nogmaals bekeerling 1627

Heemkronijk jaar:1963, jaargang:2, nummer:7,  blz.106 -108

Nogmaals: “Een bekeering uit 1627 te Heeze“

door: J.v.de Zande 

Van Anthonius Janssen Box, genoteerd door T.v.O-G in Heemkronyk 2e jaargang, nr.6. Nov./Dec. 1963.
Volgens de laatste (niet genoteerde) regel was deze brief gericht aan:
“Den eerweerdige wijse ende godsaelige heer mijn heere den bisschop thartoegenbosch.” (Schutjens Gesch.v.h.Bisdom de IV - p. 762)
Mr. Franciscus Donschot, van 1622.tot 1627 pastoor te Heeze –(eigenlijke naam is Franc.v.d.Eijnde, doch hij schijnt den naam van Donschot bij voorkeur te bezigen om zich te onderscheiden van zijn naam en tijdgenoot Franc.v.d.Eijnde, pastoor van Someren of (Lierop?) die meermalen Francis Joannes Lemmers tekent) aan den Bisschop van ’s Bosch.
Donschot logt in 1625 de verklaring af, dat hij in het bouwen van de pastorij veel van het zijne heeft toegedragen, dat een kapelaan hoog noodig is en dat er veel dwaalbegrippen en misbruiken bestaan.
In onderstaande brief van 12 April 1627 beschrijft de pastoor Donschot op een treffende wijze, de bekeering van zekeren Antonius Janssen Box, welke bekeerling de predikant van Vlijmen, bij de brief, in de ketterij poogde terug te slepen.
Zeereerwaarde vader.
De bekeering vanAntonius Box scheen eerst, ongeloofwaardiger toe aan de katholieken als aan de ketters en bovendien is er heel wat gedisputeerd zowel bij deze als de menschen uit de achtcrlanden, dat, hoewel ik voldeed aan Uw brieven en Uw verlangen. Zijne Exellentie moest weten dat hij in alles uitblonk als goed gehoorzaam katholieken.
Ik heb hem gevraagd of hij zelf bezwaar had tegen die kwesties, die hij gewoonlijk aan anderen voorlegde n.l. tegen de Eucharistie en de H.mis enz. en op welke manier hij overtuigd was.
Hij antwoorde mij dat hij al die vragen in de steek liet en alleen geloofde aat de H.Moeder de Kerk voorschreef wat geloofd moest worden.

Antonius kreeg verschillende brieven en waarschuwingen van ketters uit Holland met name van een predikant uit Vlijmen die hem probeerde bang te maken door Schrifturen en verschrikkelijke voorbeelden en hem, opdat hij hem weer terug zou roepen tot de ketters in Holland beloofde dat hij zou bewerken dat hij landmeter zou worden in vele gouwen (dorpen) op welke brieven hij zich niet verwaardigde te antwoorden. Toen hij zich niet met de ketters, die zich in de gehuchten ophielden inliet, kwamen zij naar hem toe, weenend en klagend en hij liet zich aan hen niet zien, tenzij met een streng uiterlijk en bekende hen in het openbaar dat hij reeds R.K. was, maar ook probeerde hij een bepaalde ketter uit zijn dorp over te halen en volledig tot het geloof te bekeeren.
Heel zijn familie bezocht vaak de kerk en de goddelijke dienst, waarop hij zich ijverig voorbereidde om met Pinksteren het Sacrament van de Biecht en de H.Comnunie te kunnen ontvangen, maar Antonius was niet alleen tevreden in de kerk maar ging zelfs bij het koor en was tegenwoordig vlak bij het altaar en de priester, zelfs ook in de processie's van het heilig Sacrament en ging tenslotte zover in zijn bekeering dat hij van os allen een ongeloofelijke lust veroorzaakte en door velen zoete tranen werden geplengd en zoo'n groote overwinning en verheerlijking ontving de kerk als zij nooit te voren heeft gekend in alle oorlogsgerommel in een tijdsruite van 40 jaar.
De overige ketters werden erg gekweld, evenwel er zijn er al zonder hoofd en licht, van wie wij hopen dat ze door zijn voorbeeld tot de kerk zouden komen.
Dies blijft er niets meer over dan dat hij weer hersteld werdt in zijn vroegere vrijheid, wat wij vurig vragen en ook dat Uwe excellentie zich wil verwaardigen hen aan het Brusselsche hof aan te bevelen om hem het ambt van landmeter hier en elders te laten uitoefenen, wat van veel waarde zal zijn voor het vaderland des te meer omdat hij zorg draagt voor de meetkunde en het heilzaam is voor Antonius, die wordt gedwongen het gevaarlijk gezelschap van vogelwichelaars te twisten en te praten in verschillende aangetaste gebieden wat wij, opdat hij niet alleen gaat geloven vurig hopen opdat hij zich waardig keurt aanbevelingsbrieven te versturen waarmede hij zich aan de Brusselsche Gommissie van landmeters kan presenteeren. Moge Uwe Zeer waardige Exellentie dit behagen, wat de allerhoogste God lang in zijn volk ongedeerd bewaarde.
Geschreven in Heeze     De 14 Mei 1627 (vert.Th.V.)

Ga terug