...toch werkten zij in Heeze

Heemkronijk jaar:2002, jaargang:41, nummer:4, pag:59 -64

TOCH WERKTEN ZIJ IN HEEZE

door: Rob en Winky Vetter

 

Op de tentoonstelling  “. .toch wilde ik in Heeze Werken”, een aantal jaren geleden, hing nogal wat werk van schilders uit de Haagse School (1). Van de grote Paul Gabriel waren er tekeningen met voorstellingen uit Heeze en Leende.   

Van andere leden van Pulchri Studio werden schilderijen met Heezer onderwerpen geëxposeerd, onder meer van Jacob Ritsema, Victor Bauffe, Suze Robertson, om een paar vrienden te noemen van Taco en Geesje Mesdag.

Van de beide laatsten hingen er echter geen in Heeze gemaakte stukken, omdat men niets had kunnen vinden.

 

Taco Mesdag en Geesje van Calcar

Taco Mesdag (1829-1902) en zijn vrouw Geesje Mesdag-van Calcar (1850-1936) waren afkomstig uit Groningen (2). Taco tekende en  schilderde al jong en had, voordat hij van het schilderen zijn hoofdbezigheid maakte, tot de dood van zijn vader in 1881 op de familiebank Mesdag en Zonen gewerkt. Zijn broer, Hendrik Willem, was daar al veel eerder mee opgehouden om beroepsschilder te worden. Geesje van Calcar, een doktersdochter uit Hoogezand, volgde de opleiding aan de Tekenacademie Minerva in Groningen, gevolgd door een stage bij Paul Gabriel. Die woonde toen nog in Brussel. In 1882 trouwde zij met Taco Mesdag en ging met hem in Den Haag wonen aan de Scheveningseweg. Beiden werden zij lid van Pulchri. Taco had al voor zijn huwelijk de boerderij “Rezzago” in het Drentse Vries gekocht, waarin hij een atelier had ingericht. Het echtpaar bracht er ieder jaar een aantal weken door. Daar schetste en schilderde Taco bij voorkeur heidelandschappen. Geesje ook wel, maar van haar kennen we ook boereninterieurs en onopgesmukte bloemschilderingen.

 

Brabant

In de jaren 1890 krijgen zij belangstelling voor Brabant, en met name Heeze, zoals blijkt uit een door Geesje in 1903 ingevulde enquête (3).

Den Haag had zijn landelijke aspect verloren: al in 1876 stond er een gasfabriek waarvoor Jacob Maris oogkleppen heeft moeten opzetten om deze niet te zien bij het schilderen van zijn beroemde “Slatuintjes” met de imposante stellingmolens de Haas en de Haan op de achtergrond (4). Heeze was daarbij vergeleken nog een onbedorven paradijs. Het was onbereikbaar per openbaar vervoer en er was geen aansluiting voor telefonie en telegrafie (5). De schilders die van ver kwamen, moesten wel in Heeze of omgeving in de kost. Bij particulieren als ze krap bij kas zaten, in Hotel Van Dijk of Hotel Van den Berg als ze wat meer konden betalen. Dat laatste was bij de voormalige bankier zeker het geval, maar helaas is er niets over bekend; er is geen administratie van bewaard gebleven.

 

Leven en werken van het echtpaar Mesdag

Door ons onderzoek naar leven en werken van het echtpaar Taco en Geesje Mesdag kennen we nu van Taco 137 schilderijtitels, voornamelijk verkregen uit catalogi van tentoonstellingen. Van 39 werken zijn de verblijfplaats en de afbeelding getraceerd. Zeven titels zijn van Brabants werk. In 1893, 1895 en 1899 hingen onder andere bij Pulchri van zijn hand doeken met titels als “Studie (N.Br.)", “Duinen in Noord-Brabant” en “In Noord-Brabant".

Van Gabriel, die al veel langer in Brabant kwam, is bekend dat hij in 1895 “Heeze, put langs boeren-woning” heeft gemaakt. In datzelfde jaar exposeerde Taco werk uit Brabant. Het is heel waarschijnlijk dat hij en Taco elkaar toen gezelschap hebben gehouden. De echtparen Mesdag en Gabriel waren namelijk zeer goed bevriend. Ze waren in Den Haag buren en zijn zelfs naast elkaar begraven. Pas na Tacos dood heeft Geesje op de zgn. Eretentoonstelling, gewijd aan zijn werk, de overige in Brabant gemaakte schilderijen tentoongesteld, namelijk “Hooge Heide”, “’t Oude Molentje”, “Landschap" en “Molentje bij Leende”.

 

 

 

De molen in Leende

Bij ieder nieuw schilderij dat we opsporen proberen we natuurlijk of we het kunnen identificeren met een van de gevonden titels. Dat valt niet mee, omdat een titel soms heel vaag is zoals “Landschap bij Zeegse” of alleen maar “Heidelandschap”. Of ook; “Het Oude Molentje" of “Molentje bij Leende”, omdat er zo veel molens bestaan. Die laatste denken we nu toch te hebben geïdentificeerd. Bij Leende stond er sinds de negentiende eeuw een standerdmolen midden op de heide. In 1937 werd hij gerestaureerd, maar na de rampzalige storm van 1940 is hij niet meer opgebouwd (6). Een standardmolen is een historisch type molen, waarhij het molenhuis als een geheel draait om een staander, een zware as op een piramidevormig voetsruk. Dit soort molens is nu vrijwel uitgestorven, maar in de provincies Noord-Brabant en Gelderland was het tot aan de komst van andere krachtbronnen in de twintigste eeuw sterk verbreid. Ieder dorpje had er wel een, en als de vraag dan ook zou luiden “in welk dorpje stond de molen van figuur 4”, was het haast onmogelijk om dat te beantwoorden. Onze vraag is echter slechts: “kan dit schilderij ‘Molentje bij Leende' voorstellen?” De hoogte van een standerdmolen is twintig tot dertig meter. Toch is het verkleinwoord “molentje” in de titel geen argument tegen identificatie. Ook al had hij dan een vlucht (spanwijdte van de wieken) van wel 26 meter, er was geen andere molen bij Leende (7). Maar in Den Haag kende Taco de stellingmolen de Haan, een molen van 50 meter hoog (8), en dan heette deze natuurlijk klein. De staartbalk, waarmee de molenaar de molen naar de wind draait, is getekend zonder de trap die daar altijd over heen loopt. Dat lijkt gedaan om het beeld niet rommelig te maken. Bij zijn “Molen te Twello", die we hebben kunnen traceren en met een foto onmiskenbaar hebben geïdentificeerd, heeft Taco zo’n trap wel degelijk geschilderd.

Terloops bleek dat Taco zich daar heel dicht hij de werkelijkheid hield. Het schilderij van figuur 4 stelt een molen voor midden op de hei, en hij is ook van het standerdtype. De kans dat Taco Mesdag nog meer schilderijen heeft gemaakt die aan deze omschrijving voldoen is klein. De identificatie lijkt volstrekt gerechtvaardigd. Dus, dit is het “Molentje bij Leende”? Een ooggetuige zou de zekerheid kunnen versterken. De inmiddels bejaarde zoon van de toenmalige molenaar antwoordt op onze vraag: “Zou kunnen”. Er zijn dus geen strijdige aanwijzingen. Op het eerste gezicht geeft de hei weinig aanknopingspunten voor bevestigende identificatie.

 

Het landschap en de molen

Op het eerste gezicht! Want bij nadere beschouwing vertoont zo’n heidelandschap toch een groot aantal kenmerkende details. We hebben te maken met een schilder die de werkelijkheid natuurgetrouw  probeert vast te leggen, maar hij zal op sommige punten afwijken als het hem goed dunkt, en we mogen geen fotografische overeenstemming verwachten. Maar Taco ging vast minder ver dan de door hem bewonderde Jacob Maris die zijn topografische compilaties (9) verdedigde met “Waarom zou ik zelf mijn eigen steden niet mogen bouwen?”.

We zien dus een standerdmolen op een hoog punt van een kale hei zonder bebouwing. Links daalt het land plotseling vrij sterk, want van een dichtbij huis of schuur zien we alleen het dak. Op de voorgrond een zandplek met een karrenspoor, kennelijk een primitieve weg die zich voor de molen langs slingert. De wieken zullen in een westverwante richting wijzen. In het midden van het doek een heuveltje, en rechts een klein vergezicht over de heiderug heen naar een wazig torentje in de verte, met een donkere streep die dorpsbebouwing suggereert. (Alleen goed zichtbaar op een vergrote uitsnede, figuur 5.) Vlak er voor een lichte plek als van een akker met gewas. Helemaal rechts een houtwal, met daar voorlangs wittige veegjes, en een deukje in de heiderug: een pad! Een ervaren wandelaar weet de kleine aanwijzingen in het terrein te duiden.

 

Bij een molenhoogte van ongeveer 26 meter moet de schilder op grond van perspectiefanalyse twee- tot driehonderd meter weg gezeten hebben. Bij een zichthoek van rond 30 graden meer naar rechts en symmetrisch ten opzichte van de molen, ligt het torentje. Dat zou een elegante compositie zijn voor een titel met de twee elementen: molen en Leende. Alleen, de afstand tot de St. Petrus Bandenkerk in het dorp met een toren van 70 m hoog, kan volgens de kaart hoogstens 1 kilometer geweest zijn. Dan is de weergave veel te klein. Heeft Taco de verhoudingen welbewust vertekend? Die toren zou op het schilderij net zo hoog moeten uitvallen als de molen, bij de genoemde afstanden. We hebben bij wijze van proef zo‘n toren in de reproductie getekend: het hele effect van eenzaamheid op een verlaten hei, Taco Mesdags geprefereerde thema, wordt op slag te niet gedaan ten gevolge van de suggestie van een dorpskern om de hoek. Een torentje aan de horizon lijkt een kunstgreep van de schilder om stemming te creëren. Schilders toonden ondanks hun naturalisme niet zoveel consideratie met een torenhoogte. Nog pas kregen wij de    Haagse Jacobstoren onder ogen, die twee schilders onafhankelijk van elkaar en met een eeuw tijdsverschil minstens tweemaal zo hoog hadden afgebeeld.

 

Waar zat Mesdag?

Op een gedetailleerde stafkaart van Leende (10) laat zich een positie voor Taco‘s ezel aanwijzen die de opgesomde kenmerken perfect kan verklaren: het van een pijltje voorziene hoogtemeetpunt 25,7 links van de heimolen. Misschien zien wij die dingen alleen omdat we het zo graag willen. Zoals er in grassprietjes op de voorgrond van een matig schilderij heel vaak een signatuur van een beroemd schilder wordt gelezen. Maar er is, naast de paar plausibele inconsistenties, te veel overeenstemming voor toeval.

 

 

Geesje van Calcar in Heeze

Van Geesje van Calcar kennen we inmiddels 167 titels. Van 101 is de verblijfplaats bekend. Pas in 1904 heeft zij een werk tentoongesteld (11) onmiskenbaar uit Brabant: “Heeze, arbeidershuisje". Dat ze al  eerder in Heeze was geweest bewijst het bericht in de Meierijsche Courant van 20 december 1893 dat mevrouw Mesdag-van Calcar een schilderij beschikbaar had gesteld voor de verloting door het Damescommitté ten behoeve van de armen (12). Ook uit andere bronnen weten we dat Geesje een lieve vrouw was, en dat ze iets voor andere mensen over had. Nu was het voor haar, die weliswaar “kunstschilderes” van beroep opgaf, maar niet van haar werk hoefde te leven, gemakkelijk genoeg om een schilderij af te staan. Aan de andere kant hadden de armen dat ook wel verdiend aan de schilders, die hun armzalige maar schilderachtige woninkjes zo vaak als onderwerp hadden geëxploiteerd.

 

Kruiseik

Het is jammer dat de uitgever van “Reisgids Fop Smit & Co, geïllustreerd door Hollandse Meesters van Pulchri Studio" (13), geen titels of plaatsnamen bij de onderdelen van deze collectie pentekeningen heeft vermeld. Er is daarbij een tekening van de hand van Geesje waarop wij de Kruiseik (14) van Heeze herkennen, onmiskenbaar. Zij was altijd bijzonder geïnteresseerd in de groeiende natuur, en zal zich deze boom zeker hebben laten aenwijzen door trotse Heezenaars.

De imposante meerstammige eik stond op de hoek van wat nu Windrecht en Hagedoorn heet, tot hij in 1919 geveld werd (15). Hoewel het geen fotografische reproductic van de Kruiseik is, vertoont Geesjes boom vijf significante overeenkomsten: de bolvormige  ingehapte gestalte van de kroon, de boomsoort zomereik, de meervoudig vergroeide stam, het ronde heuveltje aan de voet, de weg die zich om de boom slingert. Eén ding klopt niet met de foto en de kaart: er stond geen huis naast.

Maar waarom zou Geesje niet zelf haar eigen dorpen mogen bouwen? Ze heeft een collage gemaakt van een toeristische bezienswaardigheid, de Kruiseik, met op het tweede plan een Brabantse boerderij (16) als nog een bezienswaardigheid: Groeten uit Heeze.   

 

Kortenhoef

Na de dood van Taco zal Geesje in Heeze wel ander gezelschap hebben gehad. Te denken valt aan Victor Bauffe, die een goede buurman en vriend was, en Suze Robertson, waar Geesje ook mee om ging. Maar  Heeze heeft ze nooit zo druk bezocht als Vries. Geesje verkocht “Rezzago” in 1904, nu ze daar niet meer met Taco kon verblijven, en bouwde een atelier in Kortenhoef, vlakbij Hilversum. Het houten gebouwtje staat aan de dijk, op palen in het water. We kennen veel “Waterschappen” van haar, die in de jaren rond 1900 moeten zijn gemaakt. Opgewekte polderimpressies met veel water, lucht en enkele waterlelies. Vaak een wipmolentje in de verte en een bootje in het water. Ook hier was zij in haar element, samen met onder anderen Bauffe en Ritsema. Niet zo lang echter. In 1910 verkocht zij het atelier weer. Ze was toen zestig jaar en exposeerde niet veel meer. Maar het atelier heeft haar overleefd. Het heeft zestig jaar dienst gedaan als jeugdherberg “De Karekiet” en is nu een rijksmonument.

. . . zij werkten toch in Heeze

Ook in Heeze hebben Taco en Geesje Mesdag dus sporen achtergelaten. Als er nog eens opnieuw een tentoonstelling over dit schildersdorp komt, zal het voor de organisatoren wat makkelijker zijn  om daadwerkelijk op de wand te laten zien dat ook zij . . . toch in Heeze werkten.

 

OPROEP

Van het werk in Heeze en omgeving hebben we Taco Mesdags “Molentje bij Leende” geïdentificeerd en een pentekening van Geesje Mesdag-van Calcar hebben we kunnen interpreteren als “Collage van de Kruiseik te Heeze en een Brabantse boerderij". Vermoedelijk zijn er in deze omgeving, net zoals er in Groningen, Drenthe en het Gooi is gebleken, nog werk van of aandenkens aan Taco en Geesje in het bezit van particulieren. Wij verzoeken deze eigenaren vriendelijk, dit aan ons te melden (telefoon 015 380 8567), zodat wij het kunnen opnemen in onze biografie met oeuvrecatalogus “Geesje van Calcar - een echte Mesdag”.

11 september 2002

 

DANKWOORD

De auteurs betuigen hun erkentelijkheid jegens de heren J. Waszink en F. Hendriks voor stimulerende discussies, onmisbare documentatie, en voor het smeden van nuttige contacten.

 

NOTEN

1  “. . toch wilde ik in Heeze werken”. Gemeente Museum Helmond, 1985 - 1986.

2  Voor uitvoerige biografische gegevens zie: Rob en Winky Vetter, “Geesje van Calcar – een echte Mesdag”, Schipluiden 2001.

3  Enquête kunsthandel Van Harpen, Laren 1903.

4  Zie bijvoorbeeld R. De Leeuw e.a., “De Haagse School - Hollandse meesters van de 19de eeuw”, Haags Gemeentemuseum 1983, p. 68.

5  P.F. van den heuvel, “Het verdwenen etablissement - een historie uit een schilderachtig dorp” in: Heemkronyk jrg. 39 (2000), nr.1/2, p.39.

6  Zie de beschrijving in Heemkronyk jrg.41 (2002), nr.2, p.24.

7  Met dank aan de heer Peter R.W. Kerkhofs voor aanvullende informatie over de molen en de kerk in Leende.

8  Stellingmolen de Haan, A.J.Marrenga-Stapff, “Verdwenen molens in Zuid-Holland”, Eindhoven, Bura 1979, p.99 e.v.

9  Th. De Bock, Jacob Maris”, Amsterdam 1902/3, p.98.

10  Historische atlas deel Noord-Brabant, Uitg. Robas Den Ilp 1990, kaart 708 Valkenswaard 1897-1912.

11  Catalogus Pulchri Studio 1904.

12  Jean coenen: “Heeze – geschiedenis van een schilderachtig dorp”, Rabobank Geldrop en Heeze-Leende 1998, p.376.

13  Rotterdam 1896.

14  Coenen op. Cit. p.182.

15  Met dank aan de heer C.S.Smit, Heeze.

16  De afgebeelde boerderij moet vrijwel zeker gelocaliseerd worden op de Brabantse zandgronden, onder meer wegens de toepassing van strovlechtwerk. Met dank aan de heer H.Verwiel.

 

Ga terug