteld en woningbouw toegezegd. Maar de Maatschappij had enige jaren geen dividend uitgekeerd en de Raad van Beheer werd met dit feit geconfronteerd. Men heeft nog pogingen in het werk gesteld om de zaak overeind te houden, maar de onderneming bleek een verloren zaak.

Dhr. Verhoeven is op de ontginning werkzaam geweest vanaf 1 november 1916 tot 1 december 1925 als adminisrrateur en van 1917 tot 1925 ook als administrateur van het Grand Hotel. In augustus 1919 werd hij tot raadslid van de gemeente Soerendonk gekozen, waartoe ook Sterksel en Gastel behoorden. Hij is lid geweest van diverse commissies. Hij herinnerde aan de prettige samenwerking met Burgemeester Damen en de gemeentesecretaris Sebregts, welke niet ongunstig was voor de ontginning.

In het verenigingsleven ging het er gemoedelijk en gezellig aan toe. Hij bewaart zeer prettige herinneringen aan de samenwerking met de directie en aan het contact met de bevolking.

DE PAROCHIE STERKSEL

Vroeger werd Sterksel bediend vanuit Maarheeze. De kapelaan werd met een rijtuigje gebracht. De Pastoor is nog in het bezit van de onkostenrekeningen van reparaties aan dit rijtuigje. Het is minstens één keer voorgekomen en misschien ook maar één keer dat de kapelaan tevergeefs wachtte op het vehikel en de dienst in Sterksel niet doorging. Enkele mensen lieten het daar niet bij zitten en gingen nog naar een late mis in Heeze.

De parochie Sterksel is opgericht in 1916. In 1966 werd met veel luister het 50-jarig bestaan gevierd. Op een vraag van pastoor Verhoeven, of de Mij invloed uitgeoefend heeft op het bisdom om Sterksel tot zelfstandige parochie te maken en of het waar is dat het bisdom d.t.v. Mgr. Prinsen fl. 50.000. -- geschonken zou hebben aan de Mij kon Dhr. Verhoeven geen bevestigend antwoord geven. Hij heeft die som in ieder geval nooit geboekt. Pastoor Thijssen was trouwens reeds aanwezig en kreeg van de Mij. om de 3 maanden een salaris. Als pastorie diende een huisje achter de kerk.

Tenslotte nog enkele herinneringen die uit de gestelde vragen naar voren kwamen:

- de ossen zijn 1½ tot 2 jaar meegegaan. Ze waren broodmager en lui ondanks het feit dat
ze namen als "Napoleon" droegen. Ze zijn later verkocht voor gemiddeld fl. 75.--, meer
been dan vlees. Een echt osse-kerkhof is er niet geweest.

- de namen Vlaamse weg en Albertlaan zijn afkomstig van Dhr. Willems.

- het Peelven stond in 1916, toen Dhr. Verhoeven kwam, gedeeltelijk onder water. Door het graven van de afwateringskanalen kwam het droog te liggen. Het oorspronkelijke plan was om villa's rond het Peelven te bouwen. Er waren daar een Heren- en Damespad geprojecteerd.

- de betekenis van de spreuk op het wapen van Abt Valentijn "Ne quid nimis" is ofwel alles met mate ofwel vrij vertaald: "de kost gaat vóór de baat".

 

Ga terug