Drossaard en schepenen verbieden het nieuwjaarzingen

Heemkronijk jaar:1966, jaargang:5, nummer:4, blz.50 -52

DROSSAARD EN SCHEPENEN VERBIEDEN HET NIEUWJAARZINGEN IN HEEZE, LEENDE EN ZESGEHUCHTEN

Door: J.Aerts

Op het einde van de 18e eeuw hebben enkele gebruiken in de heerlijkheid Heeze, Leende en Zesgehuchten dusdanige vormen aangenomen, dat de dorpsbestuurders meende ze op straffe van boeten te moeten verbieden. Het gaat hier in de eerste plaats om het nieuwjaarzingen, dat door drossaard en regenten een "quaet gebruijk" wordt genoemd. Dit nieuwjaarzingen had plaats op de avond voor 1januari, maar ook wel op nieuwjaarsdag zelf. Het schijnt dat veel  kinderen er aan meededen. De "quaede" kant van het gebruik zullen we wel voornamelijk in het grote aantal moeten zoeken, terwijl het waarschijnlijk ook wel op bedelarij is gaan geIijken. Maar laten we de regeerders zelf eens aan het woord: "dat daags voor Nieuw Jaar een menigte kinderen aen de ingesetenen haar huijsen komen komen nieuwjaarsliedekens singen, om daar van deselve eene gifte te ontvangen 't geene merkelijke schade aen de inwoonderen veroorseackt (en) dat ook’s avonds een andere soort grotere jongens komen singen en op ingesetenen haare deuren en vensters met Creijt figuren en andere nieuwjaeren schrijven 't gene saeken sijn die niet behooren". Ze tekenen er nog bij aan, dat het verbod wordt uitgevaardigd in navolging van andere dorpen; voor iedereen zonder uitzondering en dat ook op nieuwjaarsdag zelf niet meer mag worden gezongen of met krijt op ramen en deuren worden geschreven. Er wordt een boete op gesteld van 30 stuivers per kind en de ouders zijn verantwoordelijk voor hun kinderen en "de Baesen en vrouwen voor henne dienstboden". Maar daarmee is de kous nog niet af, want "aen zodanige nieuwjaarssangers ijets geven" wordt eveneens met 30 stvs. Beboet.

Tegelijk met het nieuwjaarzingen verbieden drossaard en regenten "het singe van het zoogenaamde avond Spaeij oft rommelpot mitsgaders aen de klepgangers". Waarschijnlijk moeten we dat "Spaeij" veranderen in speet, waarvoor we in het Folkloristisch woordenboek (1949) van K. ter Laan lezen: "In zuid-Haspengouw (omstreken van St. Truiden) trekken ze op Vette Donderdag (donderdag voor vastenavond) er op uit met de rommelpot en met de speet - een puntig wilgenstokje - om de sneden spek (spekbraaien) aan te rijgen. 

Aan het nieuwjaarzingen is blijkbaar zeer grondig een einde gemaakt, we hebben er zelfs oudere mensen nooit over horen vertellen om van klepgangers maar niet te spreken; dat is een "vreemd woord", althans bij ons.

Met Driekoningen en met de carnavalsdagen waarvan bij voorkeur op vastenavond, wordt ook nu nog wel langs de deur gegaan. Dit gebeurt dan met de ster en met de rommel- of foekepot.

Met carnaval zingt men in Heeze:

Vastenavond die komt aan;

Dan slaan we op de bussen.

Hier een stoel en daar een stoel,

Op iedere stoel een kussen.

Meisje hou je kinnebak toe,

Of ik sla er eentje tussen.

Tussen je neus en tussen je kin,

Kan nog krek een spekpannekoek in.

Ik heb gezongen en niks gehad;

Snij maar 'n stuk van 't verken z'n gat;

Snij maar diep, snij maar diep,

Snij maar in je duime niet,

Allebakkerij, allebakkerij, geef me 'n cent dan ga ik voorbij, Geef me een appel of een peer, dan kom ik 't hele jaar niet meer.

Is er nog iemand die weet wat de nienwjaarszangers of de klepgangers ten gehore brachten.

Ga terug