Lamoraal van Egmond was geen heer van Heeze-Leende

Heemkronijk jaar:1964, jaargang:3, nummer:6,  blz.106 -109

Lamoraal van Egmond was geen heer van Heeze-Leende

door: J.Aerts

Graaf Lamoraal van Egmond, die in 1568 samen met de graaf van Horn, Philips van Montmoreney, in Brussel werd onthoofd, is nooit heer van Heeze- Leende geweest.

Het was ook voor mij een verrassing, dat pastoor Tilman in zijn lezing voor onze kring, Egmond als heer van.Heeze noemde. Geruime tijd geleden was ik Lamoraal van Egmond al tegengekomen als bezitter van "zijn landen van Heeze en van Leende".

Een nader onderzoek wees uit, dat hij geen heer, maar wel bezitter van een grondrente uit Heeze-Leende is geweest. "Zijn landen van Heeze en van Leende" klinkt dan ook wel wat overdreven, als men slechts een grondrente bedoelt. Niettemin is een rente uit een leengoed ook een leen en Egmond bezat zo'n grondrente die rustte op Heeze en Leende.

Op 15 februari 1577 bevond deze rente zich reeds meer dan een jaar in handen van zijn schuldeisers en Egmond laat deze nu losmaken van Heeze-Leende en voortaan rusten op Gaasbeek en andere bezittingen. De procuratie hiervan, die berust in het archief van het Brabantse Leenhof te Brussel (no. 295) voegen wij hier als bijlage, in een vertaling van F.W.Snulders, bij.

De bron waaruit pastoor V.Tilman putte: Lamoraal van Egmond van mr. W.C.Mees (Van Gorcum en Comp. N.V., Assen 1963) geeft egmond wel niet met zoveel woorden als heer van Heeze-Leende, maar uit de hierna te citeren alinea, die we op blz. 21 vinden, is al moeilijk anders te concluderen: "Ten slotte zou Egmond in 1565 de baronie van Gaasbeek aankopen om door dit bezit zitting in de Staten van Brabant te krijgen. Tesamen met Heeze en Leende in-Noord.Brabant bevatte het zeventien  dorpen en een trots kasteel". Zoals U in de vorige aflevering van de Heemkronyk al gezien hebt, hoorden onder de rechtsmacht van Gaasbeek, geheel of gedeeltelijk, zestien dorpen. Tellen we daar de drie dorpen van de heerlijkheid Heeze, Leende en Zesgehuchten bij, dan komen we op een totaal van negentien dorpen en bovendien stond daar ook een kasteel. En we weten al dat Egmond geen heer van Heeze was; dus alles bij elkaar genomen zit hier nogal wat scheef. Mr.Mees zegt zijn gegevens voornamelijk te ontlenen aan "Lamoraal van Egmond" van P.B.de Troever.

Op blz. 22 zegt Mr.Mees nog: "Steeds bleef Egmond in geldnood verkeren. Zo was hij op 15 februari 1566 (de schrijver houdt hier geen rekening het de Brabantse stijl) verplicht een hypotheek op zijn bezittingen te Gaasbeek te nemen om zijn grondbezit te Hese en te Leende, waarop zijn schuldeisers reeds meer dan een jaar de hand hadden gelegd, weer vrij te krijgen." Hiermee blijkt dat de schrijver wel over een goede bron beschikte, maar ze waarschijnlijk verkeerd heeft uitgelegd.

Als we hier dan ronduit kunnen zeggen dat Egmond geen heer van Heeze was, maar er slechts een grondrente had, dan doen we dat ook nog op grond van de leenverheffingen van Heeze-Leende. Deze vormen een prachtig gesloten geheel, dat zeer goed overeenkomt met de lijst van de heren van Heeze- Leende vanaf 1334. Dit dan op enkele correcties na, die wij t.z.t. nog zullen aanbrengen.

Tussen de heren van Heeze-Leende en graaf Lamoraal van Egmond bestonden overigens nog zoveel andere betrekkingen, dat wij hem ook in de geschiedenis van de heerlijkheid Heeze-Leende wel een ereplaats mogen toedenken.

Met bovenstaande zijn wij wel wat vooruitgelopen op hetgeen wij U in de reeks over Gaasbeek wilden brengen. Uiteraard komen wij straks nog terug op graaf Lamoraal van Egmond.

 

BIJLAGE.

Prokuratie voor de prins van Gavere.

Compareerde op den 15 februari 1566 Brabantse Stijl (= Paasstijl: dus 15 febr. 1567 n.st.) in tegenwoordigheid van Jonker Jan de Mol, schildknaap, heer van Oetingen enz., als stadhouder der Brabantse Lenen en van Jonker Willem Hinckaert, edelman van het huis van Zijne majesteit onze koning, jonker Philip vander Meren en Frans van der Eede, als leenmannen van 't Brabantse Leenhof; de edele en doorluchtige prins en heer mijnheer Lamoraal van Egmond, prins van Gavere, graaf van 't voornoemde Egmond, heer van Fiennes, Auxy, Armentiers, baron van Gaasbeke enz., ridder van de orde van 't Gulden Vlies, goeverneur en kapiteingeneraal van Vlaanderen en Artezië, dewelke in de beste vorm en manier als hem mogelijk was, aangesteld heeft en hiermee aanstelt mijnheer Jan van Kaessenbroit, ridder, heer van Racqerzelle, Philip van Bourgogne, schildknaap, heer van Ammernoie en van Berchem, Hendrik de Bloeijtre rentneester van zijn baronie en land van Gaesbeke, Anthonis van Lenne.en Peter Collard, afhoorders van zijn rekeningen en Cornelis Lancelats, griffier en elk van hen voor ‘t geheel en voor alles als zijn algemene en bijzondere gevolmachtigden voor al zijn rechtszaken en verhandelingen zowel rechterlijk,als buitenrechterlíjk en in ‘t bijzonder om in zijn naam te onderhandelen en het eens te worden met de houders van renten veronderpand op de landen van Gaesbeke, Heze en  Leende, ten einde, dat zij de voornoemde heerlijkheden Heze en Leende zouden willen vrijmaken en ontlasten van de voornoemde grondrente ten overstaan van 't voornoemde Brabantse Leenhof en aldaar en aldus als men zal bevinden passend en behoorlijk te zijn, en hen tevreden zou willen houden met zijn voornoemde baronie en land van Gaesbeke voor hun grondrente; - en om daarvoor in zijn naam aan de voornoemde rentehouders te verzekeren en te beloven de voornoemde renten te lossen en te kwijten binnen een jaar eerst komende of hun in de plaats van Heze en Leende voornoemd te geven en behoorlijk te vestigen een andere voldoende grondrente en zekerheid tot hun tevredenheid, als zij daarom zullen worden verzocht en hetgeen zijn voornoemde  gemachtigden anders zullen kunnen verhandeíen en overeenkomen met de voornoemde rentehouders; en om dit alles zich vrijwillig te laten veroordelen ten overstaan van de prins en de Groot-Raden van zijne majesteit onze Koning en elders of waartoe zijn voornoemde gemachtigden of een van hen zal worden verzocht; en tegelijk om te verbinden en bijzonder te veronderpanden alle goederen van de genoemde heer comparant, tegenwoordige en toekomstige en in ‘t bijzonder zijn heerlijkheden, landen en goederen van Gaesbeke voornoemd en andere die hun zal goeddunken, ter bevrediging der voornoemde rentehouders en gelijk zij zullen kunnen overeenkomen met hen, waarvoor de genoemde heer comparant aan deze genoemde gemachtigden en aan elk van hen in 't geheel heeft gegeven en geeft volle kracht en algehele en onherroepelijke macht, met vrijheid om te kunnen handelen, zelfs om te doen alwat de goede uitslag bereikt, wat daarvoor gevorderd zal worden en wat hij zelf zou doen, indien hij, in persoon aanwezig was; belovende op zijne prinselijke trouw alles vast en standvastig te houden wat door de voornoemde gemachtigden en door elk van hen zal gedaan, verhandeld, overeengekomen, verbonden en gesloten zal worden; verbindende hiervoor in handen van de voornoemde stadhouder zijn persoon en al zijn tegenwoordige en toekonstige goederen.

Gedaan in de stad Brussel ten dage en jare (voornoemd) in tegenwoordigheid van de bovengenoende stadhouder en leennannen.

Rijksarchief Brussel: Brabants Leenhof no. 295

Ga terug