Archeologisch overzicht van de gemeente Geldrop

Heemkronyk jaar:1981, jaargang:20,  nr.3 en 4,  blz.83- 97

ARCHEOLOGISCH OVERZICHT VAN DE GEMEENTE GELDROP

door: G. Beex

INLEIDING

Toen ik op het eind van de veertiger jaren begon met de inventarisatie van literatuur op archeologisch gebied van Noord Brabant kwam Geldrop nog niet voor in de dossiers die per gemeente werden aangelegd.

Pas in 1951 kreeg ik van Drs. H. Mandos, hoofdredakteur van het tijdschrift Brabants Heem, een kopie van een brief d.d. 3-4-1951 van J.Baeten uit Valkenswaard. Deze schreef hierin dat hij in 1942 had gewerkt bij de aanleg van een nieuwe weg tussen Eindhoven en Weert (Rijksweg 68) en toen ter hoogte van de Aalsterhut (tussen vak 26 en 27) een aantal vuurstenen werktuigjes had gevonden. Op 2 september 1951 stuurde hij me een situatieschets van de vindplaats.

Enkele jaren later, in 1954, werd deze vindplaats herontdekt door A.Wouters, die met Dr. Bohmers van het Biologisch-Archeologisch Instituut van Groningen, in 1956 een onderzoek instelde waarbij bleek dat het gevonden materiaal afkomstig was van rendierjagers uit de laatste IJstijd. Het onderzoek werd in de volgende jaren voortgezet.

In 1955 vond Wouters op ruim één kilometer ten noord-oosten hiervan enkele bijlen en andere voorwerpen uit het Neolithicum.

Het volgende archeologische nieuws verscheen in 1962 in de Heemkronyk (jrg.1, nr.6; p.l8) van de heemkundekring "de Heerlijkheid Heeze - Leende - Zesgehuchten“. Het betreft hier een bronzen bijl die op de Leenderheide was gevonden, binnen de gemeentegrens van Geldrop. Pas vanaf 1965 komt een stroom van vondstmeldingen binnen, aanvankelijk nog van amateur-archeologen uit Eindhoven, maar spoedig ook van een groeiend aantal, meest jeugdige, amateurs uit Geldrop zelf.

Eerst waren het P. Bol en J. Koppelmans uit Eindhoven die mij attent maakten op twee stenen bijlen die gevonden waren door de gebroeders Van Gerwen op een van hun percelen bij het vroegere Groot Huisven. Zelf vond ik, toen nog in Eindhoven wonend, een koncentratie van stenen werktuigjes uit de Middensteentijd vlak bij de plaats waar later een benzinepompstation werd gebouwd langs de E3-autobaan. G. Roos uit Eindhoven vond hier een Neolitisch pijlpuntje.

J. Bleeker uit Eindhoven, beheerder van het bos- en heidegebied "de Leenderheide", vond nabij de Aalsterhut een vuurstenen pijlpunt. In 1966 kwam ik de naam van Arnoud Jansen tegen. Eerst nog samen met J.van Vliet uit Eindhoven. Ze hadden op de Leenderheide een viertal koncentraties van Mesolitische werktuigjes gevonden.

Een maand later had A. Jansen de bouwput van de huidige RABO-bank te Geldrop gekontroleerd en daar scherven van Kogelpot-aardewerk gevonden.

Een sterke stimulans kreeg de archeologie van de jeugdige amateurs toen een akker werd uitgezand bij de begraafplaats te Zesgehuchten. Bij het afgraven van het perceel kwamen zes drinkwaterputten te voorschijn die uit de Middeleeuwen dateerden. De plaatselijke heemkundekring en de "Jeugdbond voor Geschiedenis" te Eindhoven werkten mee aan dit onderzoek. Vooral A. Jansen, W. van der Sanden, P. Derks, Jos Deeben, A.van Wieringen en J. van der Sommen kregen door dit werk meer belangstelling voor de archeologie.

Talrijke vondstmeldingen na deze opgravingsperiode zijn van hen afkomstig. Hun namen zal men in het hierna volgend overzicht nog herhaaldelijk tegenkomen.

OVERZICHT VAN ARCHEOLOGISCHE OBJECTEN EN VONDSTEN.

Een van de belangrijkste monumenten van Geldrop is het Kasteel (kaart nr.1). Het is herhaaldelijk verbouwd, zodat van de oorspronkelijke vorm weinig is overgebleven. ln archeologisch opzicht is het dáárom belangrijk dat er nog resten van de vroegere funderingen aanwezig zijn. Er is in Geldrop nog een ouder kasteel geweest en misschien zijn hiervan nog funderingsresten te vinden onder of tussen de loodsen van een houthandel westelijk van de Dommeldalseweg. Juist omdat er van dit oudere kasteel zo weinig historische gegevens bekend zijn kan een archeologisch onderzoek belangrijke aanwijzingen geven over vorm en omvang van dit gebouw (kaart nr.3).

Behalve kasteelheren leefden er in de Middeleeuwen ook nog andere Geldroppenaren. Dat ook het huidige centrum toen reeds bewoond was blijkt uit vondsten van Kogelpot-aardewerk door A. Jansen. Bij de bouw van de RABO-bank (kaart nr.2) vond hij in de bouwput deze scherven uit de tiende eeuw (Beex, 1969, A.N. p.113-114).

Ook buiten het tegenwoordige centrum is er in de Middeleeuwen reeds bewoning geweest. Dit kwam aan het licht toen in 1968 oostelijk van de begraafplaats in Zesgehuchten een akker werd uitgezand (foto 1), waarbij een zestal drinkwaterputten werden aangetroffen (kaart nr.9). Bij de hier gevonden Middeleeuwse scherven was ook vrij oud materiaal zoals van Kogelpotten- en Pringsdorf-aardewerk. Dit wijst er op dat hier bewoning is geweest van 900 tot 1300.

Arnoud Jansen die in het onderzoek van deze putten (foto 2 en 3) een belangrijk aandeel heeft gehad, schreef hierover een uitvoerig verslag in de Heemkronyk en het tijdschrift Brabants Heem, nadat ik zelf reeds een korte vermelding had geplaatst in Archeologisch Nieuws (Jansen 1968, p.3-5 en 1970, p.39-43 en Beex 1968, A.N. p.76).

De aanwezigheid van drinkwaterputten wijst bijna steeds op bewoning ter plaatse. Een onderzoek naar sporen van huisplattegronden was tijdens de snelle afgraving echter niet mogelijk.

In de naaste omgeving zullen ongetwijfeld nog meer dergelijke drinkwaterputten en huisplattegronden aanwezig zijn. Een eventueel onderzoek van deze percelen zou waarschijnlijk het zelfde resultaat opleveren als het onderzoek op de Kerkakkers te Dommelen dat talrijke plattegronden van boerderij- en en bijgebouwen en zelfs van een klein maar rijk Merovingisch grafveld aan het licht bracht. Een dergelijk grafveld moet ook in Geldrop nog ergens verborgen zitten, omdat er ook aardewerk uit deze periode (600-700) werd gevonden.

Dat deze Middeleeuwse nederzetting op Zesgehuchten vrij uitgestrekt is geweest kan blijken uit de vondst van een drinkwaterput bij Genoenhuis door P. Derks uit Geldrop (kaart nr.7). Ook deze put was vervaardigd uit een enorme eikestam die eerst in vier delen was gespleten en vervolgens uitgehold tot op 10 cm. van de buitenkant. De vier delen werden daarna weer aan elkaar gelast, door naast de naden op bepaalde afstand gaten te boren waarin houten pennen werden gedreven. Deze pennen werden daarna met twijgen (wissen) van de waterwilg met elkaar verbonden, zodat de uitgeholde stam weer een stevig geheel vormde (afb.7). Deze boomstamput is later afdoende gekonserveerd omdat ze bij de Schaapskooi op de Strabrechtse Heide weer in de grond is gegraven en weer als drinkwaterput dienst doet.

Ook op twee andere plaatsen oostelijk van Genoenhuis werden in een afgraving Middeleeuwse aardewerkscherven gevonden uit de periode van 900 tot 1300 (kaart nr.8). Dat deze bewoning zich ook in de tijd verder uitstrekt blijkt uit de vondst van A. Jansen die hier twee fragmenten van een Merovingische pot met rolstempelversiering aantrof en een kraal van gele glaspasta die eveneens kenmerkend is voor deze periode (600-700) (Beex 1969, A.N., p.48 en Beex 1969, Br.H. p.27 en Beex 1969, A.N., p.113-114).

Ook J. Coenen en W. van der Sanden vonden hier Merovingische scherven (Beex 1970, A.N., p.136).

De nog niet afgegraven percelen tussen de huidige begraafplaats, Genoenhuis en de visvijvers kunnen nog allerlei verrassingen opleveren, want ook langs de noordrand van de visvijvers (kaart nr.10 en 11) werden Middeleeuwse scherven gevonden. In een diepe afvalkuil (foto 4) werd o.a. Pringsdorfaardewerk, een spinschijfje en een soort kinderrammelaar aangetroffen (Beex 1972, A.N., p.17).

Dat ook op andere plaatsen buiten het centrum van Geldrop Middeleeuwse bewoning is geweest blijkt uit de vondsten van A. Jansen bij de Coeveringse put tijdens de aanleg van de Vierheemskinderenlaan en de brug over de Dommel (kaart nr. 4 en 5). Behalve sporen van een vroegere watermolen, ter plaatse van de huidige brug, vond hij oostelijk hiervan scherven van Laat- en Vroeg-Middeleeuws aardewerk aan. De snelle bebouwing en machinaal uitgevoerde grondwerken maakten een onderzoek onmogelijk (Beex 1969, A.N., p.113-114).

De Middeleeuwse vondsten te Geldrop zijn niet de oudste van dit dorp. Ook in de Romeinse tijd is er bewoning geweest. Een duidelijke aanwijzing hiervoor is het groot aantal vondsten in twee afgravingen oostelijk van Genoenhuis (kaart nr. 8). A. Jansen had reeds in 1966 de eerste vondsten ontdekt (Beex 1966, A.N., p.87) en in 1968 toen hij behalve scherven ook twee bronzen voorwerpen (afb. 2b), waarbij een fibula (mantelspeld), ontdekte (Beex 1968, A.N., p.138).

P. Derks vond hier een vrij volledig schaaltje (afb. 2a) van wit, ruwwandig aardewerk van een type dat ook uit andere vindplaatsen bekend is (Brunsting 1937, type 22 en Stuart 1962, type 218, Beex 1969, A.N. p.48 en Beex 1969, Br.H., p.27).Langs de oostkant van de IJzeren Man (kaart nr.12) vonden A.Jansen en A. van Wieringen scherven van Romeins aardewerk (Beex 1969, A.N. p.47 en Beex 1969, Br.H., p.27).

W. van der Sanden en P. Derks onderzochten (met veel andere amateurs) een kuil met een doorsnede van vier meter en een diepte van bijna twee meter. De kuil was in de Romeinse tijd gegraven en later weer dicht geraakt. In de Middeleeuwen had men in het centrum een kleinere maar diepere kuil gegraven. In het Romeinse gedeelte van de kuil werd wat aardewerk uit deze periode gevonden, maar ook een bronzen fibula (mantelspeld), een bronzen lepeltje en een fragment van een bronzen  naald (Beex 1972, A.N., p.17).

Enkele losse vondsten van Romeins aardewerk tussen Genoenhuis en de visvijvers maken het waarschijnlijk dat daar nog meer vondsten en bewoningssporen aanwezig zullen zijn.

Ook in de IJzertijd (700 v.Chr. tot Romeinse tijd) heeft Geldrop bewoning gekend. A. Jansen vond in 1969 urnscherven uit deze periode ten oosten van de Coeveringse put (kaart nr.5) waar nu de Vierheemskinderenlaan ligt (Beex 1969, A.N., p.113-114).

Een andere vindplaats uit deze tijd lag zuidelijk van de E3-autobaan (kaart nr.11). A. Jansen, J. van der Sommen en Y. Hannard vonden hier urnscherven (Beex 1970, A.N.. p.69).

 

De Bronstijd (1700 - 700 v.Chr.) is te Geldrop ook door enige vondsten vertegenwoordigd en wel door een aantal scherven van het zogenaamde Hilversum-aardewerk. Bij Genoenhuis (kaart nr.8) vonden J. Coenen en W. van der Sanden enige fragmenten van dit type aardewerk (Beex 1970, A.N., p.136). Dergelijke scherven werden door A. Jansen (Beex 1970, A.N., p.136) en later ook door Jos Deeben en W. van der Sanden gevonden bij het Groot Huisven (kaart nr.17). Mogelijk komt ook de volgende vondst van deze plaats. Zij staat vermeld in de Heemkronyk, 1962, nr. 6, p.18. Het betreft een bronzen hielbijl, die langs de E3-Autobaan werd gevonden en later in het bezit kwam van Kunsthandel Pijnenburg te Eindhoven.

Zeer rijk vertegenwoordigd zijn de vondsten uit het Neolithicum (Jonge Steentijd ± 2000 v.Chr.). Eerst noem ik enige losse vondsten, zoals een vuurstenen bijl die in augustus 1971 op een bouwterrein in het Grote Bos werd gevonden door H. de Koning. De gepolijste bijl is geheel gaaf, op een recente beschadiging na, en is vervaardigd van zwart-grijze vuursteen met beige vlekken. De bijl kwam later in het bezit van P.A.P.M. van Ravenstein, Dwarsstraat 83 te Geldrop. Bij de benzinepomp langs de E3-autobaan (kaart nr.13) werd door G. Roos uit Eindhoven een vuurstenen pijlpunt gevonden die thans in de Oudheidkamer van Geldrop wordt bewaard (Beex 1965, Br.H., p.68-70). Bij de Coeveringse put (kaart nr.5) vond P. Derks in 1967 twee grote geretoucheerde vuurstenen klingen (afb. 3b) samen met vuursteenafslag. Ze worden in de oudheidkamer te Geldrop bewaard (Beex 1968, A.N., p.30).

Een gaaf bijltje (afb. 3a) van grijze vuursteen, gevonden te Geldrop trof ik aan bij Pater Wiro Heesters te St. Oedenrode. Hij had dit bijltje ontvangen van een student uit Bladel, genaamd Michelbrink, die voor het beëindigen van zijn studie voor onderwijzer enkele weken had stage gelopen te Geldrop. Tot nu toe kon ik de betreffende persoon en dus ook nadere inlichtingen over vinder en vindplaats niet bereiken. W. van der Sanden vond bij Genoenhuis (kaart nr.8) in 1978 een fragment van een stenen bijl en een aardewerkscherf die met reeksen van tegenover elkaar aangebrachte schuine vingernagelindrukken was versierd. Deze versiering komt vooral voor op de zogenaamde potbekers, die de overgang van Neolithicum naar Bronstijd markeren.

Een neolithische pijlpunt werd in 1966 gevonden door J. Bleeker uit Eindhoven ten noord-oosten van de Aalsterhut op een plaats die toen nog tot de gemeente Geldrop behoorde (kaart nr.23) (Beex 1966, A.N., p.87).

A. Wouters vond in 1955, op de Leenderheide, maar op het grondgebied van de gemeente Geldrop (kaart nr.12), twee gepolijste vuurstenen bijlen en een ruw bekapte bijl en verder nog enige pijlpunten en schrobbers (Wouters 1955, p.124).

De volgende Neolithische vondsten zijn alle afkomstig van een vrij uitgestrekt gebied, met enkele sterkere koncentraties, bij het voormalige Groot Huisven (kaart nr.18). Voor het eerst werd ik hierop attent gemaakt in 1965 door A. Bol en P. Coppelman uit Eindhoven, die bij A.van der Velden te Geldrop twee stenen bijlen aantreffen, die op een zijner percelen bij het Groot Huisven (kaart nr.18) door zijn zwager G.van Gerwen waren gevonden (afb.4) (Beex 1965, Br.H., p.68-70).

Op 5 maart 1969 hoorde ik van P. Derks dat twee jongens uit Geldrop, J.van der Sommen en A. van Wieringen, stenen bijlen en ander neolithisch materiaal hadden gevonden bij het Groot Huisven (kaart nr.19). Bij kontrole bleken deze vondsten te bestaan uit twee vuurstenen bijlen, een gesteelde vuurstenen pijlpunt, twee ruimers of boortjes en enkele bewerkte klingen (afb. 5) (Beex 1969, Br.H., p.58-60).

ln 1970 vond A. Jansen op de zelfde plaats twee fragmenten van vuurstenen bijlen, twee vuurstenen pijlpunten en wat afslag (Beex 1970, A.N., p.136). In 1971 vond hij nog twee fragmenten van stenen bijlen (Beex 1971, A.N., p.141) en in 1972 eveneens twee bijlfragmenten (Beex 1972, A.N., p. 17).

In 1971 had ook W. van der Sanden een bijl van grijze vuursteen gevonden (Beex 1971, A.N.. p.141) en in 1975 een fragment van een stenen bijl en een vuurstenen kling die langs beide zijden was geretoucheerd. Ook P. Derks vond in 1972 een bijlfragment en twee geretoucheerde vuursteenklingen (Beex 1972, A.N., p.90).

Na al deze vondsten was elke archeoloog er wel van overtuigd dat er in dit gebied een of meer nederzettingen hadden gelegen. Drs. J. Slofstra van het Archeologisch lnstituut van de Vrije Universiteit te Amsterdam liet in 1972 een proefsleuf graven met behulp van enkele studenten en amateurarcheologen waarbij bleek dat er inderdaad bodemsporen aanwezig waren, waarin ook aardewerk scherven werden aangetroffen die behoorden tot de Late Bekerkultuur (Beex 1972, A.N., p.90).

Van de nog oudere Mesolithische kultuur (8000-4000 v.Chr.) werden ook op verscheidene plaatsen resten gevonden. ln 1965 trof ik zuidelijk van de E3-autobaan, dicht bij het huidige benzinepompstation (kaart nr.14) een koncentratie van Mesolithische artefacten en afslag aan, hoofdzakelijk vervaardigd van vuursteen, maar ook met een vrij hoog percentage van kwartsiet van Wommersom (Beex 1965, Br.H., p. 68-70).

ln 1969 werden vier koncentraties van Mesolithische voorwerpen gevonden in de omgeving van het Groot Huisven (kaart nr. 20-21) door J.van Vliet uit Eindhoven en A. Jansen uit Geldrop (Beex 1969, A.N., p.48) en in 1972 vond P. Derks een dergelijke nederzetting bij de Geisenrooise Zegge (kaart nr.6) (Beex 1972, A.N., p.58).

Zuid-oostelijk van de grote rotonde, op een punt dat sinds kort tot de gemeente Geldrop behoort (kaart nr.15) vond R. Merckx uit Eindhoven een aantal Mesolithische artefacten en afslag.

Tenslotte dient nog de oudste en meest bekende vindplaats van Geldrop te worden vermeld namelijk de nederzetting van rendierjagers (Ahrensburgkultuur) langs de weg Eindhoven - Leende (kaart nr.22). Reeds in 1942 had J. Baeten uit Valkenswaard hier vuursteen materiaal gevonden (brief d.d. 3-4-1951 van J. Baeten aan redaktie van het tijdschrift Brabants Heem), maar de belangrijkheid hiervan werd pas duidelijk toen de vindplaats in 1954 werd herontdekt door A. Wouters. Samen met Dr. A. Bohmers stelde hij in 1956 een eerste onderzoek in waarbij, behalve zeer veel vuursteenvondsten, ook enkele bodemsporen werden aangetroffen. Van deze sporen waren vooral enkele haardjes (kuiltjes met houtskool) belangrijk omdat hiermee een juiste datering door middel van de toen pas ontdekte C14 methode kon worden verkregen (10720 jaar), terwijl ook enkele oude kultuurlagen (Usselo-laag) hiervoor aanwijzingen gaven. Ook de vorm der werktuigen (vooral de steelspitsen) maakten duidelijk dat het hier een nederzetting van de Ahrensburgkultuur betrof (afb. 6). In de volgende jaren werd het onderzoek onder leiding van Dr. Bohmers voortgezet, waardoor de grote omvang van de vindplaats duidelijker werd. Tijdens dit onderzoek kwam ook één van de vele klopstenen (retouchoirs) te voorschijn waarop in ondiepe lijnen een danseresje was afgebeeld. (foto 5.) Daar de vinders nogal geheimzinnig waren met het opgeven van de juiste  vindplaats, "omgeving van Geldrop", kwam een der journalisten op het idee van "de Venus van Mierlo".

Later kwam deze afbeelding nog eens in het nieuws toen de echtheid van deze ingegraveerde afbeelding in twijfel werd getrokken. Wetenschappelijk gezien doet de al- of niet echtheid weinig af aan de belangrijkheid van het geheel van dit onderzoek: namelijk de nederzetting van rendierjagers rond 9000 v.Chr.

Het resultaat van dit onderzoek werd in het tijdschrift Brabants Heem gepubliceerd (A. Wouters 1957, p.2-13 en A. Bohmers en A.M. Wouters 1962, p.1-23). Reeds in 1956 was een korte vermelding van het onderzoek verschenen in Archeologisch Nieuws (A.N., afl.6, 1956, p.2-3), In Varia-Bio- Archeologica nr.l6 van het Biologisch Archeologisch Instituut te Groningen staat de datering van de vindplaats vermeld die uit het C14-onderzoek van houtskool was verkregen.

Bronvermelding:

(1) Beex (jaartal) A.N.: Archeologisch Nieuws, opgenomen in: Nieuws Bulletin van de Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond, door Beex, G.

(2) Beex (jaartal) Br.H.: Vondstmelding, Beex, G.; opgenomen in Brabants Heem.

(3) Belangrijke vondsten van de Ahrensburgcultuur in de gemeente Geldrop, Bohmers A. en Wouters A.M., opgenomen ín Brabants Heem; 1962.

(4) Het grafveld onder Hees bij Nijmegen, Brunsting, H.; Dissertatie, 1937.

(5) De merkwaardige puttenreeks van Geldrop, Jansen, A.; ín: Heemkronyk, jrg.7, nr.1, 1968.

(6) De merkwaardige puttenreeks van Geldrop, Jansen, A.; opgenomen in Brabants Heem, 1970.

(7) Vondstmeldingen, Wouters, Broeder Aquilas, opgenomen in Brabants  Heem, 1955.

(8) Een nieuwe vindplaats van de Ahrensburgcultuur in de gemeente Geldrop, Wouters, Broeder Aquilas, opgenomen in Brabants Heem, 1962.   

 

 

Ga terug