Over Brabantse scheldnamen (IV)

Heemkronijk jaar:1966, jaargang:5, nummer:4, blz.54 -56

OVER BRABANTSE SCHELDNAMEN Nr. 4

Door: J.Paans

HEEZE: Willigen of Gewillígen.

Eens was de kerk van Leende door brand in onbruik geraakt. De pastoor van Leende ging bij de Heezenaren vragen of zijn gelovigen daar in de kerk de diensten mochten bijwonen. Die van Heeze waren zo gewillig dit toe te staan.

'n Andere keer kreeg Heeze brand in de kerk. Die van Heeze dachten nu mogen wij wel zolang in Leende naar de kerk gaan, maar die van Leende waren zo trots op hun herbouwde kerk, dat zij dachten de boeren van Heeze maken onze kerk maar vuil. Door deze houding verwíerven die van Leende de bijnaam "Blazen" = blaaskaken of opscheppers.

KNOLLELAND; geeft aan wat vroeger werd verbouwd voor veevoeder.

In Leende spreekt men nu nog wel eens van "Hizzerse pinne", en wil daarmee de overdreven zuinigheid, waar Heeze voor bekend stond, aangeven.

HEEZE:

Geldropse mensen bedoelen hetzelfde als die van Leende, wanneer ze zeggen: "Van Hees komt nog geen geit die deugt." Ook noemt men de inwoners van Heeze nog "Toeten" (hiervoor zie Bladel).

HELMOND:

Kie naw d'r zit 'n kat op din torre en ze kiekt heel Helm'nt dür.

Hellemonder    Kattendonder

Vlooienbijter    Keienschijter

Kattenmepper of katknuppelen was vroeger een vastenavond vermaak? Hoe dit vermaak werd opgevoerd wordt nogal verschillend verteld.

Waarschijnlijk weet niemand meer hoe dat ging.

Keienschijter duidt op de grote keien die men gebruikten voor verharding van de wegen en stoepjes voor de huizen.

Van Helmond komen, is veel en druk of luidruchtig praten. (een woordspeling)

HILVARENBEEK:

Pezerikken lijkt een spotnaam die op armoedigheid wijst. De pezerik van een geslacht varken werd wel aan arme mensen gegeven. Om het vet uit de pezerik te koken, werd deze in de soepketel gehangen en daarom scheld men ze ook wel voor "Inhangers" .

Hilvarenbeek ligt ín een moerassig gebied. Doordat vroeger de wegen waarschijnlijk zeer slecht waren, noemden men de Beeksen ook wel "Moerdabbers".   

HOGE en LAGE MIERDE:

"de dorpen van de peperbus", is een oud gezegde, en dit had de vorm van de kerktozen op het oog.

HULSEL:

Is gelegen in de hei, schrale zandgrond. De kerkklokluidt: Berkenhout brandt goed, Brem en hei ook.

Omdat het zo'n klein dorpje is zegt men, dat O. L.Heer het uit zijn reiszak heeft laten vallen.

Vliegen in de krentenrnik, duidt op de late kermis.

Eene klomp en eene schoen, zoals de boeren van Huls doen.

HOOGELOON: Hoogeloon - lage daggelden.

De Loonse bokken (zie de Berkt)

Hoog loon is gek loon

Koningszeer van Casteren

KNEGSEL:

Als het slecht weer wordt zet men er de kerktoren binnen.

In Knegsel verzetten ze wijzers van de kerkklok met een boonstaak.

Knegsel ligt in een heidegebied waar veel brem groeit, daarvandaan dat ze "Brembijters" genoemd worden. (zie ook bij Steensel)

 

LEENDE: de Blazen (zie bij Heeze en Bladel)

Leenderstrijpsemülk (karnemelk).

In Valkenswaard zegt men bij noordenwind: "de Leenderblaas staat open. "

LIEROP:

Lierop, Lierop dürp

't Is zo'n aardig dürp

De kerk is met stro gedekt

De toren is van planken

En als ge de mensen goed bekèkt (bekijkt)

Dan zijn de helft wel manken.

Pierenwiegelers houdt in dat Lierop in een dorre streek gelegen ís. De geiten van Lierop,slaat dit misschien op de vroegere armoedigheid van de boeren. (zie ook bij Asten)

LIESHOUT:

Karspringers, heeft waarschijnlijk iets te maken met de diefachtigheid waarom Lieshout vroeger bekend stond.

Stront rapers misschien rapen teelt? (zie ook Aarle-Rixtel)   

LUYKSGESTEL: Teutenland

MAARHEEZE:

Kervelpenzen wijst erop dat hier vroeger veel kervel verbouwd werd. Kervelsoep is Maarheese kost.

MIERLO: Mierlose Bokken

Kersenland hierom staat Mierlo nu nog bekend.

Geiten van Mierlo - Geetbillen. (zie ook Lierop)

Boks mee 'n liefke. (dialect van Mierlo) .

                                (broek met een lijfje)

De Mierlose bokken komen in Helmond de pap opslokken.

MOERGESTEL: Bokken (zie boven)

MORTEL: Verrekes (varkens)

MEERVELDHOVEN:

Om hun hoogmoedigheid worden ze uitgescholden voor: Keienschijters".

NEDERWETTEN: Hennegat?

Melleketenschijters.

Nederwetten vette ketetten

De boeren van Wetten

De boeren van Son

Scheten in de Mellekton.

NETERSEL: Berkenhout brand níet.

NUENEN: Botterikken:

Dwarskijkers mensen die altijd wat tegenpruttelen of beter weten.

(Spurrieland (zie Gerwen) ).

Hooíveulens: betekent waarschijnlijk spottend veel beloven en weinig geven

OERLE: Oerlese vílders.

Viel Oers Velleke tey (taai)

Meske scherp Prös Prös

Vroeger woonden hier veel vílders dit zijn boerenslachters.

Zeelst boven

Oerlese grond

Strijp strond

Trosmadammen (zie Duisel)

(wordt vervolgd) 

Ga terug