Patienten van Ds.Kremer, vervolg en slot

Heemkronijk jaar:1987, jaargang:26, nummer:1, pag:18 -24

PATIENTEN VAN DS. KREMER, VERVOLG EN SLOT

door: C.S. Smit

 

Eind vorig jaar kreeg ik van onze predikant (Ds. C.Maats van Heeze c.a.) een brief toegeschoven van iemand uit Ede, die wat meer wilde weten van de Heezer predikant-oculist. De Edenaar is bezig met een studie over Ds. Hasebroek als predikant. Uit bewaard gebleven brieven van Ds. Hasebroek blijkt dat hij samen met zijn vader, die apotheker te Lei- den was, Heeze bezocht om een dreigende blindheid van Hasebroek Sr. te voorkomen (7). Het bezoek aan Brabant had helaas niet het verwachte resultaat; Hasebroek moest korte tijd later zijn apotheek verkopen.

Van een patiënte de volgende bijzonderheid.

In een brief, die freule Ursula van Tuyll van Serooskerken aan haar neef in Arnhem schreef, laat ze weten, dat ze van een patiente van Ds. Kremer eens rogge had gekregen die 2000 jaar in een graftombe in Egypte gezeten had. "Het zelve ontkiemde” voegt ze eraan toe (2).

In een tweetal brieven die mevrouw Van Tuyll van Serooskerken-van Westrenen in 1840 en 1842 aan haar nichtje Ursule Corver Hooft schreef, wordt terloops iets over Ds. Kremer verteld.

”Diederik is sinds een 10-tal dagen bij ons. Hij heeft wat pijn aan een oog en raadpleegt Ds. Kremer (3).

In een andere brief van haar:

”Ik heb vanochten de blinde man uit ‘s-Graveland laten komen. De eerste weken was zijn gezichtsvermogen erg verbeterd, maar nu is zijn genezing niet alleen tot stilstand gekomen, maar gaat zelfs achteruit. Desondanks zegt de dominee, dat hij hem zal genezen. De man vraagt dringend om een borstrok van blauw bootjes goed. Als je vader het wil, zal ik deze borstrok laten maken en betalen. De heer Verschooff heeft hem 2 gulden zakgeld gegeven, maar de behandeling is nog niet betaald sinds het vertrek van je oom. Moetn wij hem hier houden en alle uitgaven betalen? Ik zal zondag met de dominee praten over zijn verblijf hier. Ik kon dat niet eerder doen door de afwezigheid van de dominee in verband met het overlijden van zijn vader. Ik verzoek je, lieve Ursule, om je vader om raad te vragen over dit alles en of dat ik een borstrok voor de patiënt laat maken " (4).

Eén van de interessantste patiënten die we vonden, is wel een zekere De Kanter uit Den Haag. Niet zozeer door zijn patiënt-zijn alswel door het feit dat hij over zijn reis naar en verblijf te Heeze een boek schreef (5). Het werkje vonden we in de verzameling boeken in het kasteel. Iedere chauvinistische Heezenaar zal er enthousiast aan beginnen, maar alleen de grote liefhebber van de geschiedenis van de "Parel van Brabant" zal het uitlezen. De man weidt verschrikkelijk uit over allerhande dingen die hij beleeft en die hem te binnen schieten. Hij laat de lezer ook nadrukkelijk weten dat hij een belezen man is. Toch bevat het boekwerkje interessante gegevens over het Heeze van 145 jaar geleden, die de moeite van het vertellen waard zijn. De reis naar Heeze alleen al was een hele onderneming. Rijden we nu in een kleine 2 uur naar Den Haag, De Kanter deed er ruim 2 dagen over. Wel moet gezegd worden dat hij alle tijd van de wereld had. Reizen per spoor b.v. vond hij maar niets: “Voor 99 gevallen van de 100 en voor zoo veel het eenige doel van het reizen nog niet in de schrale voldoening gelegen is om de afstand tusschen twee plaatsen binnen de minst mogelijke minuten en sekonden te doorijlen, zie ik althans de grote nuttigheid van al dat ijselijke vliegen en jagen nog niet in.”

Op 3 mei 1842 omstreeks half drie ving de reis aan. Per diligence ging het richting Rotterdam, waar hij om 5 uur aankwam. De dag erop vertrok hij om 8 uur in de morgen per stoomboot naar Den Bosch waar alles en iedereen overgeladen werd op een door een paard getrokken pakschuit die de Dieze opvoer naar het centrum van de stad. Na aankomst had hij nog een halfuurtje om zich te verfrissen voor het vertrek van de diligence van half zes richting Eindhoven. Via Vught en Boxtel bereikte hij om 9 uur ‘s avonds Eindhoven. Hier overnachte onze patiënt, om de volgende, het was Hemelvaartsdag, weer per rijtuig naar Heeze te reizen. In Heeze aangekomen nam hij zijn intrek bij de Heezer veld wachter Cijsbertus Branten, die nabij de kapel woonde. Het was een eenvoudig vertrekje waar de Haagse gast tot begin september van hetzelfde jaar woonde. Natuurlijk volgt er weer een uitvoerige beschrijving:

”Het flauwste denkbeeld van behangsel aan den wand of tapijt op den vloer behoort hij althans ten eenenmale uit zijne ziel te verbannen, want die ongehoorde weelde wordt slechts op het kasteel, in de pastotijen in nog eenige weinige fatsoenlijk-moderne woningen aangetroffen. In de overigen behoort een planken vloer zelfs tot de artikelen van weelde en dat voorrecht mogt mij te beurt vallen. Mijn vloertapijt bestond slechts in een strooisel van fijn wit en zuiver zand, alle acht dagen weer splinternieuw, dewijl elken Zaterdag avond, naar voor-oudelijke zede, de volle water emmer, de natte bezem en de dweil hunne regten in mijn apartement van belang deden gelden.”  

Tot de therapie van Ds. Kremer behoorde het genieten van de buitenlucht, zodat onze gast de nodige wandelingen door en rond Heeze maakte. Veel aantrekkingskracht had het oude kerkhof, van Heeze, waarop in die tijd de toren nog stond. Bijzonderheden over dit historische plekje kreeg De Kanter te horen van Ds. Kremer. Zo diep was hij onder de indruk dat hij er een gedicht over schreef. Ik zal U echter deze poëzie besparen. Verder geeft hij een beschrijving van de kruiseik:

” Op korten afstand van het eigenlijke dorp is een kleine heuvel, waarop een schoone opgaande boom zich verheft. Niemand is koeierachtiger dom dan ik in de kennis van houtsoorten, zoo dat ik U in waarheid niet weet te zeggen, of het een eik, eem olm of wat dan ook anders is; alleen dit weet ik, dat het een prachtige boom is, wiens breede stam zich kort boven den grond in een vijftal mindere stammen, die elk op zich zelve nog wel voor een goeden boom kunnen gelden, verdeelt en onder wiens uitgebreide, ruischende belommering ik menigwerf op het grastapijt nederlag en genoeglijk las of mijmerde en dweepte. Voor dien boom heeft men op Heeze algemeen een zekeren errbied en inderdaad hij is het waardig: Zelfs hoorde ik wel eens mompelen, dat die indruk bij sommige der eenvoudige landlieden tot in het bijgelovige loopt, als die een zeker wonderdadig vermogen aan onze boom zouden toeschrijven.”

 

Natuurlijk komt het heilzame werk van Ds. Kremer ter sprake. Na de behandeling met de geneesmiddelen moeten de patiénten een tijd in het donker doorbrengen:

“ Juist, zoo is het. Dat vertoeven nu in eene donkere kamer terstond na den afloop der oogenbehandeling heeft men te Heeze, onder de patiënten en algemeen, schetsenderwijze met den karakteristieken naam van pruilen gedoopt.Meer of minder, naar mate van de gevallen, ook bij denzelfden persoon op den eenen tijd wel eens meer dan op den anderen, maar toch altoos, brengt het geneesmiddel eene prikkeling in het orgaan te weeg, op hetwelk de onbelemmerde toelating van het volle daglicht gedurende de kortstondige ontsteking of verhoogde aandoelijkheid,  die op de werking volgt, den nadeeligsten invloed zou uitoefenen.”

De Kanter kreeg ook de behandelingen van Ds. Kremer, we laten hem even vertellen:

“ Het was feest in mijn hart, zoo dikwijls ik den braven, minzamen openhartigen man mijn vertrekje zag binnen treden en na zijn bezoek gevoelde ik mij altoos opgeruimder en beter, ook zonder dat hem, zoo als meermalen, eenige ogenblikken overschoten om zich met iets anders dan de hoofdzaak bezig te houden: maar gerust durf ik te zeggen, dat ik bij menige inspectie of visite van Ds. Kremer, voor ‘t minst even zoo veel aan den theoloog of aan den letterkundige als aan den arts te danken had.”

Tijdens zijn verbiijf in Heeze vond er een dramatische gebeurtenis plaats. Na een langdurige droogte-periode kwam de weersverandering waar al zolang naar uitgekeken was. Het was de 21ste juni toen er in de vooravond een zwaar onweer over het dorp trok.

“ Zeer dicht in mijnen buurt, de derde woning van ons af was het onweder ingeslagen: eene hooge, heldere vlam steeg uit het rietendak ten hemel en hulde weldra alles in dikke rookwolken. In de eerste ogenblikken waren de schrik, angst en  verwarring de goede dorpelingen, die als wanhopig tegen elkaar inliepen, onbeschrijfelijk; doch van lieverlede, toen het plaatselijk bestuur toesnelde, de brandspuit begon te werken  en ook die van het kasteel in allerijl werd ter hulp gezonden, kwam er meer orde, waar de heer Kremer, die met koelbloedige tegenwoordeigheid van geest overal aanwezig was en raad en daad verschafte, mede niet weinig het zijne toebragt.” 

Het vuur raasde een tijdje voort en het was niet te voorko- men dat 4 woningen in vlammen opgingen. Ds. Kremer nam het initiatief en hield persoonlijk een inzameling onder de "inwonende ooglijders” en bij de burgers van Heeze, "die nogal aanzienlijk opbracht." (6) We willen deze serie van 3 artikelen over patiënten van Ds. Kremer besluiten met het gedicht over Heeze en haar bekende, bescheiden weldoener. 

 

NOTEN

(1) Dr. J.H.J. Willems, "De briefwisseling tussen Hasebroek en Potgieter.” Eindhoven 1940.

(2) Verzameling brieven Kasteelarchief Heeze, voorlopig inventarisnummer f31. Carolina Ursulina Corver Hooft was de dochter van Jan en Ursulina Philippina van Tuyll van Serooskerken.

(3) Brieven uit inventaris nr. D65.

Diederik is waarschijnlijk de broer van Jan Diederik van Tuyll van Serooskerken, de Heer van Heeze.

Diederik werd op 03-04-1782 op het kasteel geboren en 3 dagen later in de kapel gedoopt. Hij erft van een tante de Heerlijkheid Maarssen en Ter Meer en overleed ongehuwd in 1840.

(4) Mevrouw van Tuyll spreekt in haar brieven aan haar nichtje over haar man als "je oom". Pieter Verschooff was door de familie van Tuyll als pedagoog naar Heeze gehaald. Later werd hij ontvanger der belastingen te Heeze. Meer over Verschoof, zie Heemkronijk, 22ste jaargang nr.1, p29 t/m 35.

De patiënt uit ‘s-Graveland was kennelijk op kosten van de zwager van de Heer van Heeze onder behandeling bij Ds. Kremer.

De vader van Ds. Kremer, Ds. Arnoldus Kremer, overleed te Veldhoven op 17-05-1840.  

(5) B.Ph. de Kanter, “Herinneringen aan een reisje en verblijf te Heeze in 1842.”  

(6) H.G. van Moorsel maakt in zijn Kronijk van Heeze, blz. 95 en 96, ook melding van de brand te Heeze. Het betrof woningen van de wed. Vromans, bewoond door de oud-marechaussee Bastiaan en de Heezer molenaar Leo Verbeek.

Ga terug