Het Kerkinterieur van Zesgehuchten

Heemkronijk jaar:1987, jaargang:26, nummer:2, pag:47 -60

HET KERKINTERIEUR VAN ZESGEHUCHTEN

Door: G.Vr.

 

Over de kerk van de H.H.Maria en Brigida te Zesgehuchten is al menigmaal geschreven. Geen wonder: met een geinteresseerde historicus en vele aktieve mensen in een -door zo- veel gemeenschapszin gekenmerkte- parochie(1).

Bij de pogingen om het kerkgebouw op de lijst van beschermde monumenten te krijgen, is er terecht op gewezen dat het geheel van meubilair (afgezien van de in 1962 verwijderde kommuniebank en preekstoel), polychromie en beglazing heel goed de uitloop van de neogotische periode toont. In weinig kerken is de polychromie gespaard voor de witkwast van de versobering. Onvoorstelbaar radikaal is veel neogotische polychromie, goede en minder goede, uit onze kerken vernietigd. Hier en daar zijn weer fragmenten tevoorschijn gehaald, doch de kerken met gave beschildering zijn nu op de vingers van één hand te tellen.

Pastoor W.Clabbers, kerkbestuur en parochianen van Zesgehuchten hebben geijverd voor en gewerkt aan een restauratie, die met een gelukkig sukses is bekroond. Naar aanleiding van het onlangs gereedkomen van de restauratie van het interieur (aan het orgel wordt overigens nog druk gewerkt) besteden we daaraan in deze bijdrage aandacht.

 

HET KERKMEUBILAIR

Bouwpastoor L. de Beer (1868-1895) was al uitvoerig in bespreking geweest met het atelier van J.P. van den Mark te Eindhoven, toen hij in 1883 de aanvraag van het hoofdaltaar voor zijn nieuwe kerk naar de Bisschop zond. Jan v.d. Mark had een offerte gemaakt van een hoogaltaar in Caensteen, met baldakijn van Savonnière. In de expositietroon ontwierp hij een palmhouten kruis met eikehouten corpus, tezamen voor 2000 gulden. Dit altaar werd geplaatst en tegelijk met de kerk in 1884 gekonsakreerd.

Het was niet, zoals zo vaak in de neogotiek, een retabelaltaar. Van der Mark ging zijn eigen weg, en met sukses. In zijn altaar domineert de grote toren boven het tabernakel. Zij doet denken aan sakramentstorens uit de Middeleeuwen, die toen steeds geplaatst werden aan de noordzijde van het altaar, zoals nog te zien is in Meerssen en in vele Belgische en Duitse kerken.

Naast de toren zijn bescheiden, trapsgewijze, kaarsenbanken in hout aangebracht, met goed snijwerk versierd. Twee engelenbeelden met schild flankeren de toren. Hun schilden dragen eucharistische teksten, de ene uit het Evangelie volgens Johannes (6, 51), de andere uit een hymne van de H. Thomas van Aquino(2).

Voor het graveerwerk op de koperen tabernakeldeur werd gekozen voor een bijbels tafereel, dat in een lange traditie gold als een voorafbeelding van het Eucharistisch offer: Melchisedek, koning en priester te Salem (= vrede) biedt Abraham brood en wijn aan. In de oudste Romeinse miscanon (: Eucharistisch gebed) wordt dit offer van Melchisedek reeds genoemd.

Op de hoeken van de deur staan de symbolen van de vier Evangelien. Middenonder: de Ark van het Verbond, waarin Gods Woord bewaard werd en waarboven God aanwezig was tussen het Joodse volk. Vermoedelijk zijn niet lang na 1884 de zijaltaren geplaatst, die qua vorm al evenzeer van de traditie afweken als het hoofdaltaar.

Dan duurt het ruim tien jaren, voordat Van der Mark opnieuw opdrachten -een hele reeks- krijgt. Pastoor R.J. Staal (1895-1907) bestelt bij hem de preekstoel (1895), het missiekruis (1897), de vont (fons = bron van leven), het Pië- ta-beeld (1898), de kommuniebank en de biechtstoeldeuren (1899); alles -behalve uiteraard de deuren- van Caen-steen.

In 1898 wordt het hekwerk voor de kapellen achter in de kerk aangebracht. Kommuniebank en preekstoel zijn in 1962 verwijderd (en vermoedelijk stukgeslagen).

Wanneer de stenen beelden precies in de kerk geplaatst zijn, is niet duidelijk. Uit het beste neogotische atelier, namelijk dat van Hendrik van der Geld te 's-Hertogenbosch, stammen de beelden van het H.Hart en Maria met kind. Dit 1aatste beeld is gesigneerd. Een zelfde eksemplaar leverde Van der Geld voor de Bossche kathedraal van St.Jan.

Het beeld van de H.Barbara (met de toren naast zich) moet eveneens toegeschreven worden aan Van der Geld. Vermoedelijk is het stenen Brigida-beeld (dus niet het houten, dat Van Eck uit Eindhoven later snijdt) niet van zijn hand, daar hij in het noordertransept van de St.Jan een heel ander Brigida-beeld heeft geplaatst. Het is met de overige beelden(3) afkomstig uit het atelier van Jan van der Mark. Gezien zijn bijdrage aan het kerkinterieur, staan we wat langer stil bij zijn persoon en werk.

Zijn vader, Henricus Joh. van der Mark (Den Haag 1821-Oirschot 1900), omstreeks 1849 van Den Bosch naar Oirschot verhuisd, werkte als beeldhouwer in de neobarokke trant. Hij bouwde in die hoedanigheid een goede naam op. Om een indruk van zijn werk te krijgen, kunt u de orgelkas en biechtstoelen in Erp en de orgelkas in de kapel van de Choorstraat in Den Bosch gaan zien.

Van zijn drie zoons, Joannes Petrus (geb.1852), Wilhelmus (geb. 1855) en Jan Baptist (geb. 1858), zetten de eerste twee het atelier van hun vader voort, korte tijd in Oirschot, sinds 1882 te Eindhoven. Jan was ruim een jaar opgeleid aan de St.Lucasschool te Gent (14 februari 1877 - 9 november 1878). Het atelier was gevestigd aan de Kleine Berg, waar nu nog het statige huis met skulptuur aan de gevel opvalt. Men noemde het daarom wel "de kleine St.Jan".

Na het vroegtijdig overlijden van Willem in 1887 zette Jan de werkzaamheden steeds in de neogotische trant- voort, totdat hij in 1910 emigreerde naar Chicago.

Deze Jan, die zichzelf architekt en beeldhouwer noemde, was de man die voor Zesgehuchten werkte. Boven zijn nota's stond: ”Marmer- en steenhouwerij, kerkmeubelen in hout en steen, gerestaureerde oude meubels, Grafmonumenten en schoorsteenmantels”. Een kwitantie te Stiphout draagt het bovenschrift: ”J.v.d. Mark en Zonen, beeldhouwers en meubelmakers". Er blijkt enigszins uit wat voor "kunstopvatting" aan de arbeid ten grondslag lag: hoge kunst werd niet gepretendeerd, men streefde naar meubilair van een goede kwaliteit, dat aan de vraag en de heersende smaak beantwoordde.

In de enkele decennia dat het atelier aktief was, moest het konkurreren met de Bossche ateliers van o.a. Hendrik v.d. Geld en M.v. Bokhoven en met het grote atelier van Jan Custers in Stratum. Dank zij de grote vraag voor de vele neogotische kerken kon het standhouden. Maar Jan zag de belangstelling voor de neogotiek verdwijnen en het valt dan ook best te begrijpen dat hij naar Amerika vertrok, waar die belangstelling langer voortduurde. Het werk uit zijn atelier is niet van de hoogste klasse. Toch loont het de moeite het wat nader te bekijken, want het heeft verrassende trekken. Rond Eindhoven zijn nog goede ensembles te zien. Het is een klein "kerkepad" waard, dat behalve naar Zesgehuchten voert naar Nederwetten, Gerwen en Stiphout(4). Voor Nederwetten vervaardigde Van der Mark het hoofdaltaar, het sobere zijaltaar, de biechtstoel en de preekstoel. Deze laatste bezit -naast traditionele voorstellingen- een verrassend relief met als thema de parabel van het onkruid tussen de tarwe(5).

In Stiphout vindt u drie stenen altaren, een houten preekstoel, een koorbalustrade en een opvallende bidstoel. Naast de gebruikelijke ikonografie (6) treft u hier een letterlijk uniek thema aan, dat verder nergens ter wereld te vinden is en zeer typerend voor die tijd. Op de trappalen van de preekstoel staan twee beelden: het ene stelt Mozes voor met de stenen tafelen, waarop de tien geboden van de Goddelijke Wet staan (een vaak voorkomend onderwerp), het andere de Kerk met in haar handen een Banderolle waarop de vijf geboden van de H.Kerk staan aangeduid. Deze vijf geboden van de Kerk, bedoeld om voor ons een steun te zijn in het christelijk leven, werden in die jaren in ons land in de praktijk beleefd en bijna even sterk benadrukt als de tien geboden. Was het een Calvinistische invloed, die de Nederlandse ka- tholieken het gevoel gaf: hoe strenger, hoe beter? Het altaar en de preekstoel in de oude kerk te Gerwen(7) hebben door de lange leegstand van de kerk veel geleden. Ze zijn enigermate gerestaureerd.

 

DE RAMEN

Bij de bouw van de kerk in 1880 werden enkele grisaille-ramen geplaatst door C.Lommen uit Roermond. In 1912 kwamen er twintig bij. Vele daarvan moesten later plaats maken voor figuur-ramen. Lommen had aanvankelijk gewerkt in het reuze-atelier van Cuypers te Roermond en was -zoals menige "kunstenaar" uit dit atelier- later voor zichzelf begonnen. Hij polychromeerde en beglaasde o.a. de kerken van Netersel, Bladel, Best, Haarsteeg, Vlijmen en Nuland. Als glazenier was hij de mindere van zijn stadgenoot F.Nicolas.

Het duurde tot 1917, voordat pastoor W.Beekmans (1907- 1919) figuur-ramen liet aanbrengen. Het waren de ramen van St.Anna en de H.Johannes Evangelist, van de Moeder Gods en St.Jozef en van de H.Franciscus van Sales, bisschop, en de H.Antonius van Padua, alle in het priesterkoor, afkomstig van de bekende Capronnier te Brussel(8). Dit atelier -in die tijd op zijn retour- had onder koning Willem I een gro- te rol gespeeld bij de herleving van de glasschilderkunst. Het was ook na de afscheiding van Belgie enkele generaties lang vele kerken in Nederland blijven beglazen. De St.Jan in Den Bosch en de Mariakerk te Oss zijn sprekende voorbeelden.

Een gift bezorgde plotseling de kerk van Zesgehuchten een grote reeks van vijftien ramen met voorstellingen van de Geheimen van de Rozenkrans (geplaatst tussen 1916 en 1921), de twee grote ramen in het transept met de Visitatie, de ten Hemelopneming van Maria en de 12 Apostelen (geplaatst in 1920), de Annuntiatie en de Kroning van Maria in het priesterkoor, het raam van Christus' doop in de doopkapel en tenslotte het (verdwenen) Ceciliaraam in de westgevel.

De twee achterste ramen in de zijbeuken werden vervaardigd door P.Stroucken sr., alle andere door H.P.Stroucken en Zn. te Roermond. Dat het zakelijk toeging op een dergelijk atelier, blijkt wel uit de signatuur in het raam met de kruisdood: ”P.Stroucken en Zn. afd. figuurglas".

De herleving van de glasschilderkunst viel samen met de bloei van de neogotiek. Barok en neobarok kenden (bijna) geen kleurramen, de neogotiek vroeg erom. Voor de tekening van de figuren baseerde men zich op de stijl van de Nazareners, een hoofdzakelijk Duitse vrome schildersgroep in de 19de eeuw. De tere zacht-vloeiende lijn, die wij moeilijk waarderen, werd toen als vroom en edel ervaren. Wat wij in Zesgehuchten kunnen waarderen, is niet de tekening van de figuren of de cliché-matige kompositie, maar wel de kleuren- kombinaties; de totale kleurenindruk. De neogotiek liep af en dat is te zien. Brom besteedt in zijn ”Herleving van de kerkelike kunst in katholiek Nederland" (1933) geen woord aan Stroucken. De herkenning van de voorstellingen op diens ramen was ongetwijfeld groot, want ieder gezin bad in die tijd de rozenkrans en kende de blijde, droevige en glorievolle geheimen.

Een tijdsdokument blijven zij.

 

DE POLYCHROMIE

Het interieur van een neogotische kerk in het begin van de twintigste eeuw was wel erg vol en druk. Waren het -rijk gebeeldhouwde- hoogaltaar, de zijaltaren, de kommuniebank, de biechtstoelen en de preekstoel de grote blikvangers, bescheidener maar nadrukkelijk vroegen, verspreid door de hele kerk, beelden de aandacht, die tegen pilaren stonden of op piedestals, met bloemen op tafeltjes, staande lusters en kaarsenbakken, alles omgeven door kleuren- en taferelenrijke ramen en wanden, gewelven en pilaren die geheel overdekt waren met polychromie.

Geen wonder dat een verlangen naar versobering daarop de reaktie was. Van dit eenvoudsstreven heeft de polychromie het meest geleden, en definitief. De hele kerk werd vaak in lichte monochrome kleur overgeschilderd en iedereen was tevreden met de rust die dit bracht. Maar het overschilderen ging zo radikaal, dat hele ensembles sohilderingen verdwenen. De laatste jaren zijn we de talloze eentonige lichte interieurs te saai gaan vinden en gaan beseffen dat er te veel weggevaagd is. Opnieuw wordt de architektuur door beschildering geaksentueerd en hier en daar haalt men de oorspronkelijke taferelen terug (bijv. te Gemert, Enschot, Eersel). We zijn er gelukkig mee dat althans in een paar kerken de gehele beschildering gespaard bleef. Want zo'n polychromie laat het eigen karakter van een neogotische kerk zien.

Er zijn -ook in het bisdom 's-Hertogenbosch(9)-  vele kerkschilders, polychromeurs, aktief geweest. In de kunsthistorie wordt hun werk niet hoger gewaardeerd dan het behangsel in de huizen. Het afgelopen decennium valt echter een toenemende belangstelling voor het vakmanschap van de polychromeurs waar te nemen en worden hun technieken van het steenschilderen en schabloneren met grote interesse bestudeerd (10). Met name de vervaardiging van tableaus met hele taferelen of figuren stelt bijzondere eisen. Daar valt de zwakte van de polychromeur vaak eerder op.

In Zesgehuchten is niets overgeschilderd en waar de beschildering gehavend was, is zij voortreffelijk hersteld. De polychromeur was P.H.Bockholts, geboren in 1871 te Eindhoven. Hij studeerde aan de St.Lucasschool te Gent en werd leraar aan de ambachtsschool in zijn geboorteplaats. Als negentienjarige was hij al aktief in de kerk van Leende. Uit de spaarzame rekeningen in het parochiearchief van Zesgehuchten valt af te leiden, dat hem door pastoor R.J.Staal in 1895 of iets eerder, dus op 24-jarige leeftijd, gevraagd is de kerk te beschilderen.

Later werkte hij in Mierlo (1899) en in Gerwen (1917), waar nog een aantal op doek geschilderde gestalten bewaard zijn. Zijn lambrizering in het priesterkoor is goed schabloonwerk. In de boogvelden boven de arkaden van het schip ziet u gestileerde bloemtakken, de ribben en schalken dragen florale of geometrische ornamenten. Het priesterkoor is naar gewoonte wat rijker versierd. Daar zijn een reeks symbolen op schilden en een reeks arma Christi (lijdenstekenen) aangebracht (11). Beide reeksen ziet u tweemaal.

Een belangrijke plaats in het interieur wordt uiteraard ingenomen door de kruisweg en de tableaus die in de periode 1897-1900 werden aangebracht door A.Brouwer uit Hilversum. Hij is de schilder van het grote doek in de Mariakapel van de St.Janskathedraal. Op de muur achter dit doek had hij een (nog steeds aanwezige) schildering aangebracht, die vanwege de technische kwaliteit niet werd geaksepteerd. Toch kreeg hij kort daarop een nieuwe opdracht, die hij op doek realiseerde, ditmaal tot grote tevredenheid.

Aangaande Brouwer schrijft C.Peeters in zijn boek over de St.Jan: ”Anthonius Brouwer, geboren te Nijkerk 18 juli 1827 en overleden te Hilverseum 4 juli 1908, begon zijn loopbaan als rijtuig- en huisschilder, studeerde van 1849 tot 1855 aan de Rijksacademie te Amsterdam onder leiding van J.W. Pieneman en was vanaf 1850 te Hilversum gevestigd. In 1856 ging hij de religieuze kunst van de Düsseldorfer schildersschool bestuderen en van 1859 tot 1861 vergrootte hij zijn bekwaamheid door lessen aan de Tekenacademie te München te volgen. Zijn praktijk bestond vooral uit de levering van kruiswegstaties aan kerken (Hilversum St.Vitus, Bussem, Naarden, Baarn, den Bosch St.Cathrina, Haarlem, den haag, Tilburg, Boskoop, Breda, Helmond St.Lambertus)” (12).

Peeters noemt Zesgehuchten niet. Een opsomming van heel het oeuvre van Brouwer zou zeker te ver gevoerd hebben.

In de kerk van Zesgehuchten steekt zijn werk duidelijk uit boven dat van de glazenier en polychromeur. Misschien kunnen wij, na alle bewust-deformerende en experimentele kunststromingen beleefd te hebben, de toenmalige voorkeur voor de tere, zacht-vloeiende lijn moeilijk delen, maar wie de doeken in het priesterkoor en bij de zijaltaren goed bekijkt, ontdekt wel de kwaliteiten.

"De afkondiging in 1854 van het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria door Paus Pius IX” is vooral merkwaardig. Dit doek is, evenals "De reis van de H.Familie naar Jeruzalem” uiterst typerend voor de vroomheid van die tijd. De andere door hem geschilderde taferelen, namelijk "De Aanbidding der Wijzen”, "Het aanwijzen van het LamGods door Johannes de Doper , "De Emmausgangers” en "De geloofsbelijdenis van de Apastel Thomas’’, zal men bij goed toezien toch enigermate kunnen waarderen om de kompositie, de kleuren en de waardigheid, hoezeer ook onze smaak is gewijzigd en -vooral- onze religieuze gevoeligheid verzwakt.

Hoe de waardering van de boven beschreven werken uitvalt, hangt af van de plaats waar men gaat staan: in de grote kunstwereld of in het plaatselijke milieu van een gewone parochie, die veel offerde, omdat ze graag de aankleding van het "Huis van God" wilde voltooien. De kunstenaars waren aan dit verlangen dienstbaar en wilden dat ook, doch moesten zich uiteraard vaak schikken naar de beschikbare middelen van de parochiegemeenschap. Terwijl de grote kunst vele beschermers heeft, moeten de bescheidener kunst- uitingen beschermd worden door de mensen die weten hoe ze tot stand gekomen zijn en voor wie ze een speciale gevoelswaarde hebben gekregen. Voor een kerkgebouw geldt dat in het bijzonder, omdat daar geloof, gebed, vreugde en verdriet gezamenlijk gevierd zijn. Daarom is de zorg van de Zesgehuchtense gemeenschap zeer te waarderen.  

 

NOTEN

(1 ) "Groot Eindhoven", editie Zuid, 26 februari 1975 en 12 maart 1975; L.J.Coolen,"Schilderwerk in de kerk van Zesgehuchten" in: ”Heemkronijk", jrg.20 (1981), nr.2, p. 60-65; J.Coenen in het feestprogramma van het eeuwfeest in 1981 en in "Kerk in de steigers” (1983).

(2) Op het schild van de engel aan de noordzijde staat: "Hic est panis qui coelo descendit. Qui manducat hunc panem vivet in aeternum” 'Dit is het brood dat uit de hemel is neergedaald. Wie dit brood eet, zal le- ven in eeuwigheid. Joh.6, 51.) Op het andere schild staat: ”Adoro Te devote latens Deitas que sup (sic!) his figuris vere latitas”  (Ik aanbid U vroom verborgen God, Die onder deze gedaanten verborgen werkelijk aanwezig zijt).

(3) St.Anna met Maria, Leonardus van Veghel de martelaar van Gorkum, Norbertus met de aartsketter Tanchelm onder zijn voet, Lucia, Willibrordus en het Pausbeeld (vermoedelijk voorstellende de H.Cornelius, de patroon van het hoornvee).

(4) Het meubilair dat hij voor Lieshout maakte, is met de kerk weggeruimd. Nog aanwezig zijn in ons bisdom: te Vessem een preekstoel, te Oerle een fragment van de kommuniebank, te Aarle-Rixtel een grafmonument op het kerkhof, te Lennisheuvel een preekstoel, afkomstig uit de vorige kerk te Beek en Donk, te Geffen een hoogaltaar en beelden. In het parochie-archief van Vessem bevinden zich enkele ontwerptekeningen van een kommuniebank en een preekstoel.

(5) Aan het hoofdaltaar de gewone voorafbeeldingen van het Offer van Abel en het Offer van Isaak. Aan de biechtstoel een relief van de terugkeer van de verloren zoon. Verder beelden van Johannes de Doper en de profeet Malachias (die het offer dat overal ter wereld zou worden opgedragen, voorspelde).

(6) Ikonografie in Stiphout

Hoogaltaar: de hoge middentoren wordt geflankeerd door twee reliefs:

1. Christus en de Emmausgangers

2. de offers van het oude Testament: reukoffer, spijsoffer

H.Maria-altaar:

- Annuntiatie

- Visitatie

 - kroning van Maria

St.Jozef-altaar:

- het huwelijk van Maria en Jozef

- het sterfbed van Jozef

Preekstoel:

-Mozes in het kamp van de Israëlieten

Reliëfs: - David en de profeet Nathan

     - Ecclesia (Kerk) met tiara

     - de twaalfjarige Jezus tussen de leraren

     - de uitzending van de Apostelen

Beelden:

- Christus, Johannes de Doper, de vier Evangelisten, de vier westerse kerkvaders: H.Augustinus, H.Gregorius de Grote, H.Ambrosius, H.Hieronymus

- Mozes met de tien geboden en de Kerk met de vijf geboden.

Koorbalustrade:

- H.Cecilia aan het orgel

- H.Ambrosius van Milaan (schepper van de hymnen)

- H.Gregorius de Grote (Gregoriaans, naar hem genoemd)

Biechtstoelen:

- Maria Magdalena

- boetvaardige Petrus

- Johannes Nepomuk, martelaar voor het biechtgeheim

- terugkeer van de verloren zoon

- engel met schild waarop eendoodshoofd (boetvaardige beschouwing) 

- engel met schild waarop een weegschaal (recht, goed beheer)

bidstoel: beeldjes van het H.Hart van Jezus en de Moeder Gods.

(7) Altaar: relief van de Emmausgangers; preekstoel: prediking van Mozes en de uitzending der apostelen.

(8) In het raam van St.Anna staat een wapen van een kanunnik of een Protonotarius Apostolicus of een Huisprelaat van Z.H. de Paus, kenbaar aan een zwarte hoed met aan weerszijden drie afhangende kwasten. Het wapen is gevierendeeld: 2) onduidelijk; vermoedelijk een bloeiende tak; 1) H.Michaël; 4) twee zwemmende zwanen; 3) kerkgebouw.

(9) Lommen (Roermond):

Dommelen

Eersel

Milheeze

Wintelre

P.H.de Boer (Tilburg): Afferden, Best, Helmond, Nuland, Schijndel.

Em.Perey (Venlo): Cuyk, Beers, Beuningen, Bergharen, Lierop, Helmond, Lithoyen, Wanroy, Helvoirt.

Th.Hermsen ('s-Hertogenbosch): Elshout, Bergeyk, Deurne, Overasselt, Tilburg ('t Goirke), 's-Hert0genbosch (St.Jan)

F.J.Kops ('S-Hertogenbosch): Appeltern, Lierop, Maasbommel. M.H.v.Winssen en v.d.Wiel: Liempde, St.Anthonis, Weurt.

J.Oosterman (Blaricum): Borkel en Schaft, 's-Hertogenbosch (H.Catharina), Eindhoven (Villapark), Uden.

Cuypers (Roermond): Veghel, Aarle-Rixtel, Druten,enz.

P.H.Bockholts (Eindhoven): Leende, Mierlo, Zesgehuchten, Stiphout.

(10) Zie met name: Erwin Mayer, "Raum und Austattung Rheinische Kirchen 1860-1914”. Uitgave: Schwann, Düsseldorf 1981.

(11) De symbolen: 1) vis, leeuw, pelikaan; 2) slang door Mozes opgeheven, Lam met zegevaan; 3) Christusmonogram tussen alpha en omega; 4) kelk met hostie, adelaar; 5) eenhoorn, tafel met toonbroden, ark van het verbond.

Arma Christi: 1) het lege graf met de doek, haan van Petrus' verloochening, dertig zilverlingen; 2) kruis met lans en spons; 3) I H S ; 4) hamer, nijptang, drie nagelen, lantaarn, fakkel; 5) doek van Veronik. doornenkroon, geselkolom, gesel, ladder.

(12) C.Peeters, "De St.]anskathedraal", 's-Hertogenbosch 1985, p.317. Zie ook: H.Luns in: ”Nieuw Biografisch Woordenboek" deel I, Leiden 1911, p. 480-481;

P.A.Scheen, "Lexicon Nederlandse Beeldende Kunstenaars 1750-1950" deel I, 's-Gravenhage 1969, p.171;

G.Brom, ”Herleving van de kerkelijke lunst in katholiek Nederland", Leiden 1933, p. 69 en p. 212.

 

Ga terug