Vergeten molens

Heemkronijk jaar:2002, jaargang:41, nummer:3, pag:36 -40

VERGETEN MOLENS

door: Hans Henkes

 

Molens hebben niet het eeuwige leven. Vroeg of laat gaan ze ten onder. Dan laten ze een leemte achter in het landschap zoals wij ons dat herinneren. Want een oude molen is een merkteken. Maar als het bouwwerk verdwijnt blijft vaak nog de naam. Bijvoorbeeld Oude molen of Molenstraat. Soms is het mogelijk om vast te stellen waar de molen precies heeft gestaan en wat voor type het is geweest, maar dit wordt moeilijker naarmate de geschiedenis verder achter ons ligt.

 

Bedreigingen

Volgens Adriaens, molenbouwer uit Boshoven bij Weert, kan een molen meer dan honderd jaar dienst doen als deze goed wordt onderhouden. Er zijn in Nederland nog molens uit de zeventiende eeuw in bedrijf. De grootste bedreiging vormt echter het weer. Molens steken uit boven het landschap en trekken bliksem aan. De meeste schade wordt echter veroorzaakt door de wind. Boven windkracht 8 kan eigenlijk niet meer worden gemalen en doet de molenaar er beter aan het gangwerk te blokkeren. Vroeger gebeurde dat niet altijd omdat een molenaar productie wilde maken en dat gaat nu eenmaal beter wanneer er veel wind staat. Hij nam moedwillig het risico dat de wind niet verder zou aanwakkeren. Meestal gebeurde dat ook niet. Molenaars van vroeger hadden een talent om weer te voorspellen, want hun bestaan hing er van af. Maar een enkele keer nam de wind opeens toe tot orkaankracht. Dan was het vaak te laat. Een molen waarop de wind vat heeft gekregen, kan niet meer worden geremd. De wieken draaien onbeheersbaar en steeds sneller rond tot de molenas breekt en het gevlucht door de storm wordt losgetrokken. Het gebeurt ook dat de kap of huis in zijn geheel van het voetstuk breekt en valt. Een enkele keer komt het voor dat het gangwerk in brand vliegt omdat de vang waarmee het molenwiel wordt afgeremd, door de wrijving gloeiend heet is geworden en vlam vat. De molen kan dan niet meer worden gered.

De beslissing om de molen daarna te repareren of te herbouwen, hing in die vroegere tijd af van de economische omstandigheden en de bereidheid van de eigenaar geld in een dergelijk project te steken.

 

Ongunstige jaren

De jaren twintig en dertig van de vorige eeuw waren bijzonder ongunstig voor het traditionele graanmolenbedrijf. Er kwamen steeds meer meelfabrieken en elektrische maalderijen, die niet meer afhankelijk waren van windkracht. De graanmolens hebben het in een vrij korte periode tegen deze concurrenten moeten afleggen. Het was niet langer lonend graanmolens te herbouwen. Bestaande molens werden zelfs gesloopt voor het hout of om plaats te maken voor andere bebouwing tot de mensen begonnen in te zien dat op deze manier een waardevol kenmerk van het landschap onherroepelijk zou verdwijnen. Al in de jaren die onmiddellijk voorafgingen aan de oorlog van 1940 - 45 was voor het slopen van een oude molen een gemeentelijke vergunning nodig. Dit lag anders hij een beschadigde of verwoeste molen.

 

Storm

Een gemeente kon de eigenaar niet verplichten de molen na een storm te herstellen. Dat was onder meer de reden dat in de gemeenten Heeze en Leende twee oude molens verloren zijn gegaan. Ze werden zwaar beschadigd door de historische storm in de nachr van 14 november 1940. Het was ook in deze nacht dat de spits van de Lange Jan in Weert is afgewaaid. George Adriaens, de vader van de huidige molenbouwer, kan zich het voorval goed herinneren. De storm had orkaankracht 12. Het hoogtepunt viel in tussen 5 en 6 uur 's morgens, maar zelfs daarna waaide het zo hard dat de mensen zich aan de leuning van een brug moesten vasthouden om niet in het water terecht te komen.

Het gevlucht van de oude molen in Heeze was van de as gebroken en lag honderd meter verder in het veld. Hetzelfde lot trof de oude sranderdmolen in Leende. Ook daar was het gevlucht van de as gebroken. Geen van beide molens werd na deze srorm hersteld. Het was oorlog. Tijdens de bezetting had de overheid geen geld over voor monumentenzorg.

 

De oude molen van Heeze

Heeze had in die tijd twee graanmolens. De molen aan de Leenderweg was het eigendom van Pompen en werd de Juffer genoemd. De tweede molen, de Jonker, behoorde aan het kasteel. Hij stond in de Weibossen waar nu het parkeerterrein is van de tennisvereniging Heeze aan de Ds. Kremerstraat. Over de plaats kan geen misverstand bestaan. De heer J.W. Jansen, oud-secretaris en oud-voorzitter van de Heemkundekring Heeze-Leende-Zesgehuchren is daar in 1956 gaan wonen en herinnert zich de resten van het talud regenover zijn huis. In een put naast het talud heeft hij toen de loper van de maalinrichring gevonden en die heeft een plaats gekregen voor de deur van zijn huis.

In de stormnacht van november 1940 verloor deze molen zijn kap en het gevlucht. De molen was hierdoor onbruikhaar geworden. Adriaens de molenbouwer uit Weert heeft toen het gangwerk overgenomen voor de graanmolen De Deen in Luijksgestel. Deze molen is nog Iange tijd in gebruik geweest. Tijdens een zware storm in 1961 werd de heer Adriaens plotseling gebeld door de burgemeester van deze plaats met  het bericht dat de molen was gaan draaien. "War moeten we doen?", riep hij door de telefoon. Toen de molenbouwer ter plaatse aankwam, was het te Iaat. De molenas was gebroken en de wieken Iagen op de grond. Maar ook als hij eerder was geweest, zou hij weinig hebben kunnen uitrichten. Als het geweld van de storm de weerstand van de vang en het gangwerk eenmaal heeft overwonnen, kan een molen niet meer worden stilgezet. De Deen werd echter hersteld. De Jonker van Heeze ging blijvend verloren. In 1951 werd de stenen romp gesloopt en het talud geslecht.

 

Heeft Heeze een derde molen gehad?

De naam van het buurtschap Oude Molen doet vermoeden dat daar ooit ook een molen heeft gestaan. Is er dan nog een derde verdwenen molen? De heer J.F. Hollanders die lange tijd directeur van de afdeling Openbare Werken van de gemeente Heeze is geweest en in de buurtschap woonachtig is, vindt het waarschijnlijker dat het gaat om de molen van de Weibossen. Deze molen moet oorspronkelijk op het grondgebied van het gehucht Oude Molen hebben gestaan. Het gehucht ontleende er zelfs zijn naam aan. Maar de spoorweg, die in 1914 werd aangelegd heeft het gehucht in tweeën gedeeld. Het noordelijke deel met de molen werd hierdoor minder goed vanuit het gehucht bereikbaar. Boeren en vrachtrijders namen de Molenstraat in de dorpskern om naar de molen te gaan. Het pad vanuit het gehucht raakte in onbruik, maar de heer Hollanders weet nog dat het in Oude Molen uitkwam bij het huis van de oude deken Berkelmans. 

Kadastrale indeling

In de jaren tachtig werd de kadastrale indeling van ons land herzien. De hoofdlijnen die van oudsher waren gebaseerd op traditionele gehuchtengrenzen, maakten plaats voor een meer rationele en univer- sele indeling in percelen. Het is nu niet meer goed mogelijk om de gehuchtengrenzen in een kadastrale kaart terug te vinden en vast te stellen tot hoever het grondgebied van Oude Molen zich naar het Noorden uitstrekte. Maar als de molen van Oude Molen inderdaad dezelfde is geweest als die van de Weibossen is, heeft Heeze nooit meer dan twee graanmolens gehad. Voorlopig is het een veronderstelling en ook de heer Hollanders beseft dat het definitieve bewijs voor deze veronderstelling nog niet is geleverd.

 

De oude molen van Leende

De oude standerdmolen van Leende stond aan de " Weg naar Valkenswaard tegenover waar zich nu het restaurant Jagershorst bevindt. Er is niets meer van terug te vinden behalve de molenput naast het fietspad naar de manege De Molenberg. Het is niet meer dan een ondiepe kuil die is begroeid met kreupelhout.

De molen behoorde ooit aan het kasteel van Heeze en werd in 1935 door de toenmalige baron verkocht aan Kerkhofs in Reusel. De molen was aan onderhoud toe, maar de zaken gingen slecht. De nieuwe eigenaar was niet bereid er geld in te steken en deed de molen over aan Staatsbosbeheer waar begrip bestond voor de historische betekenis van het bouwwerk. De molen werd volledig gerestaureerd* en in 1937 verpacht aan de nieuwe molenaar Janus Kees uit Leende. Deze heeft een aantal jaren gedraaid tot aan de fatale stormnacht van 14 november 1940 toen de molen de wieken verloor en zwaar werd beschadigd. Het is tot op de dag van vandaag onduidelijk hoe dit heeft kunnen gebeuren. Molenaar Kees had die avond de molen in het werk achtergelaten, zoals hij gewend was te doen. Het gangwerk was geblokkeerd door de molensteen en de vang. Normaal kan er dan niet veel mis gaan. Molenbouwer Adriaens betwijfelt echter of deze maatregel voldoende is geweest om een storm met orkaankracht te overleven. Tegenwoordig, zegt hij, worden de wieken voor alle  zekerheid met een ketting vastgelegd aan een kruipaal. Maar de molenaar kan geen verwijt worden gemaakt. Een dergelijke zware storm is een uitzondering. Ook andere molens in de omtrek zijn er aan te gronde gegaan. Door de wieken vast te leggen voorkomt de molenaar dat deze tijdens een storm gaan draaien en de molenas breekt. Het kan dan nog gebeuren dat de standerd breekt en het molenhuis met het gangwerk naar beneden valt. De schade is dan aanzienlijk groter, maar dat is bij de oude molen van Leende niet gebeurd. Het huis is overeind gebleven. Herstel was daarom niet onmogelijk. Ondanks de inspanning van de burgemeester Manders, is het er niet van gekomen want het was oorlog en voor restauratie van historische bouwwerken vond hij geen aandacht. Medewerkers van Staatsbosbeheer hebben bruikbare onderdelen zorgvuldig opgeslagen, maar later van de hand gedaan toen bleek dat de molen niet zou worden hersteld. De molen werd daarmee een herinnering.

 

Herbouw

In 1989 vatte Frans Hagenaars uit Leende het plan op de oude molen na te bouwen. Hij vond gehoor bij zijn buurman Dré van Overdijk die bereid was hem met deze onderneming te helpen. Het zou een kleinere uitvoering worden, maar toch groot genoeg om productie te maken en graan te malen.

Nu - na twaalf jaar bezig te zijn geweest - is de standerd en de constructie van de kast nagenoeg gereed. Kortgeleden werd de fundering gestort voor de poeren waarop de standerd met de kast worden geplaatst.

“Wij houden ons aan de oude bouwvoorschriften,” zegt Frans Hagenaars. “We proberen het niet beter te doen. Dat zou trouwens niet gaan. Het oorspronkelijke technische ontwerp van een Brabantse windmolen is perfect. Je kan de wieken van ijzer maken in plaats van hout en denken dat ze langer zullen meegaan. Dat laatste klopt, maar dan ontstaan er ergens anders weer problemen. Het ontwerp van de molen is door de eeuwen heen beproefd en vervolmaakt.”

In  Nederland en Vlaanderen hebben tienduizenden molens gestaan. De economie van deze landen was er van afhankelijk. Ze hebben echter plaats moeten maken voor nieuwe productiemiddelen. Een aantal bijzondere molens is behouden en deze worden nu beschouwd als monumenten uit een voorbije tijd.  

De herinnering aan veel verdwenen molens is blijven voortbestaan in een plaatsnaam of een verhaal. Het is dan een uitdaging om te reconstrueren hoe de molen er uit heeft gezien en waar hij heeft gestaan. Van de verdwenen molens van Heeze-Leende is dit redelijk goed bekend, hoewel er nog veel vragen op een antwoord wachten. Binnenkort kunnen de lezers van dit tijdschrift naar het radio-intewiew luisteren met Frans Hagenaars en Dré van Overdijk die bezig zijn met de bouw van een standerdmolen in Leende. Bijzonderheden over deze uitzending worden tijdig aangekondigd. Het interview zal ook  verkrijgbaar zijn op cassette.

Behalve een paar correcties (verwerkt in de tekst) had G. Sturkenboom, molenaar te Heeze, nog enkele aanvullende opmerkingen.

In “De Molens van Zuid-Holland” (1980) wordt vermeld over de molen Jan van Arkel te Arkel (Z.H.):

- Het huidige bovenwiel (ook wel aswiel genoemd) is afkomstig van de in 1942 gesloopte beltmolen te Heeze (N.B.).

- Sturkenboom heeft nog een fotootje van dit bovenwiel op een stenen puinhoop. Dit valt dus te verifiëren. Gezien de jaartallen (1940 en 1945) lijkt dit erg aannemelijk.

* Heemkronyk 41 nr.2 pag. 24

 

 

Het gangwerk van de standerdmolen

Het gangwerk van een molen wordt aangedreven door de molenas met het aswiel of de bonkelaar. De as ligt op twee balken. Het zijn de windpeluw aan de windkant en de penbalk aan de achterkant van de kast. De molenaar spreekt van de voorkant van de molen omdat aan deze kant zich de ingang bevindt. De kammen van het molenwiel vallen in openingen tussen de staven in het rondsel dat op zijn beurt de steenspil en via deze spil de molensteen aandrijft. De koppeling wordt gemaakt door de bovenkant van de spil in de neut te plaatsen en met een spie te verankeren. De molen staat dan in het werk. Er kan worden gemalen. De molensteen bestaat uit een ligger en een loper. In de loper die boven de ligger draait zit het kropgat met het molenijzer of de rijn waarin de klauw van de spil past en waarin ook her graan wordt gestort. De loper rust aan de onderkant op de bolspil. De molenaar regelt de maalhoogte tussen de loper en de ligger door de bolspil met de pasbalk naar boven te bewegen. Tijdens het malen verspreidt het graan zich tussen de stenen en valt als meel in de kuip. Een schraper die aan de loper vast zit, duwt het meel naar de opening in de meelring waar het wordt opgevangen in een zak.

De molenas van de Brabantse standerdmolen draait vrij en ongelagerd op twee stenen die baansteen en de pensteen worden genoernd. De as maakt een kleine hoek met het horizontale vlak zodat het gevlucht enigszins omhoog kijkt. Dit is gedaan om te zorgen dat de as door zijn eigen gewicht de juiste positie houdt.

Het gangwerk wordt geremd en het gevlucht stilgezet door de vang tegen het molenwiel te klemmen. De molenaar doet dit om de molen te kunnen kruien en naar de wind te keren of om de zeilen te zwichten bij aanwakkerende wind. De molen blijft in dat geval in het werk. De molen wordt pas uit het werk gezet door het rondsel te lossen van het aswiel.

Ga terug