Over hoeden en hoedenmakers

Heemkronijk jaar:1971, jaargang:10, nummer:4, blz.54 -56

OVER HOEDEN EN HOEDENMAKERS

Door: A.F.N.van Asten

ln 1621 woonde er in Heeze ín het deel van de Emmerikstraat dat toen Voortstraart werd genoemd, een zekere Jan Ghíjsbrechts. Hij was hoedenmaker van beroep en heette daarom Jan Ghijsbrechrt de hoeymaker. Dit blijkt o.a. ook uit het Quohier van de huysen, heerden enz. volgens ínstruktíe van de Heren Staten van Braband d.d. 10-12-1620 door de schepenen en borgemeesters van Heeze op 11-1-1621  opgetekend. Hierin staat te lezen:

"Jan Ghijsbrechs, huys, dobbel schouwe, een schouwe op te camer, backoven ende een forneys als wesende eenen hoeymaker ende maer een schouwe van voorss. schouwen gebruyckende ".

ln het hierna volgende verhaal uit 1635 speelt ook de hoed een hoofdrol.

ln 1635 moesten drossaard Joannes Gerardi en twee schepenen van Heeze-Leende voor gemeente-zaken naar 's Hertogenbosch. Ze gingen op eigen gelegenheid en wel met het paard en de kar van de drossaard. Deze laatste profiteerde van die gelegenheid door mede zijn wijnvoorraad aan te vullen.

ln Den Bosch kocht de drossaard een oxhoofd wijn; het werd op de kar geladen en welgemoed aanvaardde het drietal, met een kar vol wijn, de terugreis naar Heeze. Zij hadden echter buiten een aantal soldaten gerekend. Deze soldaten, of liever schurken, overvielen en plunderden hen. Ook met de wijnvoorraad wisten zij, dank zij hun hoeden, wel raad.

Hierna volgt het verhaal van ons drietal voor de schepenen van Heeze:

Wij Hanrick Joost Goossen ende Amant Dircx, schepenen der heerlijkheid Heeze ende Leende doen condt eenen yegelycken mede certificerende voor de gerechte waerheyt ter instantien van Hr. Joannes Gerardi, drossaert ende rentmeester deser voorsr. heerl. dat wij, beneffens den selven heere drossaert in deze voorleden maent january sijn gecommitteert geweest van weghen der gemeynte van Heeze ende Leende omme te reysen naer 's Hertogenbossche ende aldaer denselve gemeynten affairen te verrichten; welcke onse commissie volbracht hebbende ende alsoo wederkerende naerder voorn. dorpe van Heeze, dat ons op ten Xl den dach der voorsr. maent january op den wech ter plaetschen genoempt de Vleute, in het broeck sijn ontmoet negen soldaeten guarnisoen houdende soomen verstaet binnen de stadt Weert, ende dat deselve soldaeten hebben met gewelt mede genomen de kerre met het peert, daerop den voorn. heere drossart was sittende, nyettegenstaende hij aende selve soldaeten was verthoonende nyet anders op de kerre te hebben als sijne eygen provisie ende daervan oock het volle licent van byde syden hun was in handen gevende.

Alleenlyck gevende de voorn. soldaten daeroppe voor antwoort, dat sij (onder reverentie) daarvan den bruy hadden; sij souden hun revangeren omdat (soo sij seyden) d'ingesetenen van Heeze hun over ennigen tyt cost hadden geweygert ende dat sulcx hun nu te passe quamp. Daeroppe de voorn. heere drossart seyde, dat hij daervan geen kennisse was hebbende, presenterende aen hen eenen redelycken drinckpenninck omme te mogen passeren.

 

Maer hebben dyen nyettegenstaende den voorn. heere drossart beneffens ons comparanten, met hun genomen soo lange ende verre doorhet broeck tot dat sij aen een boschken sijn gecomen, alwaer sij het pert hebben vuytgespannen ende van een oicxhooff wijns, dlwelck den voorn. drossart op sijne kerre was hebbende, soo veele in hunne hoeyen getapt en gedroncken als het hun heeft gelieft, met veele spijtige ende injurieuse woorden. Sij en hebben daerenboven den voorn. heere drossart gedwongen hun te moeten geven een dobbel italiaensche pistolet, eenen luycker daelder, twee schillingen ende twee dobbel stuyvers, anders dreychden sij hem sijn heel goet schanden te maecken; hebben tot dyen oock te nyet gemaeckt, genomen ende vernielt sijn bancket ende drooch cruyt, d’welck hij bij hem hadde. Voorts verclaeren wij schepenen voorn. oock waerachtich te wesen dat de voorn. soldaten onse besloote brieven ons oock hebben affgenomen ende opgebroecken ende dat sij daerenboven ons geheel hebben deursocht, ende ons gelt, messen, neusdoecken ende all wat sij bij ons vonden genomen. ln  kennisse der waerheyt soo hebben wij schepenen voorn. onsen gemeynen segel hierop gedruckt.

Anno XVI c XXXV tich, den Xl feb. Testes Hendryck Joost Goossens, Amandt Dírckss.

Bron: RA Heeze R 77; -map 9 - d.d. 11-2-1635.

 

Wat dunkt u van Anthonis Sijnen zijnen hoed:

Comparerende Anthonis Jan Sijnen wonend in Heeze, dewelcke doet sijn clachte aen den Heer Stadhouder ten overstaen van ons schepenen ondergeschreven, hoe dat hij comparant ende claeger in desen, opden 2 den van deselve maent december 1653 is gecomen ten woonhuyse van Wouter Goorts van Velthoven staende aen de Eymerickerstraet, alwaer eenen Peter Swuesten met noch andere geselschap, brandewijns waren drinckende ende alsoo hij comparant was in den voírsr. Huyse nedergeseten ende voor eenen halven stuyver brandewiins hadde belast te schencken, dat doen den voirn. Peeter Swuesten is toegecomen ende sijnen hoet van síjns comparants hooft op is comen lichten, dat heeft affgenomen ende daer mede ten huyse vuytliepe ende wederom in den voorn. huyse is comen in loopen in sijne handen hebbende, eenen quaeden ouden hoet op der straeten opghenomen, halff vol water wesende ende hem trachtende op het hooft te setten, ende meer andere factien ende affronten; alsoo dat den voorn. Anthonis Sijnen ís bloothoofts comen loopen ofte gaen ten huyse van den secretaris alwaer hij eenen hoet heeft geleent om wederom eenen enderen hoet te gaen coopen, alsoo hij sijne voorn. attgenomen hoet niet wederom en conde crijghen. Allen twelck soo hij claecht onverdraghelyck is, soo bidt hij seer oitmoedelyck aen den heere Stadhouder ende de rechtverdighe iustitie daer inne gelieve te versien om sulcke impertinentie soo publieckelyck niet meer en worde gedaen ende gepleeght.

Testes Wouter Cocx enz.

Bron: RA Heeze R 7; Folio 57 verso; d.d. 29 dec. 1653.

Peeter Goort van Engelen wonend in Leende vraagt in 1750 als iongeman aan de schepenen van Heeze-Leende een sauvegarde om naar Pariis re reizen. Peeter wil naar Pariis tot voortzetting en exercitie van zijn handwerk als hoedenmaker.

Aldus RA Heeze R 169; fol. 109; d.d. 11-3-1750.

Peeter van Engelen was op 21-9-1728 te Leende geboren als zoon van Godefridus Aert van Engelen en Joanna Willemdr. van Velthoven.

Deze "hoeden-geschiedenissen" opgedragen aan miin vriend J.Spoorenberg jr., hoedenmaker in Eindhoven.

 

Ga terug