De geschiedenis van de Hei- of Leendermolen te Leende in de twintigste eeuw.

Heemkronijk jaar:2003, jaargang:42, nummer:2, pag:36 -39

DE GESCHIEDENIS VAN DE HEI- OF LEENDERMOLEN TE LEENDE IN DE TWINTIGSTE EEUW

door: P.R.W Kerkhofs

 

Het artikel ‘vergeten molens’ (Heemkronyk, jaargang 41, nummer 3, augustus 2002) is, wat betreft de molen van Leende, niet volledig. Ook in het artikel ‘De oude molen op de heide te Leende’ (Heemkronyk, jaargang 41, nummer 2, juni 2002) staan enkele onjuistheden in de inleiding. Om in deze leemte te voorzien een artikel met bronvermeldingen (1).

De molen in 1900

Bij aanvang van de twintigste eeuw behoorde de molen tot de onroerende goederen van de oude Heerlijkheid Heeze-Leende-Zesgehuchten. Op dat moment was de hoog bejaarde Ursule Adèle Aurore van Tuyll van Serooskerken baronesse van het landgoed.

Op dat moment was Johannes Jacobus van Baar pachter en molenaar. Hij werd ook wel Baren genoemd. Hij kwam uit Nuenen en had zich in 1893 te Leende gevestigd. In het bevolkingsregister werd als beroep ‘molenaar’ opgenomen. Er was op dat moment maar één molen in Leende: de heimolen. Aan de Valkenswaardseweg bouwde hij een boerderijtje waar hij in ging wonen. Dat boerderijtje staat er nu nog: Valkenswaardseweg 3. Hij bleef tot 1901 huurder van de heimolen. Overlevering vertelt dat hij naar Waalre vertrok na een schandaal. Wat  er precies gebeurd is, is mij niet bekend (2).

Hein van Laarhoven

Van Baar werd op de heimolen opgevolgd door Henrikus Antonie (Hein) -van Laarhoven. Hein werd geboren te Bergeijk op 13 januari 1868. Zijn ouders, Theodorus van Laarhoven en Maria Elisabeth van Asten, waren beiden afkomstig uit Leende. Heins vader was molenaar op de standerdmolen te Bergeijk. Ook Hein werd molenaar, evenals een broer van hem. Zijn broer bleef malen op de molen in Bergeijk. Hein ging naar Leende. Volgens het bevolkingsregister vestigde Hein zich op 21 juni 1901. Dat was enkele dagen voor zijn huwelijk met Francisca Johanna Daris, zijn eerste vrouw.   

Op 5 juni passeerde voor notaris Van Galen te Valkenswaard een huurcontract voor de molen dat liep van 1 juli 1901 tot 31 juni 1904 (3). Hein betaalde daarvoor een huursom van 512 gulden in vier termijnen per jaar. Op dezelfde dag passeerde ook een koopakte waarbij Hein het huis aan de Valkenswaardseweg kocht van zijn voorganger Van Baar. Voor dat huis betaalde hij 2400 gulden. In de akte is opgenomen dat hij op dat moment in Bergeijk woonde en molenaar van beroep was. Dat eerste is dus formeel niet juist!    Waarschijnlijk werd het huurcontract in 1904 mondeling verlengd. Hein had ook knechten in dienst. Twee namen kennen we: Cis Verspeek en Cor van de Ven.

Verbrandingsmotor

Ondertussen stond de techniek niet stil. Op het einde van de negentiende eeuw deed de verbrandingsmotor zijn intrede in Nederland. Hein was een van de eersten in Leende die mechaniseerde. Een maalinrichting, aangedreven door een verbrandingsmotor, wilde hij installeren in zijn boerderijtje aan de Valkenswaardseweg. Waarschijnlijk had Hein dit soort machines gezien in de Langstraat waar hij connecties had (4).

In februari 1905 vroeg hij een hinderwetvergunning aan voor een complete zuiggasmotor van 16 pk met maalderij voor schors en granen. Gemalen schors van de eik werd gebruikt voor de leerlooierij. De eigenaar van de heimolen liet zijn rentmeester bezwaar maken met als argument dat er misbruik gemaakt werd op de heerlijke rechten waaronder de molendwang en windrecht (5). Natuurlijk sloeg dit nergens op omdat dit heerlijk recht bijna honderd jaar daarvoor al was afgeschaft! Op 13 maart van dat jaar kreeg hij dan ook de gevraagde vergunning. Het malen van graan in Leende zou nu niet meer afhankelijk zijn van voldoende wind.

Van Tuyll van Serooskerken

Ondertussen was Ursule Adèle Aurore Baronesse van Tuyll van Serooskerken op 22 november 1901 overleden. De nalatenschap kwam in handen van een ver familielid: Samuel John Baron van Tuijll van Serooskerken (6).

De nieuwe baron was een ondernemend persoon die direct aan de slag ging. Zo startte hij een ontginning in Heeze waarbij grote stukken heide beplant werden met bomen. In Leende verkocht hij een groot gedeelte van de heide tussen Leende en Valkenswaard aan Baron Gilles de Pelichy uit Brugge.

Het kan bijna geen toeval zijn dat direct na de aanvraag van de hinderwetvergunning door Hein van Laarhoven de baron in actie komt om de windmolen te verkopen. De waarde van de windmolen zou rap dalen. Deze inschatting blijkt later waarheid te worden.

De molen verkocht

Zo werd de heimolen door de Hoogwelgeboren Heer Samuel John Baron van Tuyll van Serooskerken op 15 februari 1905 te koop aangeboden. Als zijn vertegenwoordiger machtigde hij zijn rentmeester Willem Gijsbertus van Rietschoten. De verkoop vond plaats in het koffiehuis van de weduwe Adrianus van Engelen te Leende.

De eerste koop kwam op naam van Theodorus Bastian, graanhandelaar te Brussel. Hij bood voor de molen 7025 gulden. Op 22 februari vond de finale verkoping plaats waarbij Antonie Kerkhofs, molenaar te Oirschot, 7300 gulden bood en koper werd. Met de molen werd hij tevens eigenaar van de ondergrond: het perceel kadastraal sectie D nummer 43.

De molen was volgens de koopakte nog verhuurd tot 1 juli 1906 (7). Op het aanplakbiljet van de openbare verkoping staat dat hij de molen huurde tot 1 juli 1907 voor 475 gulden per jaar (8). De huurder was op dat moment de eerder genoemde Hein van Laarhoven.

De molenaars die na de verkoop van de molen maalden zijn niet allen bekend. Antonie Kerkhofs maalde zelf zeker niet: hij had nog andere molens en woonde niet in Leende. Eén van de namen kennen we wel: Cor van de Ven. Hij vestigde zich op 19 mei 1904 als knecht bij Van Laarhoven en wordt in de burgerlijke stand ‘graanmolenaar’ genoemd. Hij kende als knecht van Van Laarhoven dus zeker de molen. In 1918 komen we hem tegen in een krantenbericht (9) waarbij op de ene dag meel en graan in beslag wordt genomen bij ‘molenaar v. L.‘ terwijl de dag daarop hetzelfde gebeurde bij molenaar v.d. V.’. Het kan niet anders dan dat daarmee molenaar Van Laarhoven (aan de Valkenswaardseweg) en molenaar Van de Ven (op de heimolen) bedoeld worden.

Verkoop

In 1921 wil Antonie Kerkhofs van de molen af. Bij een openbare verkoping (10) in de herberg van Josephus van Gennip te Leende bood Gerardus Cornelis Camps te Veghel 5000 gulden. Finaal werd hij gekocht door Michiel Notten uit Aarle Rixtel die 6000 gulden betaalde. De hoge prijs had te maken met het bieden van Cornelis van de Ven. Zijn kleinzoon wist te vertellen dat Cornelis de molen heel graag in zijn bezit wilde krijgen maar dat er 5000 gulden geboden werd en dat ging boven zijn vermogen. Dit bedrag komt overeen met de feiten.

Later zou Cor weigeren om voor Staatsbosbeheer te gaan malen omdat hij de molen in 1921 niet op zijn naam had kunnen krijgen (11)!

Michiel Notten kon echter zijn verplichtingen niet nakomen. Op 31 mei 1921 vond opnieuw een openbare verkoping plaats in de herberg van Van Gennip (12). Kopers werden nu de gebroeders Kerkhofs: Adrianus (Janus), Peter Johannes (Piet) en Josephus (Sjef). Zij kochten de molen voor 2000 gulden van hun vader. Piet Kerkhofs (Piet de mulder) werd molenaar op de heimolen en nam zijn intrek in hotel van Gennip. Later trok hij in hij de familie Bax. In 1926 werd Sjef uitgekocht, waarna de molen eigendom bleef van Janus en Piet Kerkhofs (13).

Het werd moeilijker

Door het oprukken van de verbrandingsmotor en later van de elektromotor werd het in de loop van de twintiger jaren steeds moeilijker om te concurreren met windenergie. Ook Piet Kerkhofs bouwde een maalinstallatie met een grote diesel Listermotor in een schuur bij zijn huis aan de Strijperstraat. Op 12 september 1932 kreeg hij daarvoor een hinderwetvergunning. Waarschijnlijk was dat een ‘achteraf‘ vergunning want de Gemeente Leende meldde al in 1930 aan de “De Hollandse molen” dat de heimolen niet meer gebruikt werd omdat het malen met deze korenmolen niet meer lonend was.

Aankoop door de Staat

Ondertussen had de Staat in 1931 het noordelijk gedeelte van de heide van Baron Gilles de Pelichy aangekocht. Globaal betreft dit de helft van het tegenwoordige Staatsbos gelegen aan de Weg Leende -  Valkenswaard. Opzet was ruimte te bieden aan de werkverschaffings projecten in de crisisjaren. Het Staatsbos probeerde alle percelen in de heide in eigendom te verkrijgen. Er werden daarbij zoveel mogelijk particuliere stukjes bos, akkers en hakhoutpercelen die in de heide lagen aangekocht. Ook het perceel met de molen lag als enclave binnen het eigendom van Staatsbos. Op 9 juli 1934 kocht Staatsbosbeheer de heimolen met ondergrond voor 875 gulden van Piet en Janus Kerkhofs (14).

Restauratie

Staatsbosbeheer had het niet slecht voor met de molen. Uit een schrijven van burgemeester Manders blijkt dat de heer Winkelman uit Eindhoven, een houtvester van het Staatsbosbeheer, een belangrijk pleitbezorger voor de restauratie van de molen was (15). In de loop van 1937 werd de restauratie van de molen aangevangen. De restauratie werd romantisch uitgevoerd waarbij het aanzicht veranderde. De onderbouw van de molen werd met riet gedekt wat een fraai aanzicht gaf maar zeer ongebruikelijk was. Dat maakt het wel goed mogelijk foto’s etc. te dateren van voor en na de restauratie (16). 

Aanplant

Ook met de aanplant van het bos rond de molen werd rekening gehouden met de molen. In plaats van de gewone aanplant werd in de directe omgeving een speciaal soort den geplant: Pinus Montana. Deze dennensoort blijft erg laag waardoor de molen voldoende in de wind stond.

De planning was om op zaterdag 22 januari 1938 de molen officieel in bedrijf te stellen. Het stroomIijnen van de wieken werd door weersomstandigheden echter vertraagd (17). Uiteindelijk werd de molen in het voorjaar van dat jaar opgeleverd.

Molenaar op de gerestaureerde molen werd Janus Kees, telg uit een Budelse molenaarsfamilie. Hij vond het malen met de windmolen veel leuker dan het malen in zijn motormaalderij aan de Valkenswaardseweg 3 die indertijd door Hein van Laarhoven was ingerich. Tevens hield hij zo een extra concurrent buiten de deur.

In weekblad Panorama van 7 juli 1938 staat een uitgebreid artikel met foto’s van de gerestaureerde molen (18). Op de foto‘s zien we molenaar Kees aan het werk.

Rampspoed

Op de avond van 14 november 1940 had molenaar Kees tot ongeveer 8 uur ’s avonds op de molen gemalen. Het was op dat moment erg rustig weer. ’s Nachts draaide de wind en in de ochtend stak er een zware korte storm op. Piet de Heiboer (Piet Geven) kwam rond 5 uur ’s morgens langs de molen waarbij deze nog overeind stond  (19). Toen molenaar Kees enkele uren later vanuit zijn huis op de Valkenswaardseweg naar de molen keek zag hij dat het mis was. De wieken waren van de molen verdwenen. Bij aankomst bleek dat de remband van de molen was gebroken en de as van de halssteen was gelopen. Daardoor was het dak en de zijkant van de molen weggeslagen. De wieken van de molen lagen op de grond evenals enkele tandraderen.   

Herstel?

Na de ramp heeft burgemeester Manders tientallen brieven verstuurd om de vernielde molen weer hersteld te krijgen. Brieven van burgemeester Manders kregen het Departement van Onderwijs, Wetenschap en Cultuurbescherming, Bond Heemschut, ANWB, De Hollandse Molen, etc. Buiten morele steun en enkele kleine toezeggingen leverde dat niet veel op. Molenhouwer Huib Adriaans uit Weert bracht een offerte uit die 8500 gulden bedroeg. Zelfs als Staatsbosbeheer voldoende eikenhout ter beschikking zou stellen bedroegen de herstelkosten nog altijd 7000 gulden. Staatsbos wilde daar niet aan en de molen, of beter: wat er van over was, bleef voorlopig staan.

Afbraak

In een bespreking met Staatsbosbeheer in 1942 werd besloten de molen af te breken en op te bergen om hem na de oorlog 'hoogstwaarschijnlijk’ weer op te bouwen (20). F. van Ryckevorsel, bestuurslid van de ‘vereeniging de Hollandsche Molen’, zag de bui al hangen en schreef in een brief aan de burgemeester dat als de molen er nog zou staan hij zeker niet door het Staatsbos moest worden afgebroken omdat hij ‘dan blyft afgebroken en later ook niet meer opgebouwd'. Hij wilde zich weer gaan inzetten om de molen te herstellen.

Uit de briefwisseling is op te maken dat formeel de oorlogsomstandigheden het herstel in de weg stond. Staatsbosbeheer wilde bijvoorbeeld wel het eikenhout beschikbaar stellen maar die 7000 gulden waren toch een brug te ver.

Bij de ‘Rijksinventarisatie 1942-43’ (21) vermelde burgemeester Manders in 1943 dat de molen er nog stond maar ‘aan weer en wind was blootgesteld’.   

Er zijn ook nog plannen gemaakt om de molen te verplaatsen. Manders was hiervan niet zo gecharmeerd. Ook particulieren wilden zich inzetten voor het herstel. Zo bood Frans van Best uit Valkenswaard financiële steun aan met de mededeling dat hij graag bereid was om dit initiatief verder uit te breiden.

Uiteindelijk werd in de loop van 1944 de molen door Staatsbosbeheer alsnog afgebroken. De materialen werden opgeslagen. De onderdelen van de molen zijn daarna hergebruikt in andere molens waaronder die in Bergeijk. Veel hout is ook gebruikt door de Engelse militairen die er de kachel mee stookten. Bij Staatsbosheheer in Leende waren enkele jaren geleden nog enkele onderdelen aanwezig zoals schaliën: kleine eiken plankjes als dakdekking.

 

Epiloog

De vraag die opkomt is waarom Staatsbosheheer geen geld beschikbaar stelde voor het herstel. De oorlogsomstandigheden en het gebrek aan materiaal zijn zeker niet onbelangrijk. Een ander probleem zou waarschijnlijk de bezetting van de molen zijn geworden: een molenaar die de molen wilde pachten en/of gebruiken. Het malen van graan met een windmolen was technologisch en economisch volledig achterhaald: door de aanleg van elektriciteit in Leende in de loop van de jaren twintig werd de aandrijving van een maalstoel nog een stuk eenvoudiger. Hoewel niet gelijktijdig had Piet Kerkhofs een molen op de Strijperstraat. Janus Kees maalde op de Valkenswaardseweg, Van Kuijk had een molen aan de Dorpsstraat en de NCB een molen in het ‘romfabriek’ op Leenderstrijp. Deze maalstoelen met een groter vermogen werden aangedreven door verbrandingsmotoren en later ook door een elektrische motor. Daarnaast hadden enkele grotere boeren een kleine maalstoel met elektrische aandrijving. De heimolen in Leende was voor een molenaar dan ook niet meer interessant. De laatste restanten, enkele stenen poeren waarop de molen gebouwd was, werden met de reconstructie van de Valkenswaardse weg en verbreding van de autosnelweg Eindhoven-Weert opgeruimd.

Daarmee verdween de laatste tastbare herinnering aan de eens zo trotse heimolen. De molenput, foto’s en enkele schilderijen resteren.

 

NOTEN

1  Met dank aan de heer A. van Dijk, mevr. H. Engelen en de heer C. Smit voor hun informatie en hulp.

2  Mondelinge mededeling molenaar Kees.

3  SAREK, Notarieel archief notaris Van Galen, akte 126, 5 juni 1901.

4  Particulier archief. Brief van Theresia van Engelen aan Franciscus van Engelen, ongedateerd maar waarschijnlijk uit 1905. In de brief plaatselijk nieuws o.a. dat Hein het malen van eikenschors tot run in de Langstraat leerde, de koopprijs van de molen en de vermelding dat de pacht tot 1 juli 1906 doorliep.

5  SAREK, Burgerlijk archief gemeente Leende, Hinderwetvergunningen, inventarisnummers 1836 - 1841.

6  Heeze. Geschiedenis van een schilderachtig dorp, Drs. J.C.G.W. Coenen, Heeze-Leende 1998.

7  SAREK.  Notarieel archief notaris Schrijvers, akte 59 en 74, 15 en 22 februari 1905. De datum 1907 op het aanplakbiljet is dus niet juist maar wel begrijpelijk. Normaal werd de molen verpacht voor perioden van een veelvoud van drie jaar. Dat zou dus betekenen dat de pacht zou doorlopen tot 31 juli 1907!

8  Kasteelarchief Heeze.

9  SAREK. Meierijsche Courant, 22 oktober 1918. Mondelinge mededeling Noud van Weert.

10  Kadaster, dagregister deel 94, nummer 890.

11  Mondelinge mededeling Kees van de Ven.

12  Kadaster, dagregister deel 95, nummer 825.

13  Kadaster, dagregister deel 107, nummer 1368.

14  Kadaster, dagregister deel 127, nummer 1245

15  Eigen archief. Schrijven van burgemeester Manders.

16  Zie hiervoor de foto’s in Heemkronyk, jaargang 41, nummer 2, juni 2002.

17  SAREK. Eindhovense en Meierijsche Courant, 7 januari 1938.

18  Panorama, 7 juli 1938. Opgenomen in Heemkronyk, jaargang 41, nummer 2, juni 2002.

19  Mondelinge mededeling Hr.Kees, molenaar te Leende.

20  Brief burgemeester Manders aan Hub Adriaens, 12 december 1942.

21  Rijksinventarisatie 1942-43, Stichting Molendocumentatie, Amsterdam, formulier door C. Manders op 12 januari 1945 ingevuld.  

 

Ga terug