Koninklijke Bandfabrieken B.V. (2)

Heemkronijk jaar:2012, jaargang:51, nummer:1, pag:3 -12

KONINKLIJKE BANDFABRIEKEN B.V.

v.h. Vullinghs’ Band-, Veter- en Elastiekfabrieken N.V. (2) 
HEEZE – GELDROP 1865 - 2009 

Herinneringen van een oudgediende bij de Koninklijke Bandfabrieken in Heeze en Geldrop 

door: Joan Hegener 

Inleiding

In het eerste deel van het artikel over de Koninklijke Bandfabrieken B.V. zijn aan de hand van de herinneringen van Joan Hegener verschillende aspecten van het bedrijf de revue gepasseerd. Directie, personeel, producten en afnemers zijn aan bod gekomen. In deze aflevering komt ten eerste de organisatie met de verschillende afdelingen aan bod. Daarna kijken we naar de gebouwen en de verschillende verbanden waarin het bedrijf heeft gefunctioneerd en eindigen we met het eeuwfeest in 1965.

Nabewerkingen: afdelingen blekerij, finishing, ververij en appretuur, nestelen en opmaken

De blekerij.

De afdeling blekerij was het voorland voor andere bewerkingen. Voor vele honderden kilo's garen was een grote bleektobbe beschikbaar; een afkookketel moest met de hand worden gevuld en na afloop van het procédé leeggehaald. In grote centrifuges konden garens en band worden ontdaan van het meeste vocht, waarna in twee grote droogkasten het drogen geschiedde. Het ligt voor de hand dat voor een eigen blekerij en ververij veel liters water nodig waren. Dit werd met een eigen pomp opgepompt en opgeslagen in de tanks in de watertoren die ca. 25 meter hoog was.

De ververij.

Aanvankelijk was het verven een zeer arbeidsintensieve aangelegenheid. Immers alles werd op verfbaden handmatig geverfd, hetgeen veel tijd in beslag nam. Later kwam machinale apparatuur beschikbaar, onder andere van de Firma Gerber. Een alternatief was daarna ook het elders kopen van geverfde garens en het in loon laten verven van eigen band en garens. Om de ververij een betere bezetting te geven werden ook garens van derden, zoals breigarens geverfd, waardoor de eigen kosten werden gedrukt. Kwalitatief had de eigen ververij dankzij goed opgeleide medewerkers een zeer goede naam. Bovendien speelde de eis een grote rol, dat voor modische bandsoorten ook indanthren-verving een ‘conditio sine qua non’ was.

In de afdeling ververij stonden een aantal grote verfbakken opgesteld, kleinere voor kleinere band- en garenpartijen, grotere voor de grote opdrachten. Voor het drogen dienden twee snel lopende centrifuges met prachtige koperen binnenbakken, en twee grote droogkasten.

Twee appreteermachines draaiden constant voor speciale nabewerkingen van band en elastiek.

Opmaakafdeling

De eindbewerkingen van producten konden globaal worden onderverdeeld in:

a) de zogenaamde ‘grote opmaak’ voor band op spoelen van onder meer 100-250-500-1000 meter voor grossiers en industriële afnemers;

b) ‘middelgrote’ opmaak van band, elastiek op kaarten van onder meer 2-10-25-50 meter voor de groothandel en grootwarenhuizen;

c) ‘kleine opmaak’ van onder meer schoenveters (per paar) alsmede zelfbedieningsverpakking op kaartjes, bestemd voor warenhuizen als V & D, Hema, de Bijenkorf, Grand Bazar, Innovation en andere. 

Ook werden veel veters afgeleverd per gros (144 stuks), met name aan schoenfabrieken zoals BATA in Best, een grote en langjarige afnemer.

Medewerker Toon Snijders bedient een van de zgn. scheermachines voor het maken van de kettingen voor de weefgetouwen.

De grotere opmaak vond plaats in het bedrijf: deze opmaak was geheel gemechaniseerd. In de eigen bedrijfswerkplaats waren in de loop der jaren vernuftige mensen aan het werk en daar werden meerdere soorten ‘klossen’- opmaakmachines vervaardigd voor eigen gebruik in de opmaakafdeling, die voordien ook wel ‘pakkerij’ heette. Ook voor de opmaak van kaarten zijn machines in elkaar gezet, waarmee het werk in elk geval semi-automatisch en snel kon worden gedaan.

Deel van een zesspoelige weeflade van een jacquardgetouw voor het weven van garneerband.

De eindbewerking voor schoenveters heet ‘nestelen’. Dat is het vervaardigen van de ‘punt’ die elke veter, die op lengte is afgesneden, aan twee zijden krijgt. Daardoor kan de veter gemakkelijk door de oogjes van de schoen worden gehaald. Voor deze bewerking was aanvankelijk een metalen omhulseltje voldoende. Dat kon dan ook eenvoudig met een soort handpersje worden gedaan. In de jaren dertig van de vorige eeuw  kwamen er nestelmachines op de markt met een soort oven, waarin aan de uiteinden van de veter een nestel van een substantie met de naam ‘bakeliet’ werd gebakken.

Na de oorlog, in 1948, werden twee moderne Artos-nestelmachines aangekocht die volautomatisch nestelden en sneden en hoeveelheden tot 100 stuks of 144 (een gros) af telden. Deze aanschaf werd mede mogelijk gemaakt door gelden uit de Marshallhulp die de U.S.A. aan Nederland heeft geboden. Nog veel later zijn voor het bundelen, het per paar verpakken van veters, volautomatische machines op de markt gekomen. Eveneens is door K.B. (Koninklijke Bandfabrieken) zelf, in samenspraak met de Technische Universiteit Eindhoven, een prototype van een dergelijk apparaat ontwikkeld en ook in gebruik genomen.

Thuiswerkorganisatie

Voor de verkoop aan de klant (dus niet voor industriële grootafnemers) in de winkel zijn schoenveters per paar de normale presentatie. Dat bundelen per paar geschiedde van oudsher in de eigen ‘pakkerij’ in het bedrijf. Naarmate de omvang van productie en verkoop van dit artikel toenam, werd het nodig daarvoor buitenshuis mensen te zoeken die bereid waren om thuis de nodige hoeveelheden band en veters ‘op te maken’ in de gewenste presentaties, dat wil zeggen bundelen en voorzien van een papieren omband met eigen merk van de afnemer of van de K.B.

Niet alleen werden aldus veters gereed gemaakt, maar ook alle andere bandsoorten die voor de winkelverkoop bestemd waren, in de allereerste jaren vooral voor Vroom en Dreesmann (V&D). Dit grote bedrijf maakte er geen geheim van dat het door dit zogenaamde ‘kleinvak’ groot was geworden! V&D was een grote afnemer, maar ook nadien onder meer Hema, Simon de Wit, Albert Heijn, de Gruyter en vele andere. Het zogenaamde ‘kleinvak’ omvatte tientallen artikelen voor de huisvrouw, voornamelijk dus artikelen die bij warenhuizen steeds vooraan in het zicht lagen en daarmee de klanten konden trekken. Het betrof naast veters ook elastiek, keperband, linnenband, koord, kunstzijden band, twijnband, knoopsgatenelastiek, lussenband, en naadband in tientallen modische kleuren.

Bij V&D was de inkoopafdeling genaamd: H.46, gedurende meerdere decennia het contact. Namen zijn: Ben Vehmeijer, de dames Leo en Guinee en de heer Eugene Krans. Via afnemer Van Kappel, met zijn merk WEKA, leverde K.B. ook weer aan V&D, modeafdeling H.49. Een belangrijke afnemer voor veters was ook de grote Amsterdamse groothandel Gebroeders Frank met de heer Kahman, die het bekende merk Cordial voerde. De heer Kahman heeft in de loop der jaren zeer grote hoeveelheden in Heeze laten fabriceren, waardoor K.B. in wezen jaren lang zijn enige en vaste leverancier is geweest. Cordial was ook het merk voor schoencrème, zolen en kousen. Het bekende eigen merk voor kleine opmaak en veters was bij Vullinghs en later K.B. sinds jaar en dag gedeponeerd: De Drie Kroontjes  met daarnaast ook Kroon en Kroonkwaliteit. Deze merken zijn vele decennia lang gevoerd, waren veel gevraagd en werden goed verkocht!

Het behoeft geen betoog dat bij het nog niet bestaan van machines, die band konden ‘opmaken’ (dat is bijvoorbeeld verpakken per paar of op een kaart draaien per meter ), een groot aantal personen nodig was om dat gedeelte van de eindproductie te verrichten. Dat kon ook buiten het bedrijf gedaan worden.

Een groot aantal gezinnen en families ging in de loop der jaren behoren tot een vaste kern van zogenaamde thuiswerkadressen. Zij kregen wekelijks een hoeveelheid band thuis bezorgd met papieren wikkels, kartonnages, en andere materialen. De kant-en-klare opgemaakte hoeveelheid werd weer op tijd en volgens schema aan huis  opgehaald. De interne organisatie bestond uit uitgifte, inname, transport met eigen vrachtwagen, controle en administratie, terwijl natuurlijk beloning en betaling ook moesten worden geregeld. Het aantal in deze speciale organisatie deelnemende gezinnen/families bedroeg jaarlijks zeker een vijftigtal adressen, waarvan iedereen natuurlijk meer en minder gespecialiseerd was in het artikel c.q. de artikelen, die men kon ‘opmaken’. Mede dankzij deze organisatie ontstond voor de betrokken personen een bron van (extra) inkomsten. In de regio, die onder meer Geldrop, Heeze, Asten, en Someren omvatte, ook extra werkgelegenheid. Deze heeft niet alleen het bedrijf maar ook veel gezinnen en families tot voordeel gestrekt.

Organisatie-overzicht in Heeze (globaal overzicht tussen 1960 tot circa 1985)

Directie: Drs. J.G.M. Hegener en Drs. J.H. Peeters

De heren Hegener en Peeters.

Staf: Ing. H.Th.G. Koolen: Inkoop, Interne organisatie, Brandweer, J. Stapper: Personeelszaken ,R. Verboom: Bedrijfsbureau en Tijdstudies

Kantoor: Verkoop Binnendienst, Administratie, Verkoop en Export: A. Kerstjens, Th. Foole, A.M.J. Sprengers, Z. en M. Vertogen, I. Snijders,  A. López, L. Collart, T. Derks, T. van de Velde, M. Soons, J. Maas, A. Maas, J. van Asten, H. Verfuurden, J. van Kessel, N. v.d. Kerkhof, M. Wijffelaars, L. Lemmers, F. van de Kolk, H. Schriks en anderen.

Verkoop Buitendienst: A. Collart, M. Collart, W.  Collart, H.J.M. van der Heijden, H. Vandersas, H. Oudshoorn

Kantoor Tielrode voor België: J. Peirsman, G. Peirsman, S. d'Hont

Vergadering van de fabriekscommissie of ‘Ondernemingsraad’.

Fabrieksafdelingen met Leidinggevend personeel in de loop van meerdere jaren

Weverij: Afdelingschef: Antoon Rovers, Harry van Bree: Bazen: Jan van Lierop, Jan Eichhorn, Pierre Gubbels, Fried Smulders

Vlechterij: Afdelingschef: Frederik Eichhorn, W. Dähnert, Piet Boonen; Baas: J. Geraeds

Voorbereiding: Afdelingschef: Antoon van Gaal; Bazen: Toon van de Laar, Toon Snijders

Nabewerkingen: Afdelingschef: Driek Thijs, F. Schalken, Toon van Gaalen: Bazen: Jan Geenen, Harry Berkers

Bandopmakerij: Afdelingschef: Harry van Lierop, Theo Vinken, Louis Bosvelt

Technische Dienst: Afdelingschef: Ties van Eerd, Henk Engelen

Algemene Diensten: Piet Hikspoors, Harry Rovers, F. Maas

Werkoverleg.

Families

In de loop der jaren zijn heel veel verschillende families steeds nauw met het bedrijf verbonden geweest, van wie zeker genoemd moeten worden de namen van de families: Van den Hurk, Van Lierop, Hurkmans, Smulders, Snijders, Eichhorn, Doezee, Van der Velden, Hendriks, Kuyten, Mores, Schilders. Helaas moet worden gezegd dat deze opsomming nooit volledig kan zijn. Immers velen gingen hen voor en kwamen na hen in het bedrijf.

Leden van de Vullinghs', later K.B., Bedrijfsbrandweer waren onder meer: Ing. H. Koolen, J. Stapper, M. van Eerd, P. Gubbels, H. van Eersel, J. Thijs, J. van Doorn, J. van Gennip, F. Maas, R. Looymans, Th. Vinken, H. Eichhorn, J. Geenen, H. Berkers, M. Vertogen, H. van der Zanden. 

Elke eerste vrijdag van de maand kwam een ‘college’ van oudgedienden pensioen halen onder het genot van een kop koffie en een sigaar, met rechts Bartje Rovers.

 

 

De gebouwen

Het bedrijf is opgericht in 1865 en van de oudere huisvesting zijn tekeningen en later ook foto's gemaakt. In 1920 heeft de toenmalige directie, bestaande uit de heren Piet en Stephan Vullinghs en de heer Piet Hegener, op 2 september van dat jaar de eerste steen gelegd voor een nieuw hoofdkantoor, dat ging verrijzen aan de Kapelstraat 73 midden in het centrum van Heeze.

Eerste steen in het hoofdkantoor.

Het werd een statig, groot gebouw van royale afmetingen bestaande uit vier verdiepingen en voorzien van een zeer ruime kelder. Het gebouw was voorzien van een personen-/goederenlift. Op de begane grond bevonden zich ongeveer een meter boven maaiveld de directiekantoren en andere ruimten, die dienst deden als receptie, spreekkamers, en kantoren voor verkoop, inkoop en personeelszaken. Verder was er een ruimte voor inkomende en uitgaande goederen voorzien van een laadbordes, annex garage.

Op de eerste etage bevonden zich de ruimte voor kantoor, showroom, magazijnen en ook kantine voor de medewerkers. Op de tweede etage was over de hele lengte en breedte van het gebouw in eerste instantie een deel van de eindproductie ondergebracht, met de volledige opmaakafdeling, nestelmachines voor veters en inpakafdeling. Na de verbouwing in 1940 zijn deze afdelingen naar de fabrieksgedeelten achter de hoofdbouw overgeplaatst. De derde etage huisvestte vooral een grote magazijnruimte voor gereed product. Op het gebouw bevond zich een plat dak met onder meer de vlaggenstokken.

Het gebouw heeft ter gelegenheid van de viering van het eeuwfeest in 1965 een ‘facelift’ gekregen. Met adviezen van architect Gilles Holst is een nieuwe entree aangebracht ter linkerzijde van de bestaande ingang, met royale receptie. Het gebouw werd geschilderd in een beige tint waardoor het een modern uiterlijk verkreeg.

De fabriek.

Naast deze hoofdbouw stond de oude directiewoning. Deze is in de jaren na de oorlog (1950) aan het bedrijf toegevoegd met ruimten voor vergaderingen en later ook voor een grotere kantine.

De weverij.

Achter het hoofdgebouw bevond zich aanvankelijk een grote productiehal met sheddaken, waar onder meer de weverij was ondergebracht. Meer naar de achterzijde van het terrein waren in aangrenzende gebouwen de blekerij en ververij gevestigd. Oostelijk daarvan bevond zich onder meer het ketelhuis, de smidse en de ruimte, waarin de grote stoommachine was opgesteld. Van daaruit vond de aandrijving plaats van alle machines in de weverij en de vlechterij, die terzijde was gepositioneerd in een grote houten gebouw.

Tijdens de oorlog (1942) is een nieuwbouw ten behoeve van de appreteerderij en nieuwe werkplaats geplaatst, waarvan de eerste steen werd gelegd door Joan Hegener en Robby de Vlam. In de appreteerderij bevonden zich de machines die nodig waren voor het pletten c.q. finishen van de bandsoorten. Ook stonden daar twee kalanders.

In 1947 heeft zuidelijk van de blekerij-ververij de vlechterij een nieuwe moderne huisvesting gekregen, in een afzonderlijke productiehal. Daarna is in 1949 een soortgelijke hal gebouwd ten oosten van de vlechterij, waar de nieuwe opmaakafdeling en pakkerij werden gevestigd.

Enige jacquardgetouwen van de ca. honderd aanwezige weefgetouwen.

Door de voortschrijdende mechanisatie en uitbreiding van het machinepark, was nieuwbouw wenselijk geworden. Een geheel nieuw gebouw werd gesticht voor de weverij. Onder architectuur van ingenieur Pannekoek (van origine bruggenbouwer voor de Nederlandse Spoorwegen!) ontstond in 1953 een totaal nieuwe hal van uiterst moderne vormgeving met vrijdragende dakconstructie. De afmetingen van deze hal bedroegen 35 meter voor de breedte bij 65 meter voor de lengte. Dus een ideale ruimte zonder pilaren! Het dak rustte op spanten en was samengesteld uit ten dele gelijmde en ook gespijkerde houten dakbedekking. In de hal was een verwarming met moderne airco-installatie aangebracht, die de totale ruimte verwarmde en de vochtigheid op de voor textielproducten gewenste vochtigheid van circa 65 procent bracht. Optimale verlichting werd verkregen door enige honderden in het dak geplaatste TL -buizen die via een contract met de N.V. Philips op gezette tijden werden vernieuwd. Daardoor werd het zicht op de te produceren geweven artikelen voor en door de medewerkers ideaal genoemd.

De elders vrijgekomen ruimten van de oude weverij konden worden aangepast aan nieuwe tijden. De inmiddels van Van Engelen en Evers overgenomen vlechterij kon een plaats vinden in de oude opmaakafdeling (gebouw vlechterij B daterend uit 1949) en de aldaar gevestigde opmaak- en inpakafdeling verhuisde naar de oude weverij, dichter bij de expeditie aan de Kapelstraat.

Inmiddels was ook het oude ketelhuis voor de met kolen (nootjes) gestookte twee grote ketels verouderd en toen aardgas in Nederland werd aangeboord, is ook in Heeze het ketelhuis vernieuwd. Een modern gebouw verrees op het terrein nabij de appretuur en zo was de verwarming van alle gebouwen op het bedrijfsterrein goed verzorgd. Dit gebeurde in de jaren 1970.

In de tijden die volgden, bleek dat er enerzijds minder ruimte nodig was omdat machines compacter werden en met veel hogere snelheden draaiden. Anderzijds zijn toen ook de nodige uitbreidingen van de productie elders gezocht en gevonden door de overname van de Arnhemsche Bandfabriek N.V. te Arnhem in 1958 en weer later van de S.A. Nouvelle Rubanerie des Flandres in Tielrode, nabij Temse en Sint Niklaas in België. Dat laatste bedrijf, in 1963 verworven, bezat een weverij maar de verdere ruimte liet het toe daar een aanzienlijke uitbreiding te realiseren van de vlechterij.

De overgenomen Arnhemsche Bandfabriek NV in 1958.

Machines, vaak ook gebruikte, werden her en der aangekocht en van collega's in Duitsland overgenomen. Daardoor is in Tielrode een vlechterij van behoorlijke omvang ontstaan. Ter plaatse was er ook een beperkte opmaakafdeling aanwezig, maar voor verdere nabehandeling werden de goederen met eigen vervoer één- of tweemaal wekelijks naar en van Heeze vervoerd. Het voordeel was zeker dat in Tielrode voldoende arbeidspotentieel gevonden kon worden. Door interne opleiding van mensen was het mogelijk weverij en vlechterij goed draaiende te houden. Bovendien was daar ook het verkoopkantoor voor België gevestigd, met eigen staf en vertegenwoordigers.

Overnames en samenwerking

In het jaar 1958, toen er een algeheel tekort was aan werknemers, zijn de eerste ‘gastarbeiders’ vanuit Italië in Heeze komen werken. Voor de huisvesting van hen en hun meegekomen gezinnen werd gezorgd. Zij konden in woningen van de N.V. wonen.

De Arnhemsche Bandfabriek N.V., vanaf de oprichting onder de directie van eerst de heren M. en F. ten Kate, nadien Herman Wisselink, kwam in de problemen en zocht een verwant bedrijf voor samenwerking dan wel overname. Dat gebeurde in het jaar 1958, want toen nam K.B. de A.B.F. in Arnhem (anno 1870) in haar geheel over. De directie werd in de eerste jaren daarna gevoerd door de heer H. Wisselink, die in een later stadium met pensioen is gegaan. Commissarissen waren J. Hegener en P. de Vlam. Na het vertrek van de heer Wisselink werd de bedrijfsleiding, in goed contact met het moederbedrijf in Heeze, gevoerd door de procuratiehouders, de heren C.W. Gersdorf en N.C. Zielschot. Na uittreden van de heer P. de Vlam uit het bedrijf in Heeze, traden drs. J.G.M. Hegener en drs. J.H. Peeters op als commissarissen van de A.B.F. B.V.

Het moederbedrijf te Heeze had inmiddels in 1965 vanwege het honderdjarig bestaan het predikaat ‘Koninklijk’ verkregen en had de naam van Vullinghs' Band-, Veter- en Elastiekfabrieken gewijzigd in Koninklijke Bandfabrieken B.V. Naar voorbeeld van dit bedrijf was al spoedig na de overname in 1958 een afvaardiging van het personeel ingesteld en een officiële ondernemingsraad geïnstalleerd. Regelmatig vergaderde deze raad onder voorzitterschap van een van de directeuren uit Heeze. De totale personeelsbezetting bedroeg tachtig mensen. Men fabriceerde voor eigen afzet met diverse soorten afnemers als klanten, zoals Aero Zipp Fasteners in Grootebroek en Laagland in Rotterdam voor de bekende Luxaflex raamgordijnen.

In Heeze zijn omstreeks 1960 afspraken gemaakt met Van Engelen en Evers die zouden leiden tot verdere specialisatie en beperking van de onderlinge concurrentie: Koninklijke Bandfabrieken nam de complete vlechterij met personeel (plusminus 20 man) over van Van Engelen en Evers, dat zich verplichtte geen gevlochten artikelen meer te maken of te verkopen. Deze vlechterij werd ondergebracht in het nog vrij nieuwe en aparte gebouw naast de bestaande vlechterij. De adjunct-chef was de van E&E meegekomen heer W. Dähnert en de heer F. Eichhorn fungeerde als algemeen afdelingschef vlechterij.

Koninklijke Bandfabrieken verplichtte zich bij die overname en afspraak met E&E geen etiketten meer te maken en te verkopen. Deze afspraken hebben altijd goed gewerkt. Intussen werden met E&E ook festonbodemprijzen afgesproken toen het artikel ‘feston’ erg gevraagd was door de vaderlandse tricotage-industrie. Het bedrijf Modern en Treebeek was van de meerdere afnemers van dit artikel wel de grootste.

In een later jaar heeft K.B. afspraken gemaakt met Van Oerle in Boxtel: Van Oerle nam van K.B. de webbandgetouwen over om daarop zelf veiligheidsgordelband te gaan maken. Ook zijn naderhand nog met Van Oerle afspraken gemaakt op het gebied van feston.

In 1963 (op de dag van het uittreden van de familie De Vlam in Heeze ) is op 26 juli het bedrijf N.V. Nouvelle Rubanerie des Flandres S.A. te Tielrode bij Temse in België (St. Niklaas) overgenomen. Dit gaf daarmee een eigen naam aan de export van K.B., zodat men in België ook als Belgische leverancier kon leveren. Hier werkten toen circa zestig mensen. Zo telde in het jubileumjaar 1965 het bedrijf tezamen met de twee dochterbedrijven een 400-tal vaste medewerkers. Daarnaast leverde een 50-tal thuiswerksters in en rond Someren en Heeze ook een bijdrage aan de eindproductie. Een nieuwe klantenkring werd door deze overname toegevoegd aan de reeds bestaande afnemerskring die K.B. in België had opgebouwd. Veel bekende namen zoals Grand Bazar, Samsonite, grossiers en vele anderen konden aan de bestaande groep van afnemers worden toegevoegd.

In de loop der jaren zijn door K.B. ook delen van vlechterijen met name in Duitsland overgenomen, waardoor de vlechterij zeer groot is geworden en zeer veel machinetypen is gaan omvatten. Daardoor konden heel veel verschillende bandsoorten worden gevlochten, zowel elastisch als onelastisch. Ook aan de modische sector kwam dit ten goede, met name ten behoeve van de Firma Van Kappel, de afzet naar modegrossiers in Parijs en later bij de samenwerking met Berisfords.

De heer M. Seijdel van Bandfabriek de Driekleur heeft ook op agentenbasis met de K.B. samengewerkt. Daardoor kon K.B. ook een nieuw segment in artikelen voor met name de meubelindustrie aanbieden.

Zoals elders vermeld, is de Firma Van Kappel te Amsterdam als grootste afnemer voor de K.B. steeds van het grootste belang geweest voor het reilen en zeilen. Die relatie dateerde uit de jaren 1929-1930. Het bedrijf had er ook alle belang bij om de goede band met die afnemer te continueren, zeker toen de heren Van Kappel (de zoon door overlijden en de vader door afscheid) het bedrijf niet meer konden voortzetten. De gelegenheid om dat belangrijke afzetkanaal over te nemen deed zich voor in het jaar 1980. Elders wordt afzonderlijk ingegaan op dit bedrijf.

Aan de andere kant had K.B. goede contacten met een der belangrijkste bandfabrikanten in de U.K., het familiebedrijf Berisfords in Congleton. De K.B. had voor de Benelux een agentschap van Berisfords, met name voor een aantal modische items die K.B. zelf niet fabriceerde. Met de directie van Berisfords, de heren Stephen en Julian Sebire, werd de afspraak gemaakt dat de twee bedrijven gezamenlijk het aandelenpakket van Van Kappel in Amsterdam zouden overnemen. K.B. zou zorgen voor een manager in het kantoor met magazijnen in Amsterdam. Dat werd na een korte tijd met een interim-manager, de heer G. Schnek. In een later stadium heeft Berisfords zich uit de gevormde combinatie teruggetrokken en zijn uiteindelijk zowel de A.B.F. B.V., de S.A. Nouvelle Rubanerie des Flandres alsook de Mode-Industrie Van Kappel B.V. alle in Heeze en later na de verhuizing, rond 1985, in Geldrop geconcentreerd.

Predikaat ‘Koninklijk’

Het eeuwfeest, honderdjarig bestaan van het bedrijf, werd op bijzondere wijze herdacht in september 1965. Een feestelijke viering was daarvoor reeds gedurende lange tijd voorbereid. Op 18 september 1965 vond ten gemeentehuize te Heeze een officiële herdenkingszitting plaats. Naast het college van burgemeester en wethouders van Heeze en de geestelijke overheid in de persoon van deken Berkelmans, waren aanwezig de leden van het college van commissarissen der N.V., de beide directeuren, alsmede aandeelhouders en familieleden, en de leden van de ondernemingsraad. Ook gaven de afgevaardigden van de beide dochterbedrijven, de Arnhemsche Bandfabriek N.V. te Arnhem en de S.A. Nouvelle Rubanerie des Flandres te Tielrode (B.), acte de présence en de directies van de andere in Heeze gevestigde bedrijven, onder wie de collega's P.H.J.C. en H.N.C. Evers en enkele grote relaties van het bedrijf.

Wegens ziekte van de commissaris der koningin in de provincie Noord-Brabant, dr. C. Kortmann, was het de burgemeester van Heeze, de heer A.M.C.M. van Agt, die kon aankondigen dat het Hare Majesteit had behaagd aan het jubilerende bedrijf het predikaat ‘Koninklijk’ toe te kennen. In een iets later stadium is, mede vanwege het feit dat een merendeel van N.V.'s werden omgezet in B.V. 's, de naam van Koninklijke Vullinghs' Band-, Veter- en Elastiekfabrieken N.V. gewijzigd in Koninklijke Bandfabrieken B.V.

Een druk bezochte receptie ( waarbij het ook mogelijk was het gehele bedrijf te bezichtigen) volgde voor alle zakenrelaties, afnemers, vrienden en inwoners van Heeze, leveranciers en genodigden van de Kamer van Koophandel en Eindhovensche Fabrikantenkring, Katholieke Werkgevers in de Textielindustrie en de Brabants-Zeeuwse Werkgeversvereniging. Met een diner in Rôtisserie de Kempen in meer besloten kring werd het eerste deel van de jubileumviering stijlvol besloten.

De viering voor alle medewerkers en hun partners vond in aanwezigheid van commissarissen en directie, aandeelhouders en naaste familieleden, een week later plaats in de Stadsschouwburg in Eindhoven met een optreden van enige bekende vaderlandse artiesten, met name Trea Dobs en Ronny Tober, gevolgd door een feestdiner. Een groot gezelschap beleefde een zeer feestelijke en onvergetelijke dag.

Ter gelegenheid van dit eeuwfeest is een gedenkboek verschenen, uitgegeven door Meijer Pers te Wormerveer, met gebruikmaking van een geschrift van S.H.A.M. Zoetmulder te Eindhoven. Het boekwerk kreeg de naam: EEN EEUW AAN BANDEN. De auteur was Max Dendernonde, de foto's waren gemaakt door Cas Oorthuys, het boek met tekeningen verlucht door Frits Müller, die ook de lay-out verzorgde. In het Cas Oorthuys-archief te Amsterdam zijn alle foto's te zien.

Burgemeester A.C.M.C. van Agt bij het brandweerkorps van het bedrijf.

Wordt vervolgd.

 

 

 

Ga terug