De Dommel

Heemkronijk jaar:1965, jaargang:4, nummer:5, blz.10 -12

DE DOMMEL

door: C.J.A. van Helvoort

De Dommel heeft als verkeersader geen betekenis en heeft die ook vroeger stellig niet gehad. Er zijn echter andere redenen waarom ik in onze Heemkroniek voor dit riviertje bijzonder aandacht wil vragen, ook al stroomt het niet door dorpen van onze kring. Vóór enkele maanden gaf de pastoor van Leende aan onze kringleden een schat van mooie plaatjes te zien van de Dommel en de Dommelvalei, die stellig bij velen onzer moeten hebben opgeroepen de sfeer van romantiek, die zich der eeuwen door om dit stroompje heeft geweven.

De Dommel ontspringt in het zuiden van de Belgische gemeente Peer in het moeras der Zevenmoeren. Zij komt bij Borkel en Schaft op Nederlands grondgebied, kronkelt zich verder door Noord-Brabant tot zij zich bij 's Hertogenbosch met de Aa verenigt en dan als de Dieze bij de schans Crevecoeur valt in de Maas. Zij neemt op Noord-Brabants gebied op de zijstroompjes de Keersop, de Run, de Tongelreep, de Gender, de Kleine Dommel, de Beerse en de Run of Esschestroom. Dit alles kunnen we vinden in een aardrijkskundeles. Voor ons is belangrijker, dat we de Dommel al terugvinden in de weinige geschriften die ons uit de praehistorie zijn nagelaten. Toen moet de Dommel een belangrijke stroom geweest zijn voor die dagen want zij moest in de achtste eeuw in giftbríeven de omgeving nader aanduiden. De Franken doen dan talrijke schenkingen aan de evangelie-prediker Willibrord en verschillende van deze schenkingen worden nader aangegeven als liggende aan de rivier de Duthmala. In 704 schenkt Aangibald zijn bezittingen in het dorp Waderlo aan de Duthmala aan Willibrord. In het testament van 726 van Willibrord, waarin deze zijn hier verkregen goederen nalaat aan de abdij van Echternach, waarvan hij de stichter was, worden de landerijen wederom aangeduid als gelegen aan de Duthmala. ln het Gouden Boek van de abdij van Echternach komen minstens vier plaatsen voor onder de    gouw Toxandria, waar schenkingen worden omschreven als gelegen aan de rivier Duthmala. De schrijfwijze van het riviertje is verschillend als Duthmala, Dutmala of Dudmala, wat op zichzelf niet vreemd is, omdat men schreef naar het gehoor en niet naar vaste taalregels. Zo treffen we ook wel in een copie van 1474 Dommele en in een akte van 1588 Domella.

Een aardige studie misschien voor de beoefenaren der toponymie, die de naam Dommel zullen halen uit de wortel domp, damp of demp en Duthmala afleiden van dutten of dodde, wat riet kan betekenen. Nog andere schrijfwijzen kan men voor dezelfde rivier vinden als in een akte van 1340 Didmella en in een stuk van 1662 Dumella.

We mogen hierbij echter niet vergeten dat de originele stukken allen zijn verloren gegaan, ook het testament van Willibrord. Van al deze oorkonden zijn afschriften gemaakt omstreeks 1191 en van het testament in 1222. Als vrij zeker is aan te nemen dat de afschrijver de spelling der namen als destijds gebruikelijk, heeft aangepast aan eigen taalgebruik. Maar al zouden we tot de vaststaande eigenlijke spelling van de achtste eeuw kunnen teruggaan, wie zou ons dan nog kunnen zeggen of we de oorspronkelijke spelling zouden hebben om er de betekenis uit te halen, die men in de naam van het riviertje had neergelegd.

Willen we op de voorhanden, ons nu bekende namen afgaan, dan moeten we van dutten, dommelen, dodde, komen tot een traag waterloopje en dit is toch zeker niet het geval geweest. De talrijke waterradmolens, die in België zowel als in ons Noord-Brabantse land op de Dommel hun scheepenraderen hebben gedraaid, moeten er ons toch toe brengen aan te nemen dat het riviertje een krachtige stroom had met een groot verval. De stuwen bij deze molens hebben zeker het water sterk beinvloed, maar de molens, die er in de achtste eeuw al lagen, kunnen ons toch niet aan een dommelend watertje doen denken. 

Zouden het vooral niet deze waterradmolens zijn geweest die aan de Dommel haar geheimzinnige bekoring hebben gegeven, welke ons nog altijd treft. Zo ontmoeten we op Belgisch gebied thans op de Dommel nog vier flinke watermolens. Twee hiervan liggen in Klein Brogel. De eerste vinden we aan de weg naar Exel, nog geheel intakt maar sinds een paar jaar buiten bedrijf wegens overlijden van de molenaar. In de muurankers staat het jaartal 1768. De andere molen ligt hier aan de weg naar Hechtel, een pracht exemplaar, die moet dagtekenen uit de twaalfde eeuw en vele jaren aan de adel heeft behoord. Hij is nu nog in vol bedrijf. Twee andere molens op Belgisch gebied liggen in Over- en Neerpelt. Ook zij zijn nog in vol bedrijf maar geven ons met hun betonnen stuwen en ijzeren schoepenraderen geen prettige aanblik.

In "Het Oude Lant van Loon" van 1948 kunnen we lezen, dat de abt van Sint Truyen in 1218 mededeelde, dat hij met de graaf van Loon aan de broeders van de abdij van Floreffe vergunning had gegeven om in het allodium Neerpelt aan de Dommel te Varendonk een molen te bouwen voor eigen gebruik op hun ontginning. Dit was het begin van de Bennevoortmolen onder Exel, die later een dwangmolen werd. Er werden vervolgens aan de Dommel meer watermolens gebouwd met toestemming van de graaf van Loon, waarvan het verplicht gebruik zich uitstrekte over de bewoners van Peer, Neerpelt, Overpelt, Klein Brogel, Kaulille, Wyckmaal en een deel van Ecksel Hechtel. Later verkocht de graaf zijn molens alle aan de abdij van Floreffe.

Van meer bruisend leven en in hun oude houtbouw van meer schilderachtig allure zijn de waterradmolens op de Dommel op Hollandse bodem. Als eerste molen treffen we hier dan de watermolen van Venbergen, een heel oude molen en nog zo wat in bedrijf. In 1545 wordt hij al beschreven als een dubbele molen van de abdij van Postel, een koren- en een smoutmolen. Voor 1227 was deze molen door de hertog van Lotharingen al in gebruik gegeven aan Gerardus van Eyck.

De volgende molen op de Dommel is die van Dommelen; zeker niet de grootste en niet de oudste maar voor onze tijd wel de bedrijvigste. Hij is vrijwel de enigste waterradmolen in geheel Nederland, die nog geregeld maalt en dit tot vóór kort altijd nog zonder andere drijfkracht dan het water heeft gedaan.

De Loondermolen op de Dommel is de molen waarvan we de oudste geschreven stukken van zijn bestaan hebben gevonden in het begin der achtste eeuw in een schenkingsakte aan Sint Willibrord. Deze molen heeft het tot de laatste oorlogsjaren uitgehouden. Door schaarste aan brandstof is hij bij stukken en brokken afgebroken. De molen, die we op Belgisch gebied in het vroegere Toxandria op een lijn zouden kunnen stellen met onze Loondermolen, was die van Reppel, ten Oosten van Peer, die in 855 door een zekere Hatto aan de abdij van Echternach is overgedragen.

In het kort nog de verdere waterradmolens, die eens op de Dommel hebben gestaan en waarvan thans nog maar weinig over is, waarom we op dit restant zuinig moeten zijn.

De volmolen van Waalre kunnen we nog zien als een wrak. De Gennepermolen te Eindhoven is van wrak vóór kort weer in oude luister hersteld. Van de Stratemse molen en de Schimmelse molen, die op de Dommel volgden, is niets meer over, maar de molen van Hooidonk is tot heden nog volkomen intakt, maalde tot vóór enkele jaren nog geregeld zonder hulpkracht en is in zijn uiterlijk een der mooiste waterradmolens in ons land. Twee grote dubbele molens verder op de Dommel, als de molens van Wolfswinkel en Sint Oedenrode, zijn nog niet zo lang verdwenen. Van de rest, de molens van Kasteren, Boxtel en Herlaer is niets meer over, zelfs maar heel weinig geschiedenis.

Ga terug