Willem Derks, een echte Sterkselnaar

Heemkronyk jaar:1981, jaargang:20,  nr.3 en 4,  blz.188- 206

WILLEM DERKS, EEN ECHTE STERKSELNAAR

Door: A.G.W.G. van Asten

Op woensdag 19 december 1979 had een afvaardiging van onze heemkundekring, te weten Ans Roymans, Eric Kolen en schrijver dezes, een gesprek met de heer Willem Derks te Sterksel.

Wij zijn erg blij en dankbaar dit verhaal nog uit zijn mond te hebben mogen vernemen, want in juni van dit jaar is Willem overleden. Graag willen wij dit verhaal ter nagedachtenis aan zijn familie en Sterksel opdragen.

In een gezellige sfeer onder het genot van koffie en vla is dit gesprek begonnen, nadat Willem eerst de brand in zijn pijp had gestoken. Na onze eerste vraag, waar hij geboren was en hoe hij in Sterksel terecht was gekomen, stak Willem als een geboren verteller van wal:

"lk ben geboren te Roggel (Limburg) op 4 januari 1902, als derde kind uit een gezin van vijf kinderen.

Mijn vader oefende het boerenbedrijf uit en de zorg, dat ook zijn kinderen in het boerenbedrijf zouden blijven deed hem zoeken naar andere gronden. Het failliet gaan van de Maatschappij "De Heerlijkheid Sterksel" in Sterksel (1) is er de oorzaak van geweest dat ik in Sterksel terecht ben gekomen.

Om bij deze Maatschappij te beginnen. De opzet was misschien goed. In 1915 heeft deze Maatschappij van de familie Pompen (2) 1600 hektaren land gekocht met de bedoeling deze te ontginnen. Voor deze ontginning werden 4000 meters smalspoor aangekocht. Lagere gronden werden eerst afgegraven; de hogere gronden waren al gedeeltelijk ontgonnen maar hadden een slechtere kwaliteit.

Er werd een afwateringssloot gegraven via Turfven en Peelven naar de Aa. Tevens werd het kanaaltje gegraven naar Nederweert. Dit kanaaltje werd ook gebruikt voor de af- en aanvoer, vroeger werd namelijk veel over water vervoerd.

De ontginningsmaatschappij had nogal grootse plannen. De direkteur - de heer Willems (3) - had geweldige ideeën en een grote fantasie.

De Maatschappij werkte met de Hanzebank (4),die in 1923 failliet ging. Deze bank kon geen krediet meer geven, zodat de Maatschappij alles moest verkopen. Dit gebeurde in de jaren 1925-1926. De Maatschappij had hier bijvoorbeeld al een hotel en ik heb altijd gezegd, dat de Maatschappij Sterksel meer van landschappelijke dan van landbouwkundige waarde wilde maken. Zij hadden bijvoorbeeld plannen voor een tuinstad en een rekreatieoord, maar het geld was te vlug op.

Voor de ontginning had de maatschappij 200 geïnteresseerden uit België tewerk gesteld. Zij waren in een kamp (5) ondergebracht. Verder werden voor de ontginning van de woeste gronden ossen gebruikt, daarom is hier een ossenkerkhof ontstaan (6).

Op het ogenblik wordt de os nog door de karnavalsvereniging gebruikt als mascotte.

Vóór het faillietgaan werden nog ongeveer 5 boerderijen verkocht aan partikulieren (7). Dus buiten de Maatschappij waren er al enkele eigenaren.

De Maatschappij stichtte diverse gebouwen o.a. het villaatje aan de Beukenlaan, waar Vos de Wael woont en het villaatje eveneens aan de Beukenlaan, waar Sjef Driessen woont.

Ook landbouwschuren (8) , o.a. waar Bovée gewoond heeft, dat was een grote schuur met paardestallen. Verder staan er nog enkele arbeiderswoningen in blokken van twee (9).

Wij hebben gewoond in een grote schuur van de Maatschappij aan de Vlaamseweg, die mijn vader en de heer Beenders gekocht hadden. Deze schuur brandde af op 23 december 1962.

De verkoop begon met het aanstellen van curatoren (11). De Hanzebank had de meeste aandelen en verder enkele partikulieren. Het ging om aandelen van fl. 10.000,-.

Eén van de curatoren van de Hanzebank was de heer Hendriks uit Heythuizen. De heer Hendriks was rentmeester in Roggel en had veel kontakt met mijn vader en met de heer Beenders. Hij had ons aangeraden naar de verkoping te gaan. Bij de inzet zijn wij niet geweest, maar bij de toeslag hebben wij direkt gekocht.

De verkoop vond plaats te Heeze in "De Gouden Leeuw" bij H. Huijbregts. De heer Beenders en mijn vader hebben toen 93 hektaren gekocht, dat was februari 1926.(12)   

Omdat de verkoop landelijk bekend gemaakt was, zijn er mensen uit ongeveer alle provinciën hier komen wonen.

Mijn vader en de heer Beenders hadden de grond nog niet verdeeld, omdat wij nog niet wisten wat voor grond wij hadden. Wij zijn op deze grond aan het boeren gegaan; de helft was namelijk reeds in kultuur gebracht. Wij zagen dat de grond op verschillende plaatsen niet evengoed van kwaliteit was, daarna zijn wij gaan verkavelen.

Aan de rechterkant van de Vlaamseweg lag betere grond dan aan de linker zijde. We hebben toen met stokjes geloot.

Beenders kreeg het beste stuk grond. Later heb ik nog 14 hektare goede weidegrond in het Peelven bijgekocht. Van huis uit werd het beboerd en gefinancieerd en vrij snel kwamen er koeien en varkens, maar we  moesten het van de koeien hebben. De afzet van produkten en vee verliep vrij vlot. De biggen, die wij zelf niet mestten, gingen naar de Helmondse biggenmarkt. De melk ging naar de coöperatieve  Stoomzuivelfabriek in Heeze (opgericht in 1916).

Verder was in Heeze een coöperatie voor voeder kunstmest en meel. Voor de afzet van ons vee werden we al snel lid van de Verkoopcentrale voor Vee en Vlees.

Wij waren nogal coöperatief ingesteld, dat hadden wij van huis uit meegekregen.

In de verkopen van de Maatschappij zaten ook inbegrepen de wegen en waterlopen. ln iedere verkoop stond beschreven hoe breed de wegen moesten blijven. Degene, die zijn land er naast had liggen, had ook het beheer en het onderhoud van die weg.

De gronden waren door de Maatschappij vrij goed afgewaterd, vooral de vennen die vroeger onder water stonden; daar lag ook de beste grond.

Toen wij hier een tijdje woonden hebben wij als eerste vereniging opgericht "Sterksels Belangen". Er is toen besloten, dat de eigenaren hun verplichtingen t.a.v. wegen en watergangen aan "Sterksels Belangen" zouden overdragen voor een omslag per hektare plus per meter de sloten, die schoon gemaakt moesten worden. Voor het onderhouden van de wegen hadden we een arbeider aangesteld, deze moest één of twee dagen per week op deze wegen werken. Hij kreeg daarvoor fl.130,- per jaar. Zijn werk bestond uit het dichtslichten gaten. De sintels betrokken we de eerste jaren van de Zinkfabriek Budel, maar later van de Nederlandse Spoorwegen. We betaalden per wagon - dat was 10.000kg. – fl.5,-. De sintels werden in hand- en spandiensten gelost en uit elkaar gedaan.

De sloten lieten we aannemen per meter. Dit beheer heeft enkele jaren gewerkt, maar omdat het officiëel was konden we niet veel doen, vooral voor wat betreft de ontsluiting naar de naastliggende dorpen Heeze en Maarheeze. De weg naar Heeze lag in die tijd 's-winters vaak onder water, zodat we niet veel konden vervoeren.

Nadat we eens een keer bij Provinciale Staten in Den Bosch op bezoek geweest waren kregen we het advies, om een officiëel Wegschap op te richten. De benoeming van het bestuur ging via Gedeputeerde Staten.

Er werd een klasse-indeling gemaakt van de gronden. Zij, die langs de sintelwegen lagen moesten meer betalen dan degenen die verderaf lagen met hun grond. Wij kregen van Gedeputeerde Staten de opdracht de waterwegen direkt over te dragen aan het Waterschap. Het Wegschap heeft nog jaren bestaan en heeft met subsidie de wegen in Sterksel verhard.

Om alles gedateerd op een rijtje te zetten: "Sterksels Belangen" is opgericht 15 augustus 1926. Op 12 juni 1930 is het een officiëel Weg- en Waterschap geworden, waarbij de overdracht van waterlossingen aan het waterschap direkt heeft plaatsgevonden.

In 1936 is de eerste harde weg aangelegd naar Heeze. Heeze heeft vanaf de brug over de Sterkselse Aa op haar grondgebied de weg volledig betaald. Wij hebben voor deze aanleg een subsidie van de Provicie gekregen. Later zijn we ook begonnen met de aanleg van een harde weg naar Maarheeze, maar dit gebeurde maar gedeeltelijk tot de "Molhoutse brug" (14), omdat de weg naar Maarheeze voor Sterksel niet van belang was.

In 1944 hebben wij door het waterschap de waterlopen in het Peelven met subsidie door geinterneerden laten verbeteren. In 1961 hebben we 6,3 km. wegen verhard en dat waren de weg naar "Providentia", de Vlaamseweg en de weg naar Leende. Daar hebben we een behoorlijke subsidie voor gekregen, alleen niet voor de weg naar "Providenlia". Deze  subsidies liepen in die tijd via de Cultuur Technische Dienst. De direkteur was toen de heer Krüger. Hij raadde mij aan, om bij een van mijn reizen naar Den Haag ook eens bij het Ministerie van Sociale Zaken te gaan praten om subsidie. We kregen geen subsidie vanwege het feit, dat aan deze weg geen boerderijen lagen. Toen echter de aanbesteding van de overige wegen plaats vond viel deze zoveel mee in prijs, dat er nog wat geld overbleef. Ik ben toen bij de broeders op "Providentia" gaan praten en zij hebben toen 50% van de aanleg bijbetaald en de weg werd aangelegd.

Via hoger beroep zijn wij toch jaarlijks geholpen met subsidies, omdat wij nu eenmaal een uitzonderingspositie in namen in Sterksel, want in andere gemeenten zorgde het gemeentebestuur voor deze openbare voorzieningen.

In 1964 is het Wegschap overgedragen aan de gemeente Maarheeze. Sommigen hebben toch nog hun wegen zelf behouden met alle gevolgen van dien. Eenzelfde Wegsehap bestond ook op Hugten in Maarheeze over de gronden van de heer Koenraad. Deze Wegschappen zijn zeldzaam in Nederland. In onze tijd verdiende het eerste bestuur, dat toen bestond uit de heren Noordman (15), Loeff (16) en mijn persoon ieder fl. 7,50 per jaar. Op de leeftijd van 70 jaar moest je je zetel opgeven. Ik ben ook nog voorzitter geweest na de heer Noordman.

De eerste Boerenbond is opgericht in 1927. Wat de organisatie betreft waren we hoofdzakelijk ondergebracht in Heeze.

De oprichting van een Boerenleenbank ging niet zo gemakkelijk, want deze is pas opgericht in 1933. Met alle respekt voor de besturen van die tijd in de Centrale Boerenleenbank, moet ik toch zeggen, dat zij de oprichting van een Boerenleenbank in Sterksel een beetje riskant vonden. In Sterksel waren, in tegenstelling tot het oude land, alle boerenbedrijven eigendom en eigen bedrijven moeten nu eenmaal veel investeren en in Eindhoven dacht men dat wij teveel geld nodig hadden. In 1933 is mede om reden dat we met financieringen vast kwamen zitten een bank opgericht.

In 1937 is een afdeling van de jonge boerenstand gekomen.

In 1945 hebben we samen met Heeze een varkensfokvereniging opgericht.

Het verenigingsleven is in zijn algemeenheid altijd goed verlopen. Ik heb dit altijd toegeschreven aan het feit, dat de mensen van elkaar geen verleden kenden, zoals in de oude dorpen.

Vanuit de verschillende organisaties, waarin ik zat, zijn we op een gegeven moment gaan zoeken, om op de zuidelijke zandgronden een proefboerderij te stichten, als voorbeeldbedrijf.

Wij hadden vernomen, dat het laboratorium voor voeder- en verteringsproeven te Hoorn (N.H.) plannen had ook op lichtere Zuidelijke zandgronden een soortgelijk bedrijf te stichten.

Wij zijn toen met deze mensen gaan praten ook via de mensen van de N.C.B., o.a. de heer Ir. Van Vliet.

Al deze besprekingen hebben geleid tot de oprichting van een dependance van Hoorn in Maarheeze op Cranendonck in 1952.

Nederland heeft in deze sektor veel baanbrekend werk verricht. Later ben ik nog voorzitter geweest van het Provinciaal en landelijk veevoederbureau. Dit bureau deed veel werk in deze sektor. Ik wil hier nog aan toevoegen dat de proefboerderij Maarheeze vanwege de dependance van Hoorn landelijk van grote betekenis was.

Een jaar of vijftien geleden heeft de N.C.B. zich uit de proefboerderij Maarheeze teruggetrokken. Het is toen een Stichting geworden. Zij bestrijkt de provincies Brabant, Limburg en een gedeelte van Zeeland. Het doel en de opzet van de proefboerderij is altijd geweest om de zéér intensieve veehouderij in het Zuiden van dienst te zijn. Ik ben er trots op dat vooral in Zuid-Oost Brabant de snelste vooruitgang heeft plaatsgevonden. Want vlak na de oorlog was Brabant ten opzichte van de rest van de Nederlandse boeren toch nog een achter en dit is door al dit baanbrekend werk achterhaald. Nu lopen wij mee in de voorste gelederen.

Naast de proefboerderij, die in 1952 is gesticht, werden ook nog een landbouwhuishoudschool en een landbouwschool opgericht. Ik heb nog de eer mogen hebben om voorzitter te zijn van de kommissie van toezicht op deze instellingen.

Dit alles heeft een geweldige stoot gegeven aan de ontwikkelingen in de landbouw in deze streek.

Ook is nog een Varkensproefbedrijf (17) voor Zuid-Oost Nederland aan de Vlaamseweg gesticht. Ik heb niet veel in deze sektor gewerkt, maar zoals dat gaat, je hebt er relaties mee en zij zochten grond voor een dergelijk bedrijf. In Sterksel was die voorhanden. Het is één van de twee proefbedrijven op dit gebied in Nederland. Het bedrijf doet proeven op het gebied van de fokkerij, veredeling en huisvesting. In Someren zit nog een selektiemesterij, maar die bestrijken weer een ander terrein van de varkenssektor. De boeren sturen daar bijvoorbeeld vier biggen heen en die worden van kleine big, totdat ze vet zijn, gevolgd op voedergebruik, op kwaliteit bij de slacht, zoals vleesverhoudingen enz.

Maar om weer terug te keren op ons onderwerp Sterksel, wil ik nu iets vertellen over het klooster van de Witte Paters. Zij hebben bij de verkoop van Sterksel het hotel "N.V. Grand Hotel Sterksel" gekocht. Zij hebben dit omgebouwd en uitgebreid tot een opleidingsinstituut voor hun orde. Dit Seminarie heeft altijd een goede bekendheid genoten. Ik heb dit zelf ondervonden, omdat ik aan de rechtbanken te Breda en Den Bosch veel mensen bij de rechterlijke macht heb ontmoet die hun gymnasiale studie bij de Witte Paters genoten hadden.(17a)

De broeders van "Providentia" (18) hadden ten tijde van de Maatschappij al een stukje grond. Zij hebben evenwel bij de verkoping hun bezit uitgebreid. De kloosterorde, die op "Providentia" woont is die van de H.Jozef te Heerlen.

Het nonnenklooster (19) ligt hier ook in de buurt. De zusters waren in hun werk verbonden aan de Witte Paters en kwamen van Esch. Er wonen hoofdzakelijk oude zusters, die hun welverdiende rust genieten na jarenlange missiearbeid.

Op de vraag om iets te vertellen over het oude parochiekerkje van Sterksel kan ik alleen vertellen wat ik gehoord heb.

Naar men verteld is dit kerkje (20) gebouwd door de familie Pompen, die destijds Sterksel grotendeels bezaten. Later is het aan de kerk geschonken. In 1916, toen de parochie is gesticht, is men in dit kerkje begonnen. Voorheen werd dit kerkje bediend door de naburige parochies, Leende of Heeze. Pastoor Thijssen (21) is in deze oude kerk begonnen. Hij was een uitzonderlijk man. Vanwege zijn boerenafkomst kon hij in deze parochie niet alleen geestelijk maar ook maatschappelijk zéér goed funktioneren. Als een boer een nieuwe koe op stal had dan zag hij dat ook evenals de andere dingen; hij had er verstand van.

Wat ik altijd jammer heb gevonden is, dat hij nogal eens borg is gebleven voor mensen, die hier een bedrijf begonnen. Dit liep niet altijd evengoed af. Ook woonden hier allemaal jonge mensen, waarvan de ouders nog leefden. Er was niet veel geld, met gevolg, dat er weinig geld binnenkwam in de parochie voor H. Missen, begrafenissen, huwelijken enz. en daar moest de priester in die tijd hoofdzakelijk van leven. Er bestond geen gezinsbijdrage, zoals nu. Hij werkte hard; hij boerde wat, had een grote boomgaard, maar hij heeft toch zelf overplaatsing aangevraagd. Hij kreeg van de bisschop toen een rijke parochie in Bergharen. Ik ben hem hier later veel gaan opzoeken. Hij was een echte paardenliefhebber. Hij reed altijd paard, ook als hij boodschappen deed.

Zo reed hij ook naar Heeze naar Barbier Bosmans in de Kapelstraat om zijnen kruin te laten bíjscheren. Fien Bosmans moest dan zolang het paard vasthouden totdat de pastoor klaar was. Ook reed hij veel met paard en wagentje en zoals hij geleefd heeft, is hij ook gestorven, want in zijn paardenspan heeft hij een beroerte gekregen in Bergharen. Hij wist veel voor elkaar te krijgen en veel deuren wist hij voor de mensen open te krijgen. Want ik herinner mij nog een geval van een pachtboer van Philips, die het niet zo best had. De pastoor had bij Philips klaargekregen dat er een bemestingsplan gemaakt werd voor de boerderij en alles wat eraan te pas kwam werd door Philips betaald. Op deze wijze heeft hij veel voor Sterksel gedaan. De nieuwe kerk is nog door pastoor Thijssen gebouwd en mijn vrouw en ik waren de eersten, die in deze nieuwe kerk trouwden; dat was op 7 mei 1929.

Ook waren wij het eerste gouden paar, dat ook in de kerk van Sterksel getrouwd was.

Zoals mij door anderen verteld is, is in 1919 het onderwijs in Sterksel op gang gekomen door benoeming van (22) de heer Schilleman Sr. tot onderwijzer. In dat jaar is ook de school gesticht, maar er waren heel weinig leerlingen. ln het begin kwamen er nog wel kinderen van Euvelwegen uit Heeze. Ik weet nog dat mijn oudste dochter het enigste meisje in de eerste klas was.

Het aantal inwoners omstreeks 1926 was ongeveer 200, dus veel kinderen waren er niet. Op het ogenblik heeft Sterksel ongeveer 1650 inwoners. We zijn in 1919 gestart met een katholieke school. De heer Schilleman was in deze tijd de enige onderwijzer. Hij was ook jarenlang sekretaris van het Wegschap, hetgeen later door zijn zoon is overgenomen.

Op de oudere dorpen - hier niet zo - had het hoofd der school een funktie in de coöperatie en aanverwante verenigingen, omdat de mensen noch de tijd, noch de kapaciteiten bezaten.

De heer Schilleman deed veel voor het verenigingsleven. Pastoor Verhoeven heeft veel stimulerend werk gedaan voor de muziek.

Het oude schoolgebouw is verlaten bij de bouw van de nieuwe school in 1955 en werd omgebouwd tot parochiehuis.

Niet onvermeld wil ik laten het feit, dat bij de verkoop van de Maatschappij er enkele verkopen uitsprongen.

Ten eerste aan de N.V. Philips te Eindhoven. De gronden, die deze firma kocht bestonden hoofdzakelijk uit bossen.

De tweede grote verkoop vond plaats aan de familie Elias (23), linnenfabrikant uit Eindhoven. Deze gronden bestonden ook voor het grootste gedeelte uit bossen en een klein gedeelte kultuurgrond.

De derde grote verkoop vond plaats aan de familie Vos de Wael (24). De familie Vos de Wael was afkomstig uit Indonesie en had zich daar beziggehouden in het plantagewerk. Zij beschikten over nogal wat geld.

De familie Vos de Wael kocht ±350 hektaren land, wat voor het grootste gedeelte reeds kultuurgrond was en waar twee oude boerderijen op lagen. Later bouwden zij zes nieuwe boerderijen. Deze pachtboerderijen waren erg belangrijk in die tijd voor onze boeren, want zij hoefden zodoende alleen maar in roerend goed te investeren. Voor Sterksel was dit erg belangrijk omdat er nogal wat grote gezinnen waren.

In de dertiger jaren zijn er ook eigenaarsbedrijven geweest, die het niet meer op konden brengen en zij moesten noodgedwongen vertrekken. In die tijd kwam het ook voor, dat pachtbedrijven geen pacht betalen konden. Het mag gezegd worden, dat de familie Vos de Wael vooral grote gezinnen, die in financiële problemen zaten, geholpen heeft door ze niets te laten betalen, terwijl zijzelf ook bijna geen inkomen hadden. Daardoor zijn deze grote gezinnen in staat geweest hun kinderen met niet al te grote moeilijkheden op te voeden.

Het bouwen van een boerderij kostte in die tijd wel niet zoveel als nu, maar er zit geen rendement in een pachtboerderij. Later heeft de familie ook veel boerderijen afgestoten met een beetje grond.

De boerderijgebouwen kostten in 1928/1929 ± fl. 3.500,-.

Nu woont er nog een zoon van Vos de Wael sr. in Sterksel op "Ekelhof", maar zij hebben deze villa verkocht en gaan nu naar Den Haag, waar een dochter, die verpleegster is, woont.

Van deze familie kan gezegd worden, dat ze een geweldige sociale instelling had.

Je zult je afvragen hoe ik van deze zaken kennis draag. Nu in die tijd al vroeg de familie mij raad in pachtzaken en hoe de pachtprijzen lagen en of de mensen hun pacht op konden brengen. Er waren grote gezinnen, die arm waren toen ze hier kwamen. Die mensen waren erg dankbaar en lieten wel weten, dat ze geboft hadden met zo'n goede pachtheer.

Nu ben ik aan het hoofdstuk grondzaken gekomen, waarin ik al doende ben ingegroeid. De pachtbeheersing bestond reeds bij de eerste pachtwet van de twintiger jaren. Later werden "grondkamers" opgericht voor de toetsing. In Brabant waren de grondkamers belangrijk want vroeger was de helft pacht en de helft eigendom.

Er zijn veel mensen, die de grondkamer verwisselen met de pachtkamer.

De pachtkamer is een juridisch college bij een kantongerecht en de grondkamer is alleen een prijzencollege voor pachtovereenkomsten. Ik ben vrij vroeg in de grondkamer gekomen, in welk jaar weet ik niet meer precies.

De grondkamer bestaat uit vijf personen, twee namens de verpachters, twee namens de pachters en een neutrale voorzitter. Later ben ik voorzitter geworden. In die tijd zat ook de heer Teppema, konsulent voor grond- en pachtzaken erbij.

Toen in de Brabantse gemeenten uitbreidingen en woningbouw aan de orde kwamen, vroeg hij mij om zitting te nemen in een kommissie, die de gemeenten zou adviseren bij de aankoop van de benodigde gronden. In deze kommissie zaten een bouwkundige, een agrarier en een assistent van grond- en pachtzaken. Ik heb toen nog gezegd,dat ik niets wist van de basis waarop onteigeningen plaats vonden, maar wel van beleggingen door banken, maar hij zei: “Dat leer je in de praktijk van mijn assistenten."

En zodoende ben ik begonnen in de Langstraat, waar ik twintig jaar als agrariër in de kommissie van drie heb gezeten.

Later heb ik nog gewerkt in Alphen en riel en Baarle nassau en ook in deze omgeving.

Door de heer Teppema heb ik me kunnen bekwamen in onteigeningen en schadeloosstellingen.

Later kwamen mijn benoemingen aan de rechtbanken in Den Bosch en in Breda, als agrarisch deskundige in onteigeningszaken. Mijn zoon is na mij benoemd in Den Bosch. Hij was - in tegenstelling tot mijn persoon - theoretisch geschoold.

Ik heb nooit een kursus gevolgd, maar heb het al doende en met zelfstudie moeten leren

Toen ik in de kommissie voor grondgebruik zat bij de N.C.B., hebben wij wel een kursus georganiseerd voor de opleiding van agrarisch deskundige.

Dat mijn praktijkervaring serieus genomen werd blijkt wel uit het feit, dat ik bij de invoering van de onroerendgoedbelasting gevraagd ben in Den Haag een inleiding te komen geven over taxatie van landbouwbedrijven. Ook in de Agglomeratie Eindhoven heb ik voor de onroerendgoedbelasting in een kommissie gezeten. Het is namelijk zo: makelaars kunnen veel beter dan ik gebouwen taxeren, maar ze weten zo weinig van de ekonomische waarde en deze verandert snel.

Dit werk, wat ik al die jaren heb kunnen doen naast mijn bedrijf, heb ik voor een groot deel te danken aan mijn vrouw. Zij is een goede boerin. Zij is afkomstig van een kaasboerderij uit Ouderkerk aan de Amstel. Zij kwam met haar broer naar Sterksel, even na ons. Wij raakten met de familie snel bevriend en Anna, want zo heet zij, is mijn vrouw geworden. Je bleef in die tijd, gebonden als je was aan het boerenbedríjf, kort bij huis. Dat wil niet zeggen dat we ons verveeld hebben, in tegendeel.

We gingen naar elkaars verjaardagen en als er geen verjaardag was dan maakten we wel een ander feestje.

Omdat we uit zo verschillende streken van het land kwamen, werd er geen dialekt gesproken. Mijn vrouw stond er op dat de kinderen Hollands spraken. Mijn jongste zoon woont ook in Limburg en mijn kleinzoon - ook een Willem Derks – zegt altijd: „Mijn opa kan Limburgs praten, maar ik niet."

Op ons gouden huwelijksfeest hadden we geen relaties aangeschreven, omdat er teveel waren. Maar toen het feest voorbij was hebben we nog zeker 500 dankbetuigingen moeten verzenden. Dit feest heeft mijn gezin en mij grote voldoening geschonken."

Annotaties:

Bij het samenstellen van de annotaties heb ik veel steun ondervonden van de familie Derks en de heer D. Schilleman.

Gaarne wil ik hiervoor mijn dank uitspreken.

(1) Opgericht in 1915. Gepubliceerd in Staatscourant van 27 juli 1915. De oprichtingsakte werd gemaakt door Notaris Mertens.

(2) ln Sterksel woonden van de familie Pompen:

Joannes Franciscus, geb. 16-07-1821, overl. 19-10-1901

Joannes Josephus, geb. 21-09-1855, overl. 05-12-1897

Deze twee personen liggen begraven op het kerkhof van Sterksel.

(3) Desiré Willems was makelaar te Antwerpen. Na de val van Antwerpen in 1914 vluchtte hij naar Nederland. Hij werd de eerste direkteur van de Maatschappij "De Heerlijkheid Sterksel" en woonde op "Huize Sterksel.

(4) De Hanzebank was gevestigd te 's-Hertogenbosch.

(5) Het kamp van de geinterneerden uit België was ondergebracht in de voormalige boerderij van de heer Biemans (is nu afgebroken), gelegen achter "Ekelhof" te Sterksel (in de buurt van de Sterkselse Aa bij de spoorlijn).

(6) Een echt ossenkerkhof is hier niet geweest. Tijdens de Maatschappij werd gewerkt met 20 Belgische trekpaarden en ongeveer 6 à 7 ossen.

(7) De vijf boerderijen waren eigendom respektievelijk van de families Hikspoors, Van Hoof, Scheepers, Cox en Maas.

Deze boerderijen niet te verwarren met de vijf pachtboerderijen, gesticht door de Abdij van Averbode:

1. "Ten Braeke" (gelegen bij de drie linden langs de binnenweg naar "Providentia")

2. "Den Poel" (thans grondgebied van Van Keulen)

3. "De Kan" (thans P. Scheepers, Averbodeweg)

4. "De Bril" (achter Fr. de Louw, Pastoor Thijssenlaan)

5. "De Steen" (thans boerderij Kursten, Averbodeweg).

Alle vijf zijn verdwenen.

(8) Averbodeweg.

(9) Deze woningen staan aan de Vlaamseweg en Averbodeweg.

(10) Thans Vlaamseweg 9 (boerderij Beenders).

(11) Van de curatoren zijn ons bekend:

1. Mr. George Marie Joseph Kolfschoten, advocaat en procureur te 's-Hertogenbosch;

2. Petrus Gerardus Hubertus Hendriks, landbouwkundige te Heijthuysen.

(12) Nu zaal Beks, Nieuwendijk 1, Heeze.

(13) "Sterksels Belangen" is opgericht op 15 augustus 1926.

(14) Molhoutse brug, waarschijnlijk genoemd naar een stuk land met deze naam.

(15) De heer Th.B. Noordman kwam uit Zevenhoven (Z.H.) geb. 07-12-1868. Hij was aandeelhouder van de Maatschappij en lid van de Raad van Toezicht. Van 1930-1942 voorzitter van het Waterschap -"Wegschap Sterksel" en tevens lid van het Kerkbestuur van 1919 tot 1958. Hij was ereburger van Maarheeze.

(16) De heer P. Loeff kwam uit Baardwijk (gelegen in de Langstraat). Hij is jarenlang bestuurslid geweest van het Wegschap (1930-1956).

(17) Dit varkensproefbedrijf is opgericht in 1969. ln 1970 kwam de bouw gereed en op 29-09-1971 vond de opening plaats door de toenmalige Minister van Landbouw, Lardinois.

(17a) De Witte Paters kwamen in 1926 naar Sterksel. Zij zijn gesticht door Kardinaal Lavigerie, met als doel: missionering in Afrika. Zij namen het gebouw over van "Grand Hotel Sterksel". Richtten dit in als verblijf voor paters en broeders en bouwden een Klein Seminarie eraan voor opleiding van jongelui tot priester-missionaris witte pater.

(18) "Providentia" (voorzienigheid) is opgericht door de broeders van de H. Jozef uit Heerlen. (Deze broedercongregatie is gesticht door mgr. Savelberg. Doel: verpleging van epileptici.) Deze broeders kwamen in 1925 naar Sterksel. Ze woonden eerst primitief in een oud spiritusfabriekje (thans woonhuis smid De Laat). Vandaaruit werd "Providentia" gebouwd. Zij kwamen hier vanwege grondverkoop van de geliquideerde "Heerlijkheid Sterksel".

(19) De orde der Witte Zusters is eveneens gesticht door Kardinaal Lavigerie. Doel: steun aan Witte Paters in de missie. Zij bouwden later een klooster aan de Albertlaan t.o. de Witte Paters. Dit klooster werd  rusthuis voor zieke en oude missie-zusters.

(20) Het oude kerkje is in 1866 gesticht door de familie Pompen. Aanvankelijk vonden er alleen zondagsdiensten plaats, verzorgd door de pastoor van Maarheeze. In 1916, toen er een parochie gesticht werd, werden er regelmatig diensten in verzorgd door Pastoor Thijssen. In 1927 werd de nieuwe kerk gebouwd. De oude kerk werd parochiehuis. In 1950 werd het gebouw verkocht aan C.A.V. Heeze-Sterksel en werd pakhuis. In 1976 is het gebouw afgebroken. Thans staat daar het woonhuis van de heer P. Cox.

(21) Pastoor P. Thijssen was geboren in Beuningen. Hij werd de eerste pastoor van Sterksel (1916-1935). Toen opgevolgd door pastoor J.Verhoeven (1935-1969). Pastoor Verhoeven richtte in 1946 de kerkelijke fanfare op. ln 1969 kwam pastoor Vervoordeldonk.

(22) De heer A. Schilleman is geboren in Nieuwenhagen (Limburg) in 1888. Hij woonde daarna in Venray; studeerde te Maastricht voor onderwijzer. Kreeg daarna een benoeming te Lobith en later in Nijmegen. Werd hoofd der school in Sterksel in 1919 en bleef dit tot 1953. Hij was sekretaris van het "Wegschap Sterksel" (1932-1957). Ook was hij reserve-officier in het Nederlandse leger (1910-1953), bestuurslid Katholiek Thuisfront, jarenlang lid van het Oranjekomité en lid van de Erewacht te Sterksel. Zijn zoon, D. Schilleman was sekretaris van het "Wegschap Sterksel" van 1957 tot 1963, in welk jaar het wegschap overgenomen werd door de gemeente Maarheeze.

(23) De familie Elias had een textielfabriek te Eindhoven. Had in Sterksel een prachtige villa bij het Elias-ven. Tijdens de Duitse bezetting zijn zij naar Amerika gevlucht. De Duitse overheid heeft het huis in bezit  genomen. De Nederlandse ondergrondse beweging heeft de villa in brand gestoken. Thans is er niets meer van over.

(24) De familie Vos de Wael woonde op "Ekelhof" (thans bezit van de heer Tromp). Zij hadden veel grond in Sterksel, waarop pachtboerderijen (o.a. langs de Vlaamseweg). Zij hadden een zeer hoge sociale instelling. Oorspronkelijk had de familie een plantage in Nederlands Oost-Indië. De heer Vos de Wael ligt begraven op het kerkhof van Sterksel.

 

 

Ga terug