Archeologisch overzicht van Geldrop (3)

Heemkronijk jaar:2014, jaargang:53, nummer:3, pag:57 -59

Archeologisch overzicht van Geldrop (3)

door: Jan Broertjes

IJzertijd (800-12 jaar voor Chr. (vervolg))

In de vorige aflevering werden plattegronden van huizen getoond uit deze periode die zowel dateren uit de Vroege IJzertijd als de Hapsboerderij uit de Midden IJzertijd. De volgende foto is van een huisplattegrond uit de Vroege IJzertijd zoals deze in het veld werd aangetroffen. Duidelijk zijn de ingangspartijen aan de lange zijden van het tweeschepig gebouw (gebouw V). Deze werd in de vorige aflevering al aangekondigd.

Veldafbeelding van gebouw V. 

We zien dat behalve paalsporen ook de sporen van de wanden zichtbaar zijn, die wellicht bestonden uit gevlochten wilgentenen bestreken met leem. De boogvormige sporen op de foto dateren wellicht uit de Bronstijd en zijn mogelijk de kringgreppels van een grafheuvel.

Deze verspreid liggende huizen worden zwervende erven genoemd, omdat men veronderstelt dat de bewoners een volgende keer het huis op een nieuwe plek hebben gerealiseerd met verse grond in de omgeving. De mensen  leefden waarschijnlijk in kleine groepen. Talrijk zijn de sporen van de zogenaamde spiekers. Dit waren kleine hoogstaande gebouwtjes op vier of vijf palen die als opslagplaats dienden voor granen. Deze zijn zowel uit de Bronstijd als uit de IJzertijd afkomstig en zijn moeilijk te dateren.

Behalve de huisplattegrond zien we allerlei donkere vlekken. Dit zijn kuilen die deels ook dateren uit de Bronstijd. Eén kuil bevatte stenen die als kookstenen zijn geïnterpreteerd. Sporadisch werden scherven van een zogenaamde Veluweklokbeker gevonden die uit deze tijd dateren.

Als er bewoning is geweest dan mag je verwachten dat er ook begravingen hebben plaatsgevonden. Bij grondwerkzaamheden in Genoenhuis kwam een urnenveld tevoorschijn. Er werden bij deze opgraving 62 crematiegraven en graf-monumenten vrij gelegd. Dit waren ze niet allemaal want er zijn er ook eerder vernietigd. Ze lagen op de zuidwestelijke flank van een zandrug.

Urn in situ. 

Deze graven moeten afkomstig zijn van een kleine lokale gemeenschap van twee of drie kernfamilies van een egalitaire samenstelling.  Er was wat betreft status geen verschil tussen man en vrouw en kinderen. De kringgreppel van een kind was wat kleiner. Van 28 graven kon aan de hand van de botresten iets worden gezegd over het geslacht en de leeftijd. Het overgrote deel zat in een urn, slechts éénmaal kwam een beenderblok voor, dat wil zeggen dat hier crematieresten in doek of leren verpakking waren bijgezet. Er werden twee brand-afvalgraven gevonden, de plaats waar de crematie zelf heeft plaatsgevonden. Van de 62 graven waren er 35 rond van vorm, waarvan 25 geen vondsten bevatten. De crematieresten werden in potten gedaan. Het ging hier om de zogenaamde Harpstedtpotten en een Schräghalsbeker. Daarnaast werden een kom gevonden en enkele gladwandige hoge potten. In een vrouwengraf vond men een ijzeren haarspeld van wel 15 cm lang.

Uitgegraven urn. 

IJzeren haarspeld met onder een naar twee kanten getordeerde bovenkant.

Ook zijn fragmenten gevonden van een ijzeren armband.

Fragmenten van ijzeren armband. 

Er waren potten besmeerd met een donkere substantie, waarvan men niet heeft kunnen achterhalen wat voor stof dat was.

Impressie van het urnenveld. 

Bij een opgraving op een later tijdstip, grenzend aan het hiervoor besproken gebied, werden nog eens vier graven gevonden met slechts één urn met crematieresten van een volwassen vrouw. Deze graven hadden kringgreppels.
Mogelijk is er ook een relict van een langbed waargenomen. Dit is een lang graf met aan twee zijden een greppel.
Het hele grafveld kon niet worden onderzocht omdat een deel eerder was vernietigd.
Ook in dit gebied ging het om veel sporen die niet allemaal konden worden gedateerd maar zowel in de Late Bronstijd als in de Vroege IJzertijd konden worden geplaatst.
Er werd een vuurstenen pijlpunt en een afslag
uit de Late Bronstijd gevonden en ook kwam er een spinsteentje tevoorschijn met nagelindrukken wat uniek mag worden genoemd.

Vuurstenen pijlpunt en een afslag. 

Er werden een paar kuilen met houtskool aangetroffen met relatief veel resten van aardewerk. Tevens werd een kieskapsel van een schaap of geit gevonden.
Deze vondsten dateerde men in de Late Bronstijd tot in de Vroege IJzertijd.

Tekening van het spinsteentje. 

Keltische munt.

Voorbeeld van een Keltische munt.

Uit de Late IJzertijd zijn voor zover bekend geen vondsten gedaan. Wel werd tussen Hoog Geldrop en Riel een schotelmuntje of Keltisch muntje gevonden. Deze muntjes gebruikte men niet als betaalmiddel maar het zouden offermuntjes zijn. Ze komen voor in de 1ste eeuw voor Christus tot in de Romeinse tijd .

Wordt vervolgd.

Ga terug