onze noordbrabantse schuttersgilden III

Heemkronijk jaar:1964, jaargang:3, nummer:2,  blz.25 -28

Onze N-Brabantse Schuttersgilden (III)

door: C.J.A. van Helvoort 
 
De Gilden in Leende.
In dorp Leende bestaan twee schuttersgilden namelijk het gilde van St.Jacob en St.Anna, de oude schut en het gilde van St.Barbara en St.Catharina, de jonge schut. Met de oude schut zijn we hier nog al spoedig klaar. op 8 mei 1927 verbrandde het gildehuis, de herberg waar alle bezittingen waren geborgen. De kapiteinspiek, die elders lag bleef en ook een geschrift dat aals getuigschrift uit 1886 de statuten bevat van een kaart uit 1750.
Uit aantekeningen blijkt, dat op 25 Juli 175o werd besloten de oude kaart vervallen te verklaren, omdat men niet mede wilde doen aan kwade gewoonten en gebruiken, die door die door slecht toezicht der dekens waren ontstaan. Hieruit blijkt dat het gilde dus al ouder was dan 1750, hetgeen men ook nog kan afleiden uit een andere aantekening, zonder dat men echter de werkelijke oprichting kan gewaar worden. Er is namelijk een afschrift van een ver- zoek aanwezig van de gildebroeders om f 3.75 Brabants geld jaarlijks te mogen ontvangen voor hun maaltijd, zoals Heeze dit geniet. Aan wie dit verzoek was gericht blijkt uit het antwoord van 29 juni 1516 van Willem van Horne, heer van Heeze en Leende, waarbij het gevraagde wordt toegestaan zo lang de schut bestaat op voorwaarde dat de broeders in alle haast en vlijt de officier van justitie bijstand en hulp zullen verlenen. Een opmerkelijke voorwaarde, waardoor ons gilde tot een politieke taak wordt geroepen, die over het algemeen bij de gilden toch weinig gebruikelijk was. Ofschoon het gilde door de gevolgen van de brand van 1927 niet is bezweken, en ook nu nog voortleeft, is de aktiviteit toch heel gering. De weinige leden schieten nog wel koning en onderling wordt er nog wel om prijzen geschoten, waarvan de broeders dan onderling de kosten dragen, maar van optreden in het openbaar met vendel en trom, de grote attractie van onze hedendaagse gilden, is geen sprake meer. Het wachten is nu op krachten, die ons gilde van St.Jacob en St.Anna nieuw leven in zullen blazen. Dat dit niet onmogelijk is zien we aan de zustervereniging, de jonge Leender schut van St.Barbara en St.Catharina, die leeft in alle vezels.
Na een rust van 40 jaren is zij in 1952 herboren. Oude stukken, waaruit de oprichting van dit gilde ware af te leiden, zijn niet aanwezig. Het oudste koningsschild is van 1646, waardoor men het ontstaan tot de middengroep minstens mag terugvoeren. In 1960 tekent de secretaris aan, dat steeds maar op traditie is gewerkt, maar dat men nu een reglement heeft samengesteld. Dit is zeker uit heel oude statuten overgenomen, want de bepaling komt er in voor, dat bij ziekte van een lid, de medebroeders hen zullen bezoeken. Voorts is er in bepaald, dat wanneer er koning is geschoten, hen zich naar de woning van de nieuwe koning begeeft om hem te huldigen. Er wordt dan onder de aanwezigen een collecte gehouden als bijdrage in het koningsschild. De koning wast in het openbaar zijn handen, betreedt het vaandel en spreekt een dankwoord.
Taak van het gilde is de traditie voort te zetten, bescherming van altaar en haard. Het bestuur bestaat thans uit een deken voorzitter, een deken secretaris en een deken penningmeester. Voorts zijn er nog 2 dekens en een kapitein; zij worden om de 2 Jaar benoemd. De koning is adviserend bestuurslid. Toen hier de toestand door Jolles 9 in 1933 werd opgenomen waren er 23 koningplaten, een zijden vaandel met rood Bourgondisch Kruis aan flarden, een hoog koperen trom, een koningsstok en dekenstokken. Bij de heroprichting 20 jan. 1952 in het oude gildehuis bij de wed. van Asten, waren nog 5 oude leden aanwezig met een kas van f 26.45.

Dat er hard na deze vernieuwing is gewerkt blijkt wel hieruit, dat er nu 39 leden zijn, 6 zijden vaandels en een groot nieuw gildenvaandel, 6 zwaai- en 6 oefenvaandels, dekensjerpen, gildetrom, en dieptrom, costumes voor vendeliers en aardige japonnetjes voor 2 bruidjes, die de patroonshei1igen moeten voorstellen. Deze meisjes kleuren de stoet op, en trekken overal zeer' de aandacht, of ze volkskundig verantwoord zijn moeten deskundigen beoordelen. De reputatie der vendelaars is wel gebleken uit het verzoek gedurende 10 dagen deel te nemen aan de Hollandweek in Cherbourg in Engeland en aan de deelname van de gehele groep bij het vendelzwaaien voor koning en koningin van Tailand bij hun bezoek aan Eindhoven op 10 november 1960.

Ofschoon er nog wel gevendeld is bij de intocht van de nieuwe baron op kasteel Heeze, is de band toch ook hier verbroken door de benoeming van de heer Winters inwoner van Leende tot beschermheer van net gilde. De oude pastoor is erebroeder en bij zijn 25-jarig jubileum als pastoor in 1959, hebben de gildebroeders hem een herinneringsschild aangeboden, dat nu met 29 koningsschilden de draagband van de honing siert. Deze schilden zijn de volgende:
1646. Jan Delis van Dommelen met gekroonde papegaai en knipschaar.
1753. Jan van Lieshout, coninck.
1760. Francis van Laarhoven, timmerman.
1763. Francis van Laarhoven timmerman.
1764. Francis van Laarhoven timmerman, keijzer.
1775. Adriaen Henselman, met een koe voor de ploeg.
1782. Marcelis van Laaarhoven, timmerman.
1786. Philippus van Laarhoven, timmerman.
1790. Hendrik Engelen, met een gedicht dat hierna wordt weergegeven.
1795. Wilhelmus van Laarhoven, timmerman.
1810. Jacobus Maas,(timmer) kleermaker dobbel coning.
1815. Wilhelmus van Laarhoven, timmerman.
1838. Hendrikus Pierevoorts, landbouwer.
1838. Francis Coenraad Jansen, kleermaker.
1841. Francis Jansen.
1850. Leonardus Vlaszak, landbouwer.
1858. Jan Leemans, landbouwer dubbelkoning met boer achter de ploeg.
1861. Johannes Leemans, landbouwers.
1864. Marinus Engelen, landbouwer.
1867. Marinus Engelen, landbouwer tweede maal koning.
1874. Adriaan v.d.Laak, strooidekker met vers.
1877. Adriaan v.d.Laak, strooidekker dubbelkoning.
1880; Adriaan v.d.Laak, strooidekker met vers, keizer.
1883. Johannes Jansen, kleernaker.
1889. Johannes van Laarhoven.
1953. A.v.d. Meijl. schoenmaker.
1956. J.v.d. Meijl, met een wagen met strooipakken.
1959. J.F.W.Jutten, landbouwer met vers koeien in de wei.
1959. F.d.Wijs, gedenkplaat van de pastoor als erebroeder.
Na de oudste plaat van 1646 verloopt er meer dan een eeuw voor dat de tweede volgt. De hervorming zal na de vrede van Münster in 1648 het vogelschieten wel als paapse stoutigheid verboden hebben. De Franse revolutie geeft maar een kleine onderbreking tussen 1795 en 1810. De hiaat tussen 1815 en 1838 vond zijn oorzaak misschien in de Belgische opstand hier zo vlak bij de grens. Na 1889 trad het verval in, dat duurde tot 1953.

Het koningsschild van 1790 geeft het volgende vers:
Hendrik Engelen zoekt geluk
In het land van Osnabruk
Daar gaat hij, snijdt paard en zwijn
Nu ziet men hem hier koning zijn.
Zijn lied heeft blijkbaar aantrekkelijk gewerkt, want nog 3 volgende koningen ebben hun beroep hier in rijmelarij getracht uit te beelden.

Ga terug