My old Kentucky home (2)

Heemkronijk jaar:1998, jaargang:37, nummer:2, pag:85 -109

MY OLD KENTUCKY HOME
Leendenaren in Kentucky tijdens de 19de eeuw (2)

door: Elly van der Heijden-Verhees en Sjaak de Waal 

 

(Hieronder volgt het tweede en laatste deel van My Old Kentucky Home. Zie voor het eerste deel: Heemkronyk, jrg. 37 (1998), nr. 1, blz. 34-57.)

Zoals in het eerste deel van dit artikel te lezen was, emigreerde de Leendenaar L.A. Bax ruim een maand na zijn priesterwijding in 1853 van Noord- Brabant naar de Verenigde Staten van Amerika. Daar ging hij in Louisville, de grootste stad van de staat Kentucky, werken in het diocees van bisschop Martin John Spalding (1810-1872). Aanvankelijk was Bax leraar aan het bisschoppelijk seminarie, later werd hij pastoor van de parochie van Sint-Jan Evangelist te Louisville.(1)

 

 

Emigratie van Leende naar Noord-Amerika

In de periode 1820-1880 zijn naar schatting 86.800 Nederlanders naar Noord-Amerika geëmigreerd. Onder hen bevonden zich ongeveer 3.300 Noord-Brabanders, van wie L.A. Bax er dus een was. Uit het onderzoek door dr. H.A.V.M. van Stekelenburg is gebleken dat deze Noord-Brabantse landverhuizers grotendeels uit plattelandsgebieden afkomstig waren. Tussen de jaren 1835 en 1877 zijn er alleen uit de volgende gemeenten al meer dan honderd vertrokken, te weten uit Uden (313), Boekel (158), Oploo, St.-Anthonis en Ledeacker (158), Beugen en Rijkevoort (140), Zeeland (116) en Klundert (103). Genoemde gemeenten lagen, behalve Klundert, in het oosten van deze provincie.(2)

Hier volgt een opgave met nadere bijzonderheden van de Leendenaren die, voorzover uit de staten van landverhuizing en/of scheepslijsten te achterhalen viel, tijdens de tweede helft van de negentiende eeuw de overtocht van Europa naar de Verenigde Staten van Amerika hebben gemaakt.(3)   

1853       Arnold Janssen, 35 jaar, arbeider, r.-k., mingegoed, hoofdelijk omgeslagen.(4)  Hij vertrok samen met zijn vrouw "om fortuin te zoeken". Laurens Bax, 25 jaar, priester, welgesteld. Hij vertrok als missionaris. In een scheepslijst komt hij ook voor met de foutieve leeftijd van 42 jaar.(5) Hij arriveerde volgens die lijst op 12 mei 1853 aan boord van het schip 'Hermann of Baltimore' in New York    vanuit het Duitse Bremen (volgens een andere bron uit het Franse Le Havre).

1856       Petrus Johannes Philipsen, 49 jaar, arbeider, r.-k., hoofdelijk omgeslagen, mingegoed, "om fortuin te zoeken". Hij was gehuwd, maar liet zijn vrouw en kind achter. Bestemming New York.   

Josephus Hendrik Versteijnen, 45 jaar, schoenmaker, r.-k., niet hoofdelijk omgeslagen, "om fortuin te zoeken". Hij was gehuwd,     maar liet zijn vrouw achter, "welke haar verblijf houdt in Dommelen". Bestemming New York.

1857       Ludovicus Philipsen, 19 jaar, ongehuwd, zonder beroep, r.-k., "om fortuin te zoeken". Volgens de scheepslijsten was hij knecht en ging hij in Antwerpen aan boord van het schip ‘E.C. Scranton’. Hij had als bestemming New York State en arriveerde daar op 7 december 1857.

Jan Baptist Clephas, 23 jaar, ongehuwd, arbeider, r.-k., mingegoed, niet aangeslagen, "om fortuin te zoeken". Bestemming Louisville (Kentucky).

Dominicus Bax, 28 jaar, ongehuwd, timmerman, r.-k., mingegoed, niet aangeslagen, "om fortuin te zoeken". Bestemming Louisville (Kentucky).

Wilhelmus Bax, 31 jaar, ongehuwd, landbouwer, r.-k., mingegoed, niet aangeslagen, "om fortuin te zoeken". Bestemming Louisville (Kentucky).

Helena Maria Bax, 23 jaar, ongehuwd, zonder beroep, r.-k., mingegoed, niet aangeslagen, "om fortuin te zoeken". Bestemming Louisville (Kentucky).

1865       Franciscus Bax, 32 jaar, ongehuwd, molenaar, r.-k., mingegoed, niet aangeslagen, "ter verbetering van het bestaan". Bestemming Noord- Amerika.

1884       Landverhuizer uit Leende, naam onbekend.

1891       Landverhuizer uit Leende, naam onbekend.

 

Verhoudingen van verschillende aard

Volgens de scheepslijsten zijn in 1856 ook twee gebroeders Philipsen, Johan (50 jaar) en Louis (42 jaar), via Le Havre naar New York gereisd. Aanvullend onderzoek wijst uit dat beiden broers waren van de eerder-genoemde Petrus Johannes Philipsen. In het bevolkingsregister van Leende staan op het adres Leenderstraat nr. 99a namelijk de volgende personen geregistreerd:

1.   Maria Elisabeth van Hemelen, dagloonster, geboren in 1789 te Balen (provincie Antwerpen), weduwe van Louis Philipsen.

2.   Petrus Joannes Philipsen, geboren op 2 november 1807 te Balen 
(provincie Antwerpen), gehuwd.

3.   Mathieu Philipsen, geboren op 15 maart 1812 te Leende, gehuwd.

4.   Martinus Philipsen, geboren op 15 november 1817 te Leende, 
ongehuwd.

5.   Louis Philipsen, geboren op 7 oktober 1814 te Leende. Achter de 
inschrijving is later de opmerking "in Noord Amerika" genoteerd.

6.   Anna Maria Philipsen, geboren op 10 januari 1810 te Balen (provincie Antwerpen).(6)

Het is onzeker of landverhuizer Johan Philipsen, vermoedelijk de oudste zoon van het echtpaar Philipsen-Van Hemelen, ook in Leende heeft gewoond. Zijn broer en medelandverhuizer Peter Johannes Philipsen was in ieder geval gehuwd met de op 21 augustus 1795 te Leende geboren Elisabeth Klerx. Volgens het plaatselijk bevolkingsregister had het echtpaar Philipsen- Klerx een dochter Joanna Maria, geboren te Leende op 21 november 1835, en een zoon Ludovicus, geboren te Leende op 30 mei 1838. Bovendien woonde bij dit gezin destijds de ongehuwde Catharina Klerx, geboren te Leende op 18 maart 1801, naaister van beroep en vermoedelijk een zuster van de vrouw des huizes.(7)

Ludovicus Philipsen volgde in 1857 dus zijn vader een jaar na diens vertrek naar New York "om fortuin te zoeken". Burgemeester P. Kemps van Leende had een certificaat ingediend "van goed gedrag en onvermogen betreffende Ludovicus Philipsen, daglooner alhier, ter bekoming eener buitenlandsche reispas, als willende hij zich begeven naar Noord Amerika". Hij verzocht in de begeleidende brief van 9 oktober 1857 het reisdocument spoedig te sturen omdat Philipsen "met de eerste gelegenheid wil vertrekken". In het correspondentieregister in het Leends gemeentearchief leest men dat de brief geadresseerd was "Aan den heer kommiss. des konings in Noord-Amerika". In plaats van Noord-Amerika zal de burgemeester wel Noord-Brabant bedoeld hebben.(8)

Josephus (Hendrik) Versteijnen, die in 1856 emigreerde, was een van de zonen van herbergier Josephus Cornelis Versteijnen, geboren te Oirschot op 26 juli 1777, overleden op 2 februari 1841. De moeder van de emigrant was de op 29 januari 1781 te Schimmert geboren Maria Margaretha Voncken. Volgens het bevolkingsregister van Leende woonde het gezin destijds in de wijk Oosterik. Achter de inschrijving van de zoon Josephus, geboren te Leende op 5 januari 1811, staat de opmerking: " gehuwd en woond in Dommelen".(9)

Jan Baptist Clephas, geboren te Leende op 19 januari 1834, die in 1857 naar de Verenigde Staten vertrok "om fortuin te zoeken", was blijkens het plaatselijk bevolkingsregister de oudste zoon van het uit Leende afkomstige herbergiersechtpaar Petrus Clephas (aanvankelijk "bouwman"), geboren op 29 november 1797, en Elisabeth Vromans, geboren op 29 maart 1807, overleden op 1 juni 1844.(10)  De tante van Jan Baptist Clephas, Maria Catharina Clephas, gehuwd met Petrus Engelen, was de schoonmoeder van Henricus Bax (1824-Leende-1892), echtgenoot van Margaretha Engelen (1822-Leende- 1899). Genoemde Henricus Bax was, zoals we in het eerste deel van dit artikel gezien hebben, een oudere broer van de in 1853 naar Amerika geëmigreerde priester L.A. Bax.(11)

In een van zijn dagboeken maakt de Kempische schoolmeester P.N. Panken (1819-1904) op 18 april 1857 melding van het vertrek met de stoomboot 'Leopold” uit Antwerpen van ongeveer achthonderd landverhuizers, onder wie pater-jezuïet De Smet en pastoor Van Luitelaar, naar Noord-Amerika. Bij hen bevond zich ook Theodorus van Laarhoven uit Bergeyk om "beter fortuin te zoeken". Panken deelt mee: "Hij is van Leende geboortig, 30 jaar oud, niet onbemiddeld en was molenaarsknecht bij den Heer R. Keunen, zijnde hij tot hiertoe de eenige, die, als land-verhuizer, de reis naar de nieuwe wereld, uit Bergeijk, heeft aangenomen. (ander vertrek bl. 354) Van Laarhoven kwam na eenige jaren naar zijne geboorteplaats terug, huwde er in 1865 en woont sinds als molenaar te Bergeijk."(12)

Deze uit Leende afkomstige molenaar Th. van Laarhoven woonde in 1859 alweer in Bergeyk. Zijn zoon, Hendrik A. van Laarhoven (Bergeyk, 1868 - Eindhoven, 1939), zou de familie Notten als pachter van de Heimolen in Leende opvolgen. De weduwe Notten (1818-1878) was de oudste dochter van Jan Hendrik Bax (1785-1836) en Dymphna Pompen (1794-1841); ze was tevens de zus van priester L.A. Bax in Louisville (Kentucky).(13)   

 

Ter verbetering van het bestaan

Aan de opgesomde namen uit de staten van landverhuizing en scheeps-lijsten van in de vorige eeuw geëmigreerde Leendenaren kunnen de namen van twee andere dorpsgenoten worden toegevoegd. In het jaar 1842 vertrok Jan Jan van Mierlo, geboren op 9 juli 1803, naar Amerika. Hij bleek later als meubelmaker en koopman de kost te verdienen in New Orleans (Louisiana). De laatste van hem ontvangen brief dateerde van 24 april 1844. Pogingen van zijn familie in 1852 en 1864 om met hem in contact te komen, haalden niets uit.(14)

In 1853 verliet bovendien Joannes van Someren zijn geboortedorp Leende om naar de Verenigde Staten van Amerika te emigreren.(15) Ook van hem zijn ons geen nadere gegevens bekend.

In 1857 is dus de grootste groep Leendenaren in één jaar, bestaande uit vijf personen, naar Noord-Amerika vertrokken. Zeer waarschijnlijk behoorden de emigranten, uitgezonderd Ludovicus Philipsen, tot de door P.N. Panken genoemde ongeveer achthonderd landverhuizers die op 18 april de haven van Antwerpen verlieten met de stoomboot 'Leopold'. Op 9 maart 1857 heeft de burgemeester van Leende althans aan de commissaris van de koning in Noord-Brabant schriftelijk om "eene buitenlandsche reispas voor Noord Amerika" verzocht. Het reisdocument was bestemd voor Wilhelmus Bax, Dominicus Bax en Helena Maria Bax, "welke te zamen reizen". Ter voldoening van de kosten maakte de burgemeester tegelijkertijd f 8,40 over.(16)

Op Ludovicus Philipsen na hadden de Leendenaren Louisville (Kentucky) als bestemming, waar missionaris L.A. Bax, de broer van drie van deze emigranten, sinds 1853 verbleef. Bewijzen dat de overige naar Noord-Amerika vertrokken Leendenaren ook in Louisville dan wel elders in de staat Kentucky zijn terechtgekomen, hebben we niet kunnen vinden. Het ligt echter voor de hand dat Franciscus Bax, die in 1865 emigreerde, zich aanvankelijk eveneens bij zijn familie in Kentucky heeft gevoegd. Waarschijnlijk heeft hij met de overtocht moeten wachten tot de Burgeroorlog die in de periode 1861-1865 tussen het Noorden en Zuiden van de Verenigde Staten van Amerika woedde, was afgelopen.

Volgens dr. H. van Stekelenburg "bleken de landverhuizers bijna zonder uitzondering slechts naar enkele plaatsen te zijn vertrokken: de roomskatholieken uit Oost-Brabant voor verreweg het grootste deel naar het gebied van de Fox River in Wisconsin, voor een kleiner deel naar steden als Detroit (Michigan), Cleveland en Cincinnati (Ohio) in het Midden Westen."(17)

De voorkeur van de ”Baxen” en Jan Baptist Clephas uit Leende voor Louisville in Kentucky werd natuurlijk bepaald door de aanwezigheid van Laurens Bax in deze stad. De aanleiding voor de overtocht zullen voor de zus en broers van Laurens echter de familieomstandigheden zijn geweest. Na het overlijden van vader Jan Hendrik Bax (in 1836) en moeder Dymphna Pompen (in 1841) waren ten tijde van de emigratie in het jaar 1857 nog maar zeven van de elf kinderen van dit echtpaar in leven. Van dezen hadden alleen Maria Anna Henrica Bax, gehuwd met molenaar Peter Notten, en landbouwer Henricus Bax, gehuwd met Margaretha Engelen, in Leende een gezin gesticht. (18)  

Behalve deze twee (Maria A.H. Notten-Bax en Henricus Bax) waren de kinderen overleden of (na 1865) als vrijgezel naar de Verenigde Staten van Amerika geëmigreerd. Bij dat vertrek bleken ze volgens de opgave "mingegoed" en werd als motief genoemd "om fortuin te zoeken" of "ter verbetering van het bestaan". Alleen Laurens, hun broer die priester was, vormde in 1853 hierop een uitzondering, want in de staten van landverhuizing stond hij als "welgesteld" te boek.

Toch kwamen de kinderen Bax uit een bepaald niet arme familie. Hun grootvader van moederskant bijvoorbeeld, Adriaan Pompen (1745-Leende-1813), kocht in 1798 heel Sterksel op. Deze landbouwer-koopman -herbergier-grootgrondbezitter behoorde lange tijd tot de vermogendste en invloedrijkste inwoners van Leende, ja zelfs van de omgeving. In 1812 nam hij op de lijst van de hoogstaangeslagenen in het Departement Monden van de Rijn (globaal het gebied van het huidige Midden- en Oost-Brabant) de vierentwintigste plaats in.(19)

 

Overdracht van bezittingen in Leende

Op 11 en 14 november 1845 vond "ten sterfhuize van Jan Hendrik Bax" te Leende ten overstaan van de notaris uit Heeze een openbare verkoop plaats van de roerende goederen van de familie Bax, zoals vee, huisraad en (boeren)gereedschap. Molenaar Peter Notten en bakker Theodorus Heesterbeek traden als verkopers op. De eerste namens zijn vrouw Maria A.H. Bax en oudste dochter van het overleden echtpaar Jan Hendrik Bax en Dymphna Pompen, de tweede als voogd van de minderjarige kinderen van genoemd overleden echtpaar. Het ging om de volgende minderjarige kinderen: 1. Henricus; 2. Wilhelmus; 3. Laurens; 4. Dominicus;5. Dimphna; 6. Franciscus; 7. Helena Maria. De totale opbrengst bedroeg f 651,23.(20)

Ook vijftien jaar later werd er weer bezit verkocht. Op 14 december 1860 droeg Henricus Bax, de echtgenoot van Margaretha Engelen, in een Leendse herberg ten overstaan van de notaris uit Heeze percelen land over aan drie personen voor een totaalbedrag van f 246,-.(21) Henricus deed dit namens zijn broer Dominicus Bax in Amerika.

        

Aan de notariële akte van 14 december 1860 is een stuk gehecht waaruit blijkt dat leerlooier Wilhelmus van Engelen uit Leende gevolmachtigde was van Helena Maria Bax, Wilhelmus Bax, Dominicus Bax en van Jan Baptist Clephas, allen in Amerika. Wilhelmus van Engelen is op 6 maart 1859 in de leeftijd van 47 jaar als weduwnaar overleden. Acht dagen voor zijn dood, op 26 februari 1859, heeft hij Henricus Bax tot zijn plaatsvervanger als gevolmachtigde benoemd. Ook blijkt uit het aangehechte stuk dat "Helena Maria Bax, zonder beroep, te Cincienati" op 3 januari 1858 een onderhandse akte van machtiging heeft ondertekend die op 19 maart 1858 is geregistreerd te Helmond (waarschijnlijk voor de ontvanger van belastingen in het kanton Helmond). Haar broers Wilhelmus en Dominicus Bax alsook de uit Leende geëmigreerde Jan Baptist Clephas woonden volgens het stuk van 26 februari 1859 alle drie te Louisville (Kentucky). Ze hadden op 10 april 1857 - dus vlak voor hun vertrek naar Amerika - via een notariële akte ten overstaan van de notaris uit Heeze de genoemde Leendse leerlooier Wilhelmus van Engelen al gemachtigd. Dat Wilhelmus van Engelen en, na diens overlijden, vervolgens Henricus Bax voor de ook uit Leende geëmigreerde Jan Baptist Clephas als gevolmachtigde kon optreden, zegt iets over de relaties tussen deze families.(22)

Op 31 mei 1875 droeg de Leendse gemeenteveldwachter Jan van der Linden ten overstaan van de notaris uit Heeze ten huize van Maria A.H. Bax, molenares en weduwe van Peter Notten, enkele percelen bouwland, weiland en hakhout over aan Maria A.H. Notten-Bax voor een bedrag van honderd gulden; voorts aan landbouwer Henricus Bax, de broer van genoemde molenares, percelen weiland en hakhout voor honderd tien gulden; tenslotte aan molenaar-herbergier Johannes Notten te Maarheeze een perceel bouwland en hakhout voor vijftig gulden.(23) De veldwachter trad bij dit transport op als gemachtigde van "1. den Weleerwaarden Heer Laurentius Bax Roomsch Catholijk Priester en Pastoor in de vereenigde Staten van Noord-Amerika wonende te Sint Thomas Burdstouwn en 2. Dominicus Bax Timmerman wonende te Louise-ville in Noord-Amerika".

Het is ons onbekend waar de in deze notariële akte genoemde toenmalige woonplaats van Laurens Bax gezocht moet worden. Misschien woonde hij tijdelijk te "Sint Thomas Burdstouwn" in verband met de moeilijkheden die hij destijds met zijn bisschop in Louisville had. Op 7 januari 1876 beschreef Laurens zijn problemen in een brief vanuit Bowling Green, dat een paar honderd kilometer ten zuiden van Louisville in Kentucky ligt, aan zijn vroegere president van het groot-seminarie in Haaren. (24)

Laurens' broer Dominicus, over wie we verder niets meer te weten zijn gekomen, woonde blijkens deze notariële akte op dat ogenblik dus nog in Louisville. Waarom Laurens en Dominicus Bax hun grondbezit in Leende van de hand deden, is overigens onduidelijk.

 

Helena in Cincinnati en Louisville, Laurens met verlof in Leende

Het jongste kind van Jan Hendrik Bax en Dymphna Pompen, Helena Maria Bax, geboren op 22 juli 1834, was in 1857 als ongehuwde jonge vrouw met haar broers naar Noord-Amerika geëmigreerd. Zij moet daar in het huwelijk zijn getreden met Joannes Veeneman, over wie nadere gegevens ontbreken. Zoals reeds opgemerkt, woonde Helena Maria Bax in 1858 te Cincinnati, een stad in de staat Ohio op 165 kilometer afstand van Louisville in de naburige staat Kentucky. Misschien is ze daarheen verhuisd vanwege haar huwelijk met Joannes Veeneman, hoewel in haar onderhandse machtiging van 3 januari 1858 slechts de vermelding "zonder beroep" voorkomt en van een gehuwde staat niets blijkt.

Van Helena Maria is bekend dat ze later bij haar priesterbroer woonde. Ze is op de pastorie van Laurens Bax in Louisville gestorven. Volgens haar bidprentje was ze tijdens haar overlijden op 30 december 1907 vijfendertig jaar weduwe. Op dit prentje is ook sprake van: "Dierbare kinderen, geachte vrienden". Verder van: "Mijn dierbare Zeer Eerw. begeleider en Broeder en Eerw. Neven". Met die laatsten zullen broer Laurens en twee andere geestelijken uit de familie bedoeld zijn, namelijk pastoor Petrus Notten en kapelaan Piet Vroomans, over wie het hierna gaat. Vreemd genoeg komen deze personen op het bidprentje, dat misschien door Laurens is opgesteld, wel ter sprake, maar haar overige naar Amerika geëmigreerde broers, Wilhelmus, Dominicus en Franciscus Bax, niet. De zus en broer van Helena Maria Veeneman-Bax in Nederland leefden in 1907 niet meer. Waren haar naar Amerika geëmigreerde broers, op Laurens Bax na, eveneens gestorven?

Zelfs de in Eindhoven en omgeving verschijnende Meierijsche Courant Wijdde de volgende vrome woorden aan de dood van Helena Maria Bax(25)

         "Leende. Wij vernemen uit het verre Amerika het overlijden van eene vroegere dorpsgenoote waarop Leende trotsch mag gaan. Mejuffrouw Marie Bax weduwe van den heer Jan Veeneman, die in 1872 door den dood ontviel, overleed ten huize van haren broeder den WelEerw. Heer Rector Bax te Louisville (Kentucky). Het doodsbericht van Mejuffrouw Marie Bax, gelijk wij dat aantreffen in de laatst ontvangen ‘Record’ prijst in de schoonste woorden haar nederig doch ijverig en heilig leven. Zij was eene ware Christin die weldeed in stilte en wier heengaan door ontelbaren betreurd wordt. Geen wonder dan ook, dat een groote schare, zoo saeculiere en reguliere geestelijken als leeken haar uitvaart bijwoonde.  Twee kinderen, een zoon de heer Laurens en een dochter Mejuffrouw Dymphna Veeneman overleven deze brave vrouw, wier nagedachtenis lang in dankbare herinnering zal blijven voortleven."

Diverse gegevens over de geëmigreerde ‘Baxen’, met name over priester Laurens, konden door krantenberichten worden opgespoord. Uit de Peel- en Kempenbode weten we dat Laurens Bax, voordat hij wegens zijn emeritaat definitief naar Europa terugkeerde, minstens één periode van verlof in zijn geboortedorp heeft doorgebracht. Dat gebeurde in het jaar 1900. De krant meldt:(26)  

"Leende, 14 Aug. Vrijdag ll. droeg de ZEerw. Heer L. Bakx, pastoor in Amerika (Louisville), die een drietal maanden in Leende, zijne geboorteplaats door bracht, eene plechtige H. Mis op bij gelegenheid van het hier gevierd wordende feest van den H. Laurentius. Zijn Eerw. werd bij die gelegenheid geassisteerd door de WelEerw. Heeren Notten kapelaan te Tilburg als diaken en P. Vroomans als sub-diaken. Beide assistenten waren neef van den célébrant.

Zondag in de Hoogmis hield de Zeer Eerw. Heer L. Bakx eene afscheidspredicatie tot zijne dorpsgenooten, en beval zich in de gebeden en 't godvruchtig aandenken van de toehoorders aan. Ook beloofde de gewijde redenaar, dat hij hunner steeds zou gedenken in de verre gewesten, waar heen Zijn Eerw. gisteren is afgereisd om zich weder op zijn post te begeven."

 

Twee neven op familiebezoek

In het jaar 1903 was Laurens vijftig jaar priester. Dit jubileum werd groots gevierd en er zijn nog verschillende stukken van bewaard gebleven. Ook de pers wijdde aandacht aan het feest.(27)  

Laurens' zus in Nederland, Maria A.H. Notten-Bax, had een kleinkind Piet (Petrus Josephus) Vroomans.(28) Hij was de zoon van haar dochter Anna Dymphna Notten, echtgenote van de Leendse kuiper Adrianus Vro(o)mans. Dit kleinkind, Piet Vroomans, was in 1902 tot priester gewijd en wachtte nog op zijn benoeming in een parochie. Hij kreeg toestemming om het gouden priesterjubileum van zijn oudoom in Amerika bij te wonen. Piet Vroomans vergezelde op die reis zijn heeroom Petrus Notten, die na lang kapelaan op de Heikant in Tilburg te zijn geweest, in 1901 pastoor te Diessen was geworden. Heeroom Petrus Notten was een broer van Piet Vroomans' moeder, Anna Dymphna Notten.

Het gezin van de Leendse molenaar Peter Notten en Maria A.H. Bax telde behalve een priesterzoon, Petrus Notten, ook twee religieuze dochters: Johanna Catharina Notten (Leende, 1846 - Moergestel, 1918) en Helena Maria Notten (Leende, 1854 - Made, 1906). Zij behoorden tot de congregatie van de Tilburgse Zusters van Liefde. Een van de zoons van molenaar Peter Notten en Maria A.H. Bax, Cornelis Notten (1847-Leende-1911), was in de periode 1877-1910 bovendien burgemeester van Leende.(29)

In 1935 is een levensschets van de genoemde priester Piet Vroomans gepubliceerd, waarin zijn reis naar Amerika ter sprake komt. Daaruit wordt hier de volgende passage aangehaald:(30)

"In die jaren moesten de pasgewijde Priesters dikwijls nog langen tijd op 't Seminarie hun benoeming afwachten. Ook Piet is na zijn Priester-wijding nog 'n groot jaar op 't Seminarie moeten blijven; maar in dien tijd heeft hij 'n aangename afwisseling gehad door 'n reis, die hij toen heeft mogen maken naar Amerika. Piet had daar ‘n Oud-Heeroom van moederszijde, Laurentius Bax, ook van Leende afkomstig.

Deze was 13 Maart 1853 te Tilburg priester gewijd in de Huiskapel van de pastorie van ’t Heike(31) door Mgr. Zwijsen, die toen nog pastoor was van 't Heike, maar reeds was benoemd als Coadjutor van Mgr. den Dubbelden. Kort na zijn wijding was Heeroom naar Amerika vertrokken en zou 13 Maart 1903 zijn gouden priesterfeest vieren als pastoor van de St. Janskerk te Louisville in Kentucky. En nu had hij zijn Heerneef, den Pastoor van Diessen en Piet uitgenoodigd naar Amerika te komen en daar zijn feest mee te vieren. Piet was wel priester gewijd maar nog op 't Seminarie. En er zal wel heel wat om te doen zijn geweest, voor hij verlof kreeg, want dat ging in die dagen zoo gemakkelijk niet. Maar hij kreeg toch verlof en Piet stak  met Heeroom uit Diessen den Oceaan over. Enkele bijzonderheden over die reis hebben we nog kunnen vernemen van ‘n nichtje van den Amerikaanschen Heeroom, die toen bij hem huishoudster was. Deze is met Heeroom, toen hij zijn ontslag genomen had, mee naar Nederland gekomen en nadat Heeroom in ‘t St. Leonardus-Gesticht op den Heikant te Tilburg gestorven was, is zij ingetreden in 't Tilburgsche klooster der Visitatie, waar zij als Zuster Laurentia haar verdere levensjaren heeft doorgebracht en gestorven is 28 December 1934. 

Piet heeft veel last gehad van zeeziekte en toen hij pas op de boot was en de gevolgen van de zeereis al gauw ondervond, zei hij: "Nu zijn we voor ons plezier uit! ‘t Is zeker wel *n erge storm, die we meemaken?" Maar hij kreeg tot antwoord, dat 't heelemaal geen storm was, maar dat 't op zee altijd zoo is. Toch had hij goeden aard op zee en ging dikwijls 'n praatje maken met ‘t personeel.   

Bij Heeroom heeft hij de feesten meegemaakt en op een der feestvergaderingen wilde hij ook 't woord voeren in 't Engelsch. Piet sprak op zijn manier zoo'n mondvol Engelsch, en Heeroom zei, dat hij 't maar niet moest doen. Maar hij was er niet van af te brengen en hij sprak de menschen toe en ze lachten natuurlijk z'n best met alle fouten, die hij maakte, maar Piet zelf had ‘t grootste plezier.

Heeroom zelf kon natuurlijk al niet veel meer gaan reizen, maar Piet heeft met Heeroom Notten en 't nichtje nogal enkele reizen door de Verenigde Staten gemaakt."

 

Bijzondere ervaringen ter gelegenheid van een feest

Piet Vroomans was op 20 maart 1903 met zijn heeroom, de pastoor van Diessen, naar Amerika vertrokken. Half juli van dat jaar keerden ze, veel ervaringen rijker, in Nederland terug:(32)

" 't Was natuurlijk heel iets bijzonders, dat iemand van ‘t Seminarie in die dagen zoo’n reis ondernam. Op ‘t Seminarie werd er druk over gesproken en er waren er, die dachten, dat Piet wel in Amerika zou blijven. Hij was, naar 't schijnt op 't Seminarie ook nogal vooruitstrevend en voortvarend geweest, hij had druk Engelsch geleerd, de studenten dachten er 't hunne van.

Ook werden er natuurlijk grappen op gemaakt. Zoo hebben we van de Familie nog 'n briefkaart gekregen, waarop 'n coursgenoot als adres geschreven had: aan den Hoogeerw. Heer P. Vroomans, Apostolisch Delegaat voor Amerika.

Piet heeft altijd de aangenaamste herinneringen aan die reis bewaard en ze schijnt op zijn later leven ook wel invloed gehad te hebben. Hij kon soms wel ‘n beetje op z’n Amerikaansch doen. Hij zette 'n zaak graag groot op en hield van reclame en op de groote trom slaan. Iemand uit de Noordhoek, waar Piet dikwijls kwam voor allerlei acties, vertelde me, dat hij meermalen zei: "Bij ons in Amerika gaat dat zoo." Wij, die hem eerst later leerden kennen, hebben dat nooit gehoord.

Wel weten we, dat toen hij bezig was met de oprichting der Tilburgsche Begrafenisregeling, hij uit Amerika 'n groote catalogus had laten komen, waar van alles in stond, wat op begrafenissen betrekking had, zelfs de manier, waarop de lijken werden gebalsemd in Amerika."

 De regionale krant deed eveneens verslag van het gouden priesterfeest te Louisville in 1903, dat maar liefst drie dagen duurde:(33)

"Op Maandag 13 April werd des morgens in de met bloemen prachtig versierde kerk eene plechtige Mis van Requiem opgedragen voor de overledene parochianen. Des avonds had in het schoollokaal de receptie plaats, waarbij verschillende sprekers het woord voerden: elk namens de vele personen, die zij vertegenwoordigden. Zoo hield de heer John. A. Carraghty eene rede namens de getrouwde mannen, die duizend dollars voor de versiering der kerk hadden bijeengebracht.

Daarna volgde mevrouw Stuckenborg namens de gehuwde vrouwen, die te zamen voor nieuwe altaren in de kerk zullen zorgen. Ten derde sprak, namens de jongelingen, de heer Hill (hun feestgeschenk bestond uit eene installatie voor het electrisch licht in de kerk,) terwijl ten slotte mejuffrouw Ellen Francis namens de jonge dames (die voor het logies der priesters zorgden, welke aan het feest deelnamen,) de beste wenschen uitsprak.

Muziek- en zangnummers wisselden die verschillende toespraken af. 

Dinsdag's daaraanvolgend was het de beurt der schoolkinderen, van de 'katholieke ridders van Amerika' (eene algemeene assurantie-verzekering,) van de St. Vincentius-Vereeniging.

De derde en laatste dag was de geboorte van den zeereerwaarden jubilaris. Het was toen dat hij een plechtige H. Mis van dankzegging opdroeg, waarbij een tweetal familieleden uit onze provincie assisteer-den.

De zeereerwaarde heer Petrus Notten, pastoor te Diessen, neef alsmede de weleerwaarde heer Petrus Vromans, priester van het seminarie, oudneef van den zeereerwaarden heer Bax, hadden hiervoor opzettelijk de reis naar Kentucky ondernomen."

 

50 jaar pastoor in Louisville

Enkele jaren na het vijftigjarig priesterfeest van Laurens Bax viel er weer een gouden jubileum te vieren, ditmaal zijn gouden feest als pastoor van de St.-Jansparochie te Louisville. Ook hiervan maakte de pers melding. In de regionale krant kon men over de jubilaris onder andere lezen:(34)

"Op 13 Maart 1853 werd hij in het Seminarie te Haaren tot priester gewijd.

Hij kwam op uitnoodiging van Z.D.H. Monseigneur Spalding den 18den Mei van dit zelfde jaar naar Kentucky. Benoemd tot professor van het St. Thomas College, vervulde hij daar den leerstoel der wijsbegeerte, kerkelijke geschiedenis en van het Latijn, voor ongeveer drie jaar.

De ZeerEerw. Heer Bax nam de zorg voor de Parochie van St. Jan den Evangelist op zich den 15den Augustus 1856 als opvolger van den Z.Eerw. Heer Joseph Elder: en heeft in die Pastorale zorg een halve eeuw doorgebracht."

Het bericht werd een maand later in dezelfde krant, op 11 september 1906, gevolgd door een uitvoeriger verslag van het gouden pastoorsfeest van Laurens Bax in Louisville. Een lezer van de krant was in "wijdverspreide dagbladen katholiek en protestant", berichten over de jubilaris tegengekomen. Een redacteur van de ‘Record’ had onder meer geschreven:(36)

"Pater Bax ontving duizende teekens van bewondering, liefde, vriendschap en geluk niet alleen van zijne parochianen maar van geheel de stad van Louisville, protestant zoowel als katholiek. Nooit heeft er in dit groot land ooit zulk een feest plaats gegrepen, en iedereen moest er tegenwoordig zijn want Father Laurentius Bax was bekend over heel Amerika. Bijna al de priesters van 't Bisdom kwamen van mijlen en mijlen naar Louisville toegestroomd den 21 Augustus; de aartsbisschop van Cincinnati zou gekomen zijn had hij er vroeger voor bereid geweest, de bisschop van Natchitaches,(37) mgr. van de Ven een bijzondere vriend van Father Bax, was reeds gereed om den trein te nemen, toen hij op eens ziek weer naar zijn paleis moest terugkeeren.

De Nuntius van Rome te Washington verblijvende, bijna al de bisschoppen van Amerika, en de Paus van Rome zelve zonden hem hunne hartelijkste gelukwenschen."

Het overdreven verslag gaat verder met loftuitingen aan het adres van de Leendse pastoor. Het feest duurde vier dagen. Zondag 19 augustus 1906 was de dag voor de parochie. Laurens Bax celebreerde een hoogmis, opgeluisterd door het prachtig gregoriaans gezang van een honderdstemmig koor en gevolgd door een grootse parade van de 'Katholieke Ridders van Amerika”. Maandag 20 augustus kwamen de verenigingen van de parochie aan de beurt. Weer droeg Laurens Bax een mis op:(38)

 "De St. Jans parochie is de eenigste parochie in Louisville [die] zoo menigvuldige vereenigingen voor 50 jaren en zoo bloeiend heeft kunnen in stand houden. In zijne kerk vindt men het eerste St. Vincentius-genootschap, de eerste Congregatie van O. L. Vr., de eerste Congregatie van het H. Hart van Jezus en zoo vele andere te lang om te melden.    

Dinsdag de 21e was het de dag voor Vader Bax's vrienden in den wijngaard des Heeren. In de 9 u. mis werd hij bijgestaan door diaken en onderdiaken door hem tot het priesterdom opgeleid en de preek werd gehouden door Vader Hill, de secretaris van den Bisschop van Louisville. Vather Hill was door Vader Bax gedoopt, door hem voor de eerste maal gevoed met het H. Lichaam des Heeren, door hem opgebracht tot het heilig priesterleven.

Er zijn nu 12 of 14 priesters die alles aan Vader Bax te danken hebben en de jonge dochters die uit zijne Congregatie tot het klooster-leven overgegaan zijn, tellen tot boven de 100."

Het feest eindigde op woensdag 22 augustus 1906 met een gezongen mis ter herdenking van de overledenen van de parochie. De redacteur sprak de wens uit dat Laurens Bax zijn diamanten pastoorsjubileum ook nog mocht halen. Zover zou het echter niet meer komen.(39)  

 

Afscheid van Kentucky

Via de eerder aangehaalde passages uit de Meierijsche Courant en de levensschets van Piet Vroomans zijn we te weten gekomen dat Jan Veeneman, de echtgenoot van Helena Maria Bax, in 1872 in de Verenigde Staten van Amerika is overleden en dat het echtpaar twee kinderen had, een zoon Laurens en een dochter Dymphna. Deze dochter vertrok als huishoudster van haar heeroom Laurens met hem in 1908 naar Europa. Na diens overlijden trad ze in Tilburg in het klooster.

Het mag niet verbazen dat de dochter van Helena Maria Veeneman-Bax zuster Laurentia genoemd wilde worden. Het was haar tweede doopnaam, want ze heette " in de wereld" officieel Dimphena Laurentia Veeneman. Uit onderzoek is gebleken dat Laurentius in de Leendse familie Bax bovendien al eeuwenlang een populaire naam is tot in onze tijd toe. Niet alleen de overgrootvader Bax van deze zuster heette zo, ook haar heeroom Bax en haar enige broer in Amerika. Haar burgerlijke roepnaam Dymphna had ze natuurlijk van haar Leendse grootmoeder Pompen. Ook Dymphna was een typische familienaam.

Haar broer Lawrence Veeneman is in het jaar 1913 met zijn vrouw Emma naar Europa gereisd, waarschijnlijk om zijn zus in het klooster te bezoeken. Het echtpaar deed in ieder geval ook Leende aan, waar het de gastvrijheid genoot van Justinus Vogels en zijn vrouw Anna Notten.(40) Gemeentesecretaris Vogels (1875-1955) was in 1911 zijn eigen schoonvader Cornelis Notten (1847-1911) als burgemeester van Leende opgevolgd. De overgrootmoeder van de Leendse burgemeestersvrouw Anna Vogels-Notten (1884-1960) was een zus van de moeder van Lawrence Veeneman in Amerika.

Na zijn emeritaat als pastoor van de Sint-Jansparochie in Louisville heeft Laurens Bax tot aan zijn dood op 27 april 1912 in het St.-Leonardus-gesticht op de Heikant in Tilburg gewoond. Hij werd op 30 april 1912 begraven in zijn geboorteplaats.

 

Zijn graftombe is te vinden op de begraafplaats achter de kerk van Sint- Petrus' Banden in Leende. Op de deksel van deze tombe zijn een stenen kruis en een stenen kelk met hostie bevestigd. Daartussen staat het volgende opschrift: De Hoogeerw. Heer Laurentius Aloysius Bax. Geboren te Leende 15 April 1828. Pastoor te Louisville Kij. V.S. America van 1853-1908. Rustend Priester. Overl. te Tilburg 27 April 1912. Vervolgens de bijbeltekst Gestorven Spreekt Hij nog. Hebr. XI 4 en de Latijnse afkorting R.I.P. Op de voorkant van de tombe staat Mijn Jezus Barmhartigheid.

Uit diverse stukken is gebleken dat Laurens Bax tijdens zijn leven een studiebeurs heeft gesticht. Daarvan zouden priesterstudenten aan het groot-seminarie die aan hem verwant waren, gebruik kunnen maken.(41)

Hierna de brief die Lawrence Veeneman op 3 november 1913 schreef, kort voordat hij met de S.S. Noordam van de Holland-Amerika-lijn in de haven van New York arriveerde. Hij is gericht aan het Leendse burgemeesters-echtpaar J. Vogels en A. Vogels-Notten, dat hij met zijn vrouw Emma had bezocht. 

 

Na het overlijden van zuster Laurentia Veeneman in het klooster van On- ze-Lieve-Vrouw Visitatie in Tilburg heeft een familielid uit Leende op 30 december 1934 via een brief aan de president van het groot-seminarie van het bisdom ”s-Hertogenbosch in Haaren gegevens over deze beurs opgevraagd. Het is ons onbekend of er inlichtingen zijn ontvangen. Volgens een kennisgeving van het Bureau Centraal Testamenten-register van het Departement van Justitie d.d. 26 augustus 1939 was van Laurens Bax geen testament of andere beschikking aangetroffen. Ook heeft een familielid naderhand nog onderzoek naar een eventuele laatste wilsbeschikking en nalatenschap van Laurens Bax gedaan. Het Amerikaans consulaat in Rotterdam verwees dit familielid met zijn schriftelijk verzoek van 15 december 1955 om inlichtingen door naar het Nederlands consulaat te St. Louis (Missouri) in de Verenigde Staten van Amerika. Een antwoord op de brief van 29 december 1955 aan laatstgenoemd consulaat in de stad St. Louis (Missouri) is ons onbekend.

Van de drie Leendse broers Wilhelmus, Dominicus en Franciscus Bax hebben we verder geen gegevens kunnen achterhalen. Zijn ze in Louisville blijven wonen? Zijn ze getrouwd en hebben ze een gezin gesticht? En hoe is het Jan Baptist Clephas uit Leende in Kentucky vergaan? Hebben de Leendse emigranten, kortom, het fortuin waarnaar de meesten volgens de opgave bij hun emigratie op zoek waren, uiteindelijk wel kunnen vinden? Het antwoord op al deze vragen zal in de Verenigde Staten van Amerika gezocht moeten worden.

 

NOTEN

Gebruikte afkortingen

Coenen       J. Coenen, Leende. Geschiedenis van een dorp met een ondernemende bevolking, Leende 1997.

GAL              Archieven van de gemeente Leende, 1563-1945.

NAH              Notariële archieven van Heeze, 1811-1895.

SARE            Streekarchief Regio Eindhoven te Eindhoven.

 

1                Zie Heemkronyk, jrg. 37 (1998), nr. 1,  blz. 37-41 en 48-49.

2                Zie H.A.V.M. van Stekelenburg, Landverhuizing als regionaal verschijnsel. Van Noord-Brabant  naar Noord-Amerika 1820-1880, Tilburg 1991, blz. 6-8.

3                De opgave is verstrekt door de in noot 2 genoemde dr. H. van Stekelenburg, die destijds zo vriendelijk was om zijn gegevens aan de schrijvers van dit artikel ter beschikking te stellen, waarvoor onze dank.

4                De termen 'mingegoed', '(niet) hoofdelijk omgeslagen’ of 'niet aangeslagen' in deze opgave hebben te maken met de mate van welstand en de verplichting tot belasting betalen van de desbetreffende persoon.

5                Zie R.P. Swierenga, Dutch Immigrants in United States Ship Passenger Manifests 1820- 1880, Wilmington (Delaware) 1983, Volume I, p. 39. Zie ook Heemkronyk, jrg. 37 (1998), nr. 1, blz. 38 en 55-56, noot 7.

6                SARE. Microfiches van het bevolkingsregister van de gemeente Leende, 1839-1849, inv.nr. 2:   blad 91 (fiche 3).

                   N.B.: De bevolkingsregisters van Leende vertonen een hiaat. Zie GAL, inv. nrs. 1713-1726. Na   de periode 1820-1848 (inv. nrs. 1713 en 1714) volgt de periode 1860-1869 (inv. nrs. 1715 en        1716). Wel bestaan er onvolledige registers van vertrokken en ingekomen personen en een volkstelling-register (over 1849). De titels van de microfiches zijn echter verwarrend en bemoeilijken volledig onderzoek zeer.

7                Hetzelfde als noot 6: blad 21 (fiche 1) en blad 95 (fiche 3). Zie ook Coenen, blz. 209. Ludovicus Philipsen, die in 1857 uit Leende wegtrok, was niet de vader van de in 1856 geëmigreerde Petrus Johannes Philipsen, zoals in het boek staat, maar de zoon.

8                SARE. GAL, inv.nr. 491 (9 oktober 1857).

9                Hetzelfde als noot 6: blad 50 (fiche 2).

10             Hetzelfde als noot 6: blad 98 (fiche 3) en blad 109 (fiche 4).

11             Heemkronyk, jrg. 37 (1998), nr. 1, blz. 35. Zie ook (voor doopdata van M.C. Clephas en P. Clephas)  SARE. Collectie doop-, trouw- en begraafregisters van Leende, 1582-1810, inv.nr. 24.9, f. 67v en 73r.

12             Zie De dagboeken van P.N. Panken 1819-1904. Memorieboek van een Brabantse schoolmeester, eerste band: 1819-1858, ingeleid en bezorgd door P. Meurkens, Eindhoven 1993, blz. 125-126.

13             Zie Heemkronyk, jrg. 37 (1998), nr. 1, blz. 35, en Coenen, blz. 296.

14             Zie Coenen, blz. 208. Zie ook SARE. GAL, inv. nrs. 490, f. 5 (22 april 1852), en 492 (6 mei 1864).

15             Zie Coenen, blz. 209.

16             Zie SARE. GAL, inv.nr. 490, f. 136 (9 maart 1857).

17             Zie H.A.V.M. van Stekelenburg, Landverhuizing als regionaal verschijnsel. Van Noord- Brabant naar Noord-Amerika 1820-1880, blz. 253.

18             Zie Heemkronyk, jrg. 37 (1998), nr. 1, blz. 35.

19             Zie M.G.J. Duijvendak, Rooms, rijk of regentesk. Elitevorming en machtsverhoudingen in oostelijk Noord-Brabant (circa 1810-1914), 's-Hertogenbosch 1990, blz. 49, 53, 83-84, 338 en tabel 5.1.

20             Zie SARE. NAH, inv.nr. 64, akte 115 (11 november 1845).

21             Zie SARE. NAH, inv.nr. 79 , akten 146 en 152 (30 november en 14 december 1860).

22             Zie SARE. GAL, inv.nr. 1692 (microfiches van de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Leende, inv.nr. 16: overlijden 1859, akte 13 (fiche 6)). Zie over Leendse leerlooiers ook Coenen, 262-265.

23             Zie SARE. NAH, inv.nr. 114, akte 79 (31 mei 1875).

24             Zie Heemkronyk, jrg. 37 (1998), nr. 1, blz. 49-54.

25             Zie SARE. Meierijsche Courant, 18 januari 1908.

26             Zie SARE. Peel- en Kempenbode. Nieuws- en Advertentieblad voor Eindhoven, Helmond en omstreken, 15 augustus 1900.

27             Zie SARE. Meierijsche Courant, 2 mei 1903. Zie ook Coenen, blz. 246.

28             De gegevens zijn ontleend aan J . van Wijck, Petrus Josephus Vroomans. Levensschets van een   priester uit het Bossche bisdom, Drukkerij Henri Bergmans & Cie, Tilburg z.j. (1935).

29             Zie Coenen, blz. 224, 226, 246, 248-249, 301.

30             Zie blz. 20-22 van de in noot 28 genoemde levensschets.  De 144 bladzijden tellende biografie is blijkens een voorwoord d.d. 22 januari 1935 van J.F.M. Sanders, deken en pastoor van de                parochie van het H. Hart in Tilburg, geschreven uit vriendschap en piëteit.

Het boek is door de auteur, priester J. van Wijck, opgedragen "Aan den Heer BAREND MUTSAERS, bijzonderen Vriend en Weldoener van Pastoor VROOMANS z.g."  Het is een typisch product uit de tijd van het rijke Roomsche Leven. De inhoud geeft een behoorlijk       inzicht in het reilen en zeilen binnen een stadsparochie toentertijd en vooral ook van de werkzaamheden van een kapelaan.

Piet (Petrus Josephus) Vroomans werd op 31 december 1875 te Helmond geboren uit Leendse ouders. Hij was na zijn priesterwijding in 1902 kapelaan te Veldhoven (1903) te Oss (1908) en te Tilburg (1909). Hij was de oprichter van de Stichting "Roomsch Leven", een r.-k. begrafenisregeling (en de naam van een weekblad), die aan allerlei eigenaardig-heden of misbruiken op het gebied van begrafenissen in Tilburg destijds een einde maakte.

Bij zijn overplaatsing op 28 mei 1909 van Oss naar Tilburg kwam kapelaan Piet Vroomans terecht in de parochie van het H. Hart, gewoonlijk aangeduid als "de Noordhoek", welke parochie in 1899 door pastoor dr. G. van Zinnicq Bergmann was gesticht. Deze pastoor zou ongeveer anderhalf jaar na de komst van kapelaan Vroomans overlijden. De parochie kerk had spoedig na de opening een treurige vermaardheid gekregen door de gruwelijke moord die er in de ochtend van 22 augustus 1900 werd gepleegd op het Tilburgse meisje Marietje Kessels. Pastoor Van Zinnicq Bergmann werd verdacht van dit geruchtmakende zedenmisdrijf waarvan de ware toedracht nooit is opgehelderd. In de volksmond noemde men de parochie                     naderhand ook “de Moordhoek". De Tilburgse journalist-publicist Ed Schilders schreef enkele jaren geleden een boek over deze zaak en er volgde een hoorspel. In februari 1996 beleefde Marietje Kessels. Het toneelstuk van ONS-theaterprodukties uit Tilburg zijn première in het    Eindhovense film- & theatercentrum Plaza Futura. De opvoeringen van dit stuk naar aanleiding van de in 1900 gepleegde moord in de kerk van de Noordhoek oogstten veel succes.

Terwijl Piet Vroomans kapelaan was, werd hij belast met de stichting van een nieuwe parochie in Tilburg-Zuid. Voor de kerk koos hij de Heilige Gerardus Majella als patroon. Door zijn vroegtijdig overlijden op 23 januari 1922 kon Piet Vroomans, stichter en eerste pastoor van de parochie, de inzegening en opening van de nieuwe kerk, die op 3 mei 1923 plaatsvond, niet meer meemaken. De gemeente Tilburg heeft de nagedachtenis aan hem geëerd door een straat bij de kerk naar hem te noemen: de Pastoor Vroomansstraat.

31             Het is onduidelijk waar L.A. Bax op 13 maart 1853 priester werd gewijd, in de kapel van het groot-seminarie te Haaren of in de huiskapel van mgr. J. Zwijsen in de pastorie van diens parochie van 't Heike in Tilburg. De bronnen verschillen daarover. Zie ook Heemkronyk, jrg. 37 (1998), nr. 1, blz. 37 en blz. 55, noot 6. Zie bovendien verder in dit artikel bij noot 35.

32             Zie blz. 22 van in noot 28 genoemd boek.

In Coenen, blz. 246, staat een foto van Laurens Bax in gezelschap van zijn achterneef Piet Vroomans, priester, en zijn neef Petrus Notten, pastoor van Diessen. Deze drie poseren duidelijk voor een fotograaf. De foto is gemaakt in 1903 te Louisville (Kentucky) ter gelegenheid van het gouden priesterfeest van Laurens Bax. De in dit artikel afgedrukte foto komt uit dezelfde serie.

33             Zie SARE. Meierijsche Courant, 2 mei 1903.

34             Zie SARE. Meierijsche Courant, 14 augustus 1906.

35             Zie ook noot 31.

36             Zie SARE. Meierijsche Courant, 11 september 1906.

37             Bedoeld is de stad Natchitoches in de staat Louisiana in de Verenigde Staten van Amerika. Hier was mgr. C. van de Ven (Oirschot, 1865 - Alexandria (Louisiana), 1932) bisschop. Na zijn priesteropleiding in het groot-seminarie van Haaren kwam C. van de Ven in 1890 naar Amerika, werd in 1904 bisschop van Natchitoches (Louisiana), vervolgens in 1910 bisschop van Alexandria (Louisiana). Zie H.A.V.M. van Stekelenburg, "Hier is alles vooruitgang."  Landverhuizing van Noord-Brabant naar Noord-Amerika, 1880-1940, Tilburg 1996, blz. 21 en 24, noot 22.

38             Zie SARE. Meierijsche Courant, 11 september 1906.

39             Zie SARE. Meierijsche Courant, 19 september 1908. Zie Archief Bisdom 's-Hertogenbosch te 's-  Hertogenbosch. Groot-Seminarie, LXXXVI, 286, studentenlijsten 1842-1892, f. 75.

Zie gegevens op het bidprentje van Laurentius Aloysius Bax (in particulier bezit). Zie ook blz. 21 van het boek genoemd in noot 28.

40             Gegevens afkomstig van drs. J. Coenen, Maasbracht. Zie ook Coenen, blz. 300-302.

41             Gegevens onder andere afkomstig van drs. J . Coenen, Maasbracht, en A. Vogels, Leende.   

 

 

 

Ga terug