Boekbespreking: Lind dè is de sgonste plats....

Heemkronijk jaar:1974, jaargang:13, nummer:3+4, blz.58 -60

BOEKBESPREKING -  Lind dè is de sgonste plats....

door: J.Aerts

Lind dè is de sgonste plats, natuur en landschap van Leende een oost-Brabants dorp, door Willem lven en Teo van Gerwen; Leende 1974.

Lind dè is de sgonste plats, is een boek met een ongemeen rijke inhoud. En dan doelen we zowel op de tekst als op de foto's en tekeningen. Wij zijn werkelijk blij met deze aanvulling van onze topografische boekenplank. Wat wil zeggen, dat het een zeer goed en welkom boek is, waarop we overigens ook kritiek hebben. Die betreft vrijwel uitsluitend het eerste hoofdstuk dat een inleiding en titelverantwoording omvat. Het boek is te goed om met kritiek te beginnen en daarom bewaren we die voor het laatst. We waarschuwen er wel voor, dat die kritische aantekeningen eigenlijk alleen te begrijpen zijn door hen die iets meer weten van de verhouding tussen de dorpen Leende en Heeze.

"Lind is 't sgonst als 't het stilst is", daarin zit een advies, dat geen lezer kan misverstaan. "Tegen de dageraad als de nachtegaal van Zevenhuizen nog steeds zingt, gaan binnen het kwartier alle veldleeuwerikken zingend de lucht in". Zo kan alleen iemand vertellen die zelf het buitenleven intens kent en meebeleefd: Willem lven. En met die manier van vertellen dwingt hij zijn lezers bijna om met de veldleeuwerikken mee te vliegen en te kijken naar alles wat de moeite van het bekijken waard is. En dat is heel wat meer als we denken. Door dat vast te stellen geven we meteen al een van de vele waardevolle aspekten van dit boek aan. We moeten vooral niet denken, dat uitsluitend de bioloog lven aan het woord is. Want in het hoofdstuk "Hoe 't is gekumme" krijgen geologie, prehistorie en geschiedenis de volle aandacht. Trouwens door het hele boek loopt een duidelijke historische en heemkundige draad, waardoor het boek een boeiende en veelzijdige plaatsbeschrijving oplevert. Het verraadt een uitvoerige en gedegen studie, zonder welke een dergelijk resultaat onmogelijk zou zijn. Een van de opvallende resultaten is de bevinding, dat Leende mogelijk behoort tot die plaatsen waar de romeinse vierhoeksmeting of kwadrangulatie in de akkerkompleksen te herkennen is. De strikte bewijsvoering moet dan nog wel volgen, door middel van veel vondsten uit die tijd. Het is een uitstekend gedokumenteerd stuk werk evenals "Beknopte toponymie". Een kop die op geen stukken na de lading dekt, want eigenlijk hebben we te doen met een topografisch woordenboek voor Leende of minstens de aanzet daarvoor. Het is een stukje monnikenwerk, dat de grootste bewondering verdient. Maar met één van de naamsverklaringen kunnen we het niet zonder meer eens zijn. Het betreft de verklaring die gegeven wordt voor Leende (p.36). De oudste schrijfwijze van de naam is Leende (1253, 1285, 1303 en 1334) en pas later in de veertiende eeuw duiken variaties op. Een ander argument tegen de verklaring kan zijn, dat Leende zeker geen langgerekte vorm had toen het een naam kreeg. Waarschijnlijk moeten we eerder denken aan verspreid liggende woonkernen, waaruit later het dorp Leende ontstond. We zeggen nadrukkelijk "ontstond", want Leende is vermoedelijk toch niet gesticht (p.36)'? Trouwens wat op pag. 50 staat over Oosterik spreekt de verklaring "langgerekt" eigenlijk al tegen. Het ABC van de heide krijgen we in het hoofdstuk over de "Groote Heide" of wat daarvan over is. Alweer met een flink brok historie en terecht.

De heide was voor onze dorpen van groot belang. Tenslotte is Leende met de andere plaatsen in deze streek een echt heidedorp wat we zonder twijfel uit de tekst mogen konkluderen. Waar het boek niets over zegt, is de naam die het verkeersplein bij Eindhoven heeft gekregen. De naam "Leenderheide" is hier niet van toepassing en het zou veel juister zijn om het verkeersplein "Groote Heide" te noemen.

Het doet er eigenlijk niet toe welk hoofdstuk we nemen, ze zijn allemaal even degelijk en deskundig opgezet. Over vennen, het Leenderbos, de riviertjes, beekdalen, moerassen of akkers, altijd worden we volledig en op een prettig leesbare wijze ingelicht. Hetzelfde geldt voor de hoofdstukken over de kraanvogels, de dieren in de kerk en de St. Janstros. De natuur, het milieu, de lokale- en streekhistorie vloeien in dit boekwerk in elkaar over, en zo hoort het eigenlijk.  

Elk op zich zijn dat weliswaar specialismen, maar samen vormen deze toch het dorp Leende. Hierin ligt, vind ik, voor een groot deel de bekoorlijkheid van het boek. De opzet van het werk is bij lange na niet zo eenzijdig als de titel doet vermoeden. Integendeel, het heeft een rijke en gevarieerde inhoud, die vrijwel iedereen zal aanspreken. Daarbij is het voortreffelijk geïllustreerd met zeer goede foto's, schema's tekeningen en kaarten van Teo van Gerwen.

De prijs van het boek kan nauwelijks een bezwaar zijn om het aan te schaffen. Vergelijk het maar met elk boek van dezelfde of een hogere prijs, de keuze zal dan niet moeilijk meer zijn.

Uiteraard is het werk in de eerste plaats van belang voor Leende zelf, maar dat neemt niet weg dat het toch ook geënt is op de hele streek en dat geldt heel in het bijzonder voor het werkgebied van onze kring.

Hiervoor vertelden we al eigenlijk alleen maar kritiek op het eerste hoofdstuk te hebben. Dat is kritiek die niet mals is, maar wel op zijn plaats. Toch doet deze nauwelijks afbreuk aan het boekwerk, temeer niet als hier eens gezegd is hoe het dan wel in elkaar zit.

ln dat eerste hoofdstuk wordt geprobeerd om de oude en onweerlegbare faam van Heeze als "Parel van Brabant" of als "Het mooiste plekje van Noord-Brabant" af te breken. Dat gebeurt dan op zo'n armzalige manier en met zulk een zwakke bewijsvoering, dat het tot dusver nog door niemand ernstig is genomen. Wij doen dat ook niet maar hechten er wel aan om de zaak duidelijk aan de kaak te stellen.

Heeze heeft 1% meer natuur als Leende, maar dat telt niet omdat er een kraaienbos bij is en er ergens een paar bomen moesten wijken voor de bouw van een crematorium. Verder zijn er "enkele kwalijke grote vuilstorten in natuurgebieden". Waarom een kraaienbos niet als natuur gezien mag worden is voor ons een raadsel en dat beetje bos aan de Somerenseweg is eigenlijk al meer als vervangen door de aanplant van bomen overal elders in het dorp. Daarbij komt nog, dat het gewoon niet eerlijk is om Heeze wel "tegenpunten" te geven en Leende niet. Op bladzijde 93 van het boek gebeurt dat wel en zo overtuigend, dat de balans volgens de normen van Willem lven, al weer duidelijk door zou slaan naar Heeze. Afgezien daarvan vragen we ons af of het "sgonst" of minder mooi wel zo in cijfers en statistische gegevens uitgedrukt kan worden.

"Ook historische schrijvers voeren bewijzen aan" (pag. 7). Waarvoor? Voor het feit dat Leende mooier zou zijn als Heeze, moet de schrijver wel bedoelen. Het is werkelijk te gek! Wie de historieschrijvers kent weet wel beter. Van Bachiene (1791) tot Van der Aa (1850) en tot op vandaag toe zingen ze allemaal één groot loflied op Heeze. Hiermee hebben we eigenlijk de titelverantwoording al volledig neergehaald. Maar ten overvloede nog twee zaken. Willem lven citeert op pagina 7 het Aardrijkskundig woordenboek van Van der Aa, en doet voorkomen alsof het geciteerde betrekking heeft op Leende. ln werkelijkheid staat dit alles bij Van der Aa (pag. 323) vermeld onder Heeze. Nog bonter wordt het als hij dominee Hanewinkel aan het woord laat. Deze zou geschreven hebben: "Heeze is een groot, doch geen schoon dorp". Dat is maar de halve waarheid omdat het ook maar de halve zin is die als een volle zin wordt weergegeven. De zin is pas volledig als "........., de huizen liggen veel te verspreid", er aan toegevoegd wordt. Dan blijkt dus dat Hanewinkel zijn stedebouwkundig oordeel over Heeze geeft en dat is heel wat anders als lven bedoeld. De wandelende dominee steekt zijn bewondering voor het natuurschoon van Heeze niet onder stoelen of banken: "Men vindt daar ook veel groote dennebosschen, welke alle aan den Heere der plaats in eigendom toebehoren; deze leveren benevens andere wandelwegen, veel vermaak op voor eenen vreemdeling, zo hij tenminste een liefhebber van wandelen is". Het is verder wel overbodig om de kunstschilders en de toeristen nog als getuigen op te roepen . We hopen nu voldoende duidelijk gemaakt te hebben, hoe onverantwoord die titelverantwoording is. Toch lezen we er ook één uitspraak in die wel juist is: "We vinden ons eigen Lind nou eenmaal toch sgonder. Omdat het ons plats is, waar we wonen en thuis zijn". Hiermee wordt al het andere overbodig. Toch zou ik Leende niet graag missen: het is 't schonste buurdorp van Heeze en dat alleen al is voor Heezenaren een reden om dit boek te kopen.

 

Ga terug