De commissaris op werkbezoek in Leende

Heemkronijk jaar:2003, jaargang:42, nummer:3, pag:53 -59

DE COMMISSARIS OP WERKBEZOEK IN LEENDE

door: Sjaak de Waal

 

In december 2001 verscheen een publicatie van de hand van J.L.M. Baartmans-van den Boogaart, tijdens de periode 1987-1995 gedeputeerde van cultuur in de provincie Noord-Brabant. De volledige titel van haar boek luidt: Uit en thuis in Brabant. Met de Commissaris der Koningin mr. Arthur E.J. baron van Voorst tot Voorst op werkbezoek 1894-1928. Reisnotities bezorgd door Joep L.M. Baartmans-van den Boogaart (Uitgeverij Boom, Amsterdam 2001).

Het boek bevat een selectie uit de verslagen van de werkbezoeken die Van Voorst tot Voorst als commissaris van de koningin in Noord-Brabant in de periode 1894-1928 aan de gemeenten in de provincie heeft gebracht. Baartmans-van den Boogaart, die na haar functie van provincie- bestuurder nog waarnemend burgemeester van de gemeente Son en Breugel is geweest, heeft de uitgave bezorgd. Dat wil zeggen dat ze de door haar geselecteerde verslagen van een verhelderende inleiding en van relevante aantekeningen heeft voorzien. Zij was bij haar afscheid als gedeputeerde van cultuur destijds door mr. F.J.M. Houben, de commissaris van de koningin in Noord-Brabant, gevraagd om het archief van diens voorganger Van Voorst tot Voorst met een toegankelijke publicatie te ontsluiten. Houben vermeldt in zijn voorwoord van het boek: ‘Bij het op orde brengen van de CdK [Commissaris der Koningin]-archieven kwam ik de zorgvuldig bijgehouden, met de hand geschreven notities op het spoor die Van Voorst tot Voorst van zijn gemeentelijke werkbezoeken had gemaakt. Die notities bleken een nieuwe invalshoek voor de Brabantse ’couleur locale’ eind negentiende en begin twintigste eeuw.’

De verslagen en hun verblijfplaats

Als geïnteresseerde in de geschiedenis van het gebied waar Heemkundekring De Heerlijkheid Heeze-Leende-Zesgehuchten werkzaam is, zocht ik in deze uitgave natuurlijk meteen naar gegevens over de streek van onze heemkundekring. Door de keuze van de teksten die Baartmans-van den Boogaart heeft toegepast - ze heeft een spreiding van de verslagen over de hele provincie gemaakt - zijn er echter geen verslagen te vinden over de gemeenten Geldrop, Zesgehuchten, Heeze, Leende of Soerendonk c.a. (met Sterksel). Baartmans-van den Boogaart behandelt slechts achttien gemeenten, waarvan de volgende acht het dichtst in de buurt van ons heemgebied liggen: Boxtel, Deurne c.a., Eindhoven, Luyksgestel, Oirschot, Oisterwijk, Strijp (een wijk van de tegenwoordige gemeente Eindhoven) en Westerhoven. Er blijkt dus maar een klein, zij het representatief gedeelte van het archief van de vroegere commissaris Van Voorst tot Voorst ontsloten te zijn. In de verslagen van zijn werkbezoeken aan de gemeenten laat de commissaris van de koningin de provincie Noord-Brabant tussen 1894 en 1928 tot leven komen. Hij legde zijn werkbezoeken af op grond van een ambtsinstructie, zoals werkbezoeken ook nu nog een taak van de commissaris van de koningin zijn. Commissaris mr. F.J.M. Houben schijnt bij die gelegenheden steeds geput te hebben uit anekdotes en wetenswaardigheden in de verslagen van zijn voorganger Van Voorst tot Voorst van zo’n eeuw geleden. Volgens de tekst van de omslag op de achterzijde van her boek besprak de commissaris toen tijdens een werkbezoek met burgemeester en wethouders ‘... alles wat op dat moment belangrijk is voor de gemeente.

Daarnaast geven de verslagen ook een beeld van de persoon van de Commissaris der Koningin als stevig bestuurder met uitgesproken opvattingen. Het gaat om zeer persoonlijke notities die dienden als geheugensteun voor het volgende bezoek. De openhartigheid waarmee hij zijn indrukken vastlegt van de personen die hij ontmoette, maken de notities intrigerend, verrassend en soms zeer amusant.’

Baartmans-van den Boogaart meldt in een verantwoording dat de bron van haar publicatie bestaat uit ‘zes handgeschreven boeken die bewaard worden op het rijksarchief te ’s-Hertogenbosch’. In de archiefbewaarplaats van deze instelling worden echter veel archieven beheerd. Het is daarom een misser in de verantwoording dat de vermelding van een fonds of naam van een archief, waarvan de bewuste serie van zes manuscripten deel uitmaakt, door Baartman-van den Boogaart achterwege blijft. Toen ik, kort na het verschijnen van het boek, de originele verslagen van Van Voorst tot Voorst over Geldrop, Heeze en Leende wilde raadplegen (op 14 december 2001), kon men in het Bossche rijksarchief niet de gevraagde stukken verschaffen. Zelfs wist het dienstdoende personeel mij niet duidelijk te maken of die zes handgeschreven delen, de bron voor de publicatie van Baartmans- van den Boogaart, als een aparte collectie bewaard werden of onderdeel vormden van een ander archieffonds. Waar de zes delen dan wel verblijven leek een raadsel te zijn.

Om de gewenste gegevens toch te kunnen raadplegen heb ik noodgedwongen maar een andere weg bewandeld. In het Archief van het Provinciaal Bestuur van Noord-Brabant berusten vijf pakken met ‘verslagen van de commissaris des konings betreffende zijn administratieve bezoeken aan de gemeenten’. Een klein deel daarvan gaat over de periode 1853-1886, maar verreweg de meeste stukken hebben betrekking op het tijdvak 1895-1909, toen Van Voorst tot Voorst commissaris was. In deze pakken trof ik over Heeze en Leende aantekeningen naar aanleiding van de werkbezoeken aan. (1) Vermoedelijk zijn deze aantekeningen, met die van alle andere bezochte gemeenten, de concepten geweest van de zes handgeschreven delen met verslagen waaruit Baartmans-van den Boogaart voor haar genoemde publicatie heeft geput. In dit artikel beperk ik me tot de bezoeken van Van Voorst tot Voorst aan Leende.

Het gaat den boeren goed; ze trouwen nogal

Commissaris Van Voorst tot Voorst blijkt zijn eerste werkbezoek aan Leende te hebben afgelegd op 27 augustus 1897.

Wat trof de commissaris ruim een eeuw geleden in de toen nog zelfstandige gemeente Leende aan? Hoe dacht hij over bepaalde zaken in het dorp, waar Cornelis Notten destijds als burgemeester aan het hoofd stond, Josephus van Hooff en Josephus Simkens die wethouders waren, Jan M. Dijkhoff als gemeentesecretaris en Adam van Engelen als gemeenteontvanger dienst deden?

In de aantekeningen, waarvan de inhoud meestal voor zich spreekt, lees ik het volgende,

‘Vorig bezoek 27 Augustus 1897. Op versierde raadhuis vond ik den geheelen Raad. Audiëntie verleend aan Pastoor en kapelaan; aan hoofd der school, die mededeelde welke onaangename middelen men gebezigd had om hem als schoolhofd kwijt te raken, omdat hij f800,- tractement had. - Engelen klaagde over den winkel van den onderwijzer Vera; hij zal zich tot Gedep. Stat. Wenden.- Ik gispte de aanslagen van den hoofdelijken omslag, omdat – zonder schijn van bewijs – de gegoeden boven hun inkomen worden aangeslagen; zoo schept men Friesche toestanden, want de gegoeden verlaten natuurlijk de gemeente. (2)

Sigarenfabrieken zijn te niet gegaan; het volk is verloopen. - Gebrs. Van Best uit Valkenswaard oorspronkelijk in Leende begonnen, voerden de zaak op tot ruim 50 arbeiders. - Toen Joannes van Best stierf, verkochten de erven de fabriek aan De Wit en Lurmans (omstreeks voor 20 jaren). - De Wit en Lurmans waren minder geschikt om met werkvolk om te gaan; daardoor verliep alles; nu werkt hij nog met 4 man. –

Het gaat den boeren goed; ze trouwen nogal. – 2 boterfabrieken; 250 en 180 koeien. Enkele boeren maken nog zelf boter; vooral die vroeger aan eene fabriek waren aangesloten en er af zijn gegaan, want die zouden wel willen, maar moeten f10 per koe betalen, bij wijze van straf.

Boerenbond en landbouwclub; kunstmest, 16 wagons ad ± f4000,- Proefstation Maastricht. – Slakkenmeel in het najaar op de rogge. – 

Op weiland voor f12 kunstmest, +stalmest; als op de rogge slakkenmest komt en minder stalmest, dan levert de rogge niet; het stroo wordt toch even lang, maar is stijver.

Meid ad f90; knecht ad f140. – Menschen nog eenvoudig; houden op hun loon over. Als ze trouwen beginnen ze als kleine boeren, met een koe, een p[aa]r varkens. Gaan bij de boer op daggeld. – Boeren verkopen veel stro; maken f14 à f15 voor de halve kilo’s; meest voor de stroohulzen fabrieken. – Verkoopen stroo, om geld te hebben voor kunstmest, waar ze liever mede te doen hebben. – 4 [à] 5 koeien en een paard. – Mesten veel kalveren met de ondermelk; dank den Boerenbond worden deze kalveren even goed betaald als vroeger de met melk gemeste dito’s. De Joden zijn geen baas meer. (3)

Boeren koopen merriepaarden om, als ze niet voldoen, ze weer van de hand te kunnen zetten; ze zetten er dan een hengst op; dan is het paard gemakkelijker te verkoopen.

2 raadsleden (waaronder burgemeester) in de kom; in Oosterik 3 raadsleden, waaronder een wethouder; in Leenderstrijp 2, waaronder een wethouder.’

Het werkbezoek in 1902 aan Leende

Op 15 mei 1902 bracht commissaris Van Voorst tot Voorst zijn tweede werkbezoek aan Leende.

De aantekeningen daarover zijn korter dan die van 28 augustus 1897. De kritiek van de commissaris was vooral gericht op het gemeentebestuur en op het werk van de gemeentesecretaris. Ter verontschuldiging van het laatste geldt echter dat Jan M. Dijkhoff, sinds 1890 gemeentesecretaris van Leende, in november 1901 ernstig ziek was geworden. Nadat Dijkhoff op 30 oktober 1902 was overleden, werd Justinus Vogels, destijds volontair op de gemeentesecretarie van Geldrop, tot nieuwe gemeentesecretaris benoemd. Vogels volgde in 1911 bovendien zijn schoonvader Cornelis Notten op als burgemeester van Leende, welke functie hij tot kort na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog zou blijven uitoefenen.

Tijdens zijn tweede werkbezoek aan Leende in 1902 zag de commissaris zich met dezelfde burgemeester, wethouders en gemeenteontvanger als in 1897 geconfronteerd; bovendien met dezelfde, maar nu waarschijnlijk doodzieke gemeentesecretaris. De aantekeningen over 1902 beginnen aldus:

‘Eerste bezoek 27 Augustus 1897; volgende bezoele 15 Mei 1902.

Geen gezegelde hulpregisters voor ontvangsten van hoofd. omslag, hondenbelasting, enz.

Geen notulen van B. en W. - Politieverordering van 1882. - Bevolkingsregisters niet in orde; - geen register voor  drankvergunningen; - geen register van publicatiën; -enz. enz.

Er was zelfs geen exemplaar van de gemeentewet op het raadhuis. Quaestie omtrent beheer enz. van goederen onder Leenderstrijp en Oosterik.

Ik heb mij beklaagd bij B. en W dat het secretariewerk zoo ellendig verzorgd was; later daarover nog een krassen brief geschreven. Van burgemeester gaat niet de minste kracht uit; na het verbranden van 20 huizen met stroodaken kwam het verbod, om met stroo te dekken; eerste huis, dat na die politieverordentng gebouwd werd (het huis van een van de wethouders) werd desniettegenstaande toch weer met stroo gedekt.’

Hierna volgen nog enkele alinea’s over de eigendom en het onderhoud van de toren van de kerk van Leende. Zoals men kan lezen maakte de commissaris in zijn verslag gewag van ‘een krassen brief’ aan B. en W. over het secretariewerk dat ‘zoo ellendig verzorgd was’. Het minuut-exemplaar van die brief (dat wil zeggen; de geparafeerde en voor zijn archief bestemde versie van de verzonden brief), gedateerd op 27 mei 1902, dus van twaalf dagen na zijn bezoek, is ook nog bewaard gebleven. (4)

Hier volgt een passage daaruit:

‘Het zeldzame geval deed zich voor, dat wel eenig zijn zal in de provincie, misschien wel in den lande, dat op navraag om een exemplaar der gemeentewet door den Secretaris niet anders vertoond kon worden dan eene gecommentarieerde gemeentewet van 1851 en door hem te kennen werd gegeven, dat zich geen ander exemplaar ter Secretarie bevond. En dit terwijl de gemeentewet sedert herhaaldelijk op belangrijke punten is gewijzigd en geschikte bijgewerkte uitgaven der wet voor een kleinigheid in den handel zijn te verkrijgen.

Mij bleek, dat de tijd, dien de secretaris ter secretarie doorbrengt, veel te kort is voor het gerief der ingezetenen voor goede verzorging der administratie en voor het bewaren van den noodigen lust voor de werkzaamheden van zijn beroep, wanneer althans, waarvan het werk allen schijn geeft, zijn arbeid beperkt blijft tot den tijd waarop hij ter secretarie tegenwoordig is.’

De gemeentesecretaris diende zijn instructie beter na te leven. En als hij dat uit zichzelf niet kon moest die instructie gewijzigd worden of moest hij zijn licht maar eens gaan opsteken bij zijn collega’s in andere gemeenten en daar een voorbeeld aan nemen.

‘Als een gemeente in de nabijheid waar hij gewenschte hulp en voorlichting zal kunnen vinden, meen ik gerustelijke te mogen aanbevelen de gemeente Mierlo. Het zal mij zeer aangenaam zijn te gelegener tijd te mogen ervaren dat mijne wenken in deze zijn behartigd’, zo beëindigde de commissaris dit onderwerp in zijn brief van 27 mei 1902.

Twee Werkbezoeken in een jaar aan Leende

In 1905 blijkt commissaris Van Voorst tot Voorst maar liefst twee werkbezoeken aan Leende te hebben gebracht, één op 10 april en één op 14 november.

Het is onduidelijk of de aantekeningen van de eerdergenoemde stukken in het Archief van het Provinciaal Bestuur van Noord-Brabant uit 1905 (het jaar van de twee Werkbezoeken) of uit 1909 dateren. Persoonlijk vermoed ik uit 1909. De aantekeningen zijn nogal summier en maken door de gestelde vragen eerder de indruk een lijst met punten te zijn waarover hij tijdens zijn werkbezoek aan Leende opheldering wilde hebben, die hij verkreeg door de antwoorden op zijn vragen in te vullen.

Tot zijn voldoening bleek de  gemeenteadministratie verbeterd te zijn:

‘Vroeger was de administratie ter secretarie verschrillekijk; in 1905 tweemaal in Leende geweest; de tweede keer was het secretariewerk bepaald uitstekend in orde.’   

Verdere onderwerpen die werden aangestipt, waren de zogenaamde nonvlinderplaag (5), de inventaris van de oude stukken ter secretarie, de restauratie van de toren, het onderhoud van de waterleidingen, de veldwachter, het armwezen, de exploitatie van gronden, de sigarenfabriek van Van Susante (6), die van de Gebroeders Van Best, de roomboterfabriek en het mesten van kalveren.

Ook tijdens het bezoek van 8 mei 1909 bleek de presentielijst voor een audiëntie opnieuw getekend door slechts één persoon, namelijk Joannes Baptist Essens, de pastoor van Leende.

Op 21 mei 1909 stuurde de commissaris weer een brief met opmerkingen naar aanleiding van zijn werkbezoek naar het college van B. en W. Die werd door het dagelijks bestuur van de gemeente Leende beantwoord op 27 mei 1909 en besloten met de beleefdheidsfrase: ‘. .. dat wij ons gaarne naar den inhoud van genoemd schrijven willen gedragen, en, dat wij de geconstateerde gebreken zoo spoedig mogelijk zullen doen herstellen.'

 

NOTEN  

(1) Rijksarchief in Noord-Brabant te ’s-Hertogenbosch. Archief van het Provinciaal Bestuur van Noord-Brabant, 1814-1920, inventarisnummer 4780.  

(2) Gispen: berispen, hekelen. Met ‘Friesche toestanden’ bedoelt Van  Voorst tot Voorst misschien de grote bevolkingsverhuizing die in Friesland altijd heeft plaatsgevonden, zowel naar het westen van Nederland als naar het buitenland. Opvallend was daarbij de vertrekdrang bij de meer ontwikkelden, waardoor in de agrarische  sector een vrij homogene (van dezelfde samenstelling) bevolking is overgebleven.  

(3) Wellicht bedoelt de commissaris hier met ‘De Joden zijn geen baas meer’ dat al of niet joodse handelaren in tegenstelling tot vroeger niet langer de prijzen van het vee konden bepalen door de invloed van de Boerenbond.  

(4) Zie noot 1.  

(5) Nonvlinderplaag. Een nonvlinder is een soort vlinder die zeer schadelijk is voor het naaldhout, doordat de rups de dennennaalden opeet.  

(6) Nadat H.J. van Susante te Boxtel in 1899 met zes arbeiders was begonnen met de fabricage van sigaren, stichtte hij in 1903 door gebrek aan personeel een sigarenfabriekje te Leende. Er zijn echter ook bronnen die de jaren 1907 en 1908 als stichting van dit Leendse fabriekje noemen. In 1909 zou te Boxtel een grote sigarenfabriek verrijzen. Zie hiervoor J.A. Pel, Economische bedrijvigheid in transitie. Boxtel in de negentiende en twintigste eeuw, Tilburg 1994, blz. 199.  

 

Ga terug