De oudste heren van Heeze, leende en Zesgehuchten, Sterksel, Mierlo en Geldrop (1100-1300)

Heemkronijk jaar:1998, jaargang:37, nummer:1, pag:3 -26

DE OUDSTE HEREN VAN HEEZE, LEENDE EN ZESGEHUCHTEN, STERKSEL, MIERLO EN GELDROP (1100-1300)

Een genealogische reconstructie (l)

door: Hans Vogels

 

Inleiding

De laatste paar jaar zijn er diverse publicaties verschenen waarin de heren van Heeze en hun heerlijkheid genoemd worden. De bekende historicus Peter Dekkers heeft daarin een groot aandeel gehad. Na het verschijnen in 1994 van zijn doctoraalscriptie over Sterksel(1) is hij bezig geweest met het aanvullen en uitbouwen van zijn visie.(2) Met betrekking tot de reconstructie van de politieke geschiedenis in de twaalfde en dertiende eeuw heeft hij diverse veronderstellingen geponeerd als zekerheden? Het blijft echter een persoonlijke visie hoe we het ook wenden of keren. Het is eveneens jammer dat Dekkers daarbij historici als Klaversma en Van Asseldonk van slordigheden en onwaarheden beticht en dit niet hard maakt.(4)  Zelf heeft hij op het historische en genealogische vlak menige steek laten vallen.(5) Enkele zullen in het verloop van dit artikel de revue passeren.

Een andere, meer behoedzame auteur is Jean Coenen. Voor hem als Geldroppenaar is het gebied van de heerlijkheid Heeze, Leende en Zesgehuchten zijn achtertuin. In zijn meest recente publicatie over Leende heeft hij Dekkers al op enkele plekken gecorrigeerd.(6) Hoewel Dekkers en Coenen als beroepshistorici al het nodige op papier hebben gezet, is mijns inziens de geschiedenis van de twaalfde en dertiende eeuw nog steeds niet definitief geschreven.

Zoals de titel van dit artikel impliceert wil ik vanuit een genealogische invalshoek nieuw licht laten schijnen op de oudste heren van Heeze, Leende en Zesgehuchten, Sterksel, Mierlo en Geldrop. Dat deze eerste drie plaatsen een heerlijkheid vormden is bekend. Met alle respect voor de inwoners van deze plaatsen wil ik toch in het verdere verloop van dit artikel de benaming gemakshalve inkorten tot de heren van Heeze en de heerlijkheid Heeze. Voor de persoonsnamen heb ik de moderne spelling gebruikt. Hoewel ik me beperk tot het maken van genealogische observaties, valt het niet te voorkomen dat ik me af en toe ook op het historische terrein zal moeten begeven.

 

De kale feiten

De stamboom van de familie Van Heeze neemt een aanvang met een Herbert van Heeze, die bekend is uit een oorkonde van 1146.(7) In 1173 komen we eveneens een Herbert van Heeze tegen als een getuige.(8) De volgende Herbert van Heeze verkoopt rond 1197 zijn allodiale bezitting Sterksel aan een Luikse aartsdiaken.(9)  Het valt niet uit te maken of het hier dezelfde persoon uit 1173 betreft. Om het geheel te compliceren kennen we uit 1211 een oorkonde met daarin nog een Herbert van Heeze.(10) Het kan dezelfde persoon zijn als de vorige, maar het kan ook iemand van een jongere generatie zijn.

Van 1220 tot en met 1253 is er een Reinard van Heeze bekend, met in dat laatste vermeldingsjaar tevens een zoon Herbert en wellicht een al overleden schoonzoon Jan Marcelis van Waalre of Valkenswaard.(11) Het laatste dat we van de familie Van Heeze weten is het gegeven dat in of kort voor 1274 een ridder Reinier van Heeze vermoord werd.(12) In afwijking van Coenen noem ik hem Reinier en zijn vader Reinard omdat we bovengenoemde personen zo tegenkomen en we de naam Reinard ook in de oudere familie Van Millen zullen tegenkomen.(13) De naam Reinard is een variatie op de naam Reinier.

 

Horne en Altena

Elf jaar na de dood van Reinier van Heeze blijkt, volgens een schenking in 1285, de familie Van Horne in het bezit van de heerlijkheid Heeze.(14)  Willem II, heer van Horne en Altena, was zijn vader Willem I en broer Dirk in respectievelijk 1264 en 1272 in beide heerlijkheden opgevolgd. Willem II overleed in 1300 en was rond 1260 in eerste echt gehuwd met een Agnes.(15)

Om de latere familierelaties en verwerving van de heerlijkheid Perwez te verklaren kan gesteld worden dat Agnes een dochter van Godfried, heer van Perwez en Ruisbroek, bij diens eerste echtgenote Aleidis Berthout moet zijn geweest.(16) Vrouwe Agnes was in of kort voor 1292 overleden waarna Willem II hertrouwde met een Maria. Omdat zij in het testament van haar man uit 1300 niet vernoemd staat, zal zij vermoedelijk op dat moment al zijn overleden.

Willem II van Horne en Altena had uit zijn eerste huwelijk vier zonen: Willem III; Dirk; Engelbert; Gerard. Uit zijn tweede huwelijk had Willem een dochter Elisabet, die in 1312 huwde met Jan de Borchgrave.(17)   

 

De stamboom

Dekkers gaat in zijn publicaties uit van drie opeenvolgende generaties met de naam Herben van Heeze, die ik voor het gemak maar heb voorzien van een nummering. Herbert I (1146) zou naast zijn gelijknamige zoon Herbert II (1173) nog twee zussen hebben, van wie de eerste met een Van Gemert huwde en de moeder was van de gebroeders Willem en Rutger van Gemert. De tweede zus huwde met "Rodolfus Rovere van Rode" en was vermoedelijk de moeder van ridder Hendrik van Rode, die in 1245 als heer van Mierlo wordt vermeld.(18)

Herbert II zou dan een zoon Herbert III hebben die we uit ca. 1197 en 1211 kennen. Dekkers gaat ervan uit dat deze Herbert huwde met een Van Horne of een Van Altena en dan in 1220 reeds was overleden.(19) Helemaal zeker is Dekkers niet omdat het volgens hem ook best mogelijk was dat de bovengenoemde Hendrik van Rode, heer van Mierlo, een schoonzoon van Herbert III was.(20) Herbert III werd door zijn zoon Reinard opgevolgd. Van Reinard weten we met zekerheid dat hij een zoon Herbert IV had en een jonggestorven schoonzoon. Herbert IV was dan de vermoedelijke vader van de rond 1274 vermoorde Reinier van Heeze.(21)  

 

Justine

De familie Van Heeze kan niet alleen uitgebreid worden met twee nieuwe leden, het zijn ook nog twee meisjes geworden. Allereerst noem ik de persoon Justine van Heeze.(22)   Zij huwde met ridder Hugo van Voorne, eerste heer van Heemvliet. Hij was een jongere zoon van heer Dirk van Voorne, de burggraaf van Zeeland, en diens echtgenote Alverade van Kuyc. Hugo deed op 17 maart 1258 een schenking ter nagedachtenis van zijn vrouw Justine. Hij overleed voor 25 juni 1277, nalatende drie kinderen. Dochter Elisabet huwde met ridder Hugo de Gouwer van Koudekerke. Hun dochter Justine werd door haar huwelijk burggravin van Leiden. Zij hertrouwde later met Jan Aelman, bastaardzoon van graaf Willem III van Holland.(23) Hoewel eigentijdse bronnen ontbreken, wordt Justine in de genealogische literatuur de geslachtsnaam Van Heeze toebedeeld. In de tweede helft van de veertiende eeuw noemt De Hemricourt haar een zuster van een Reiner, terwijl twee eeuwen later Van Goutshoven haar tot dochter van een Reinier van Heeze maakt.(24) (25) Deze twee stukjes informatie vergemakkelijken de inpassing van Justine van Heeze als enerzijds een dochter van Reinard en anderzijds als een zus van Reinier van Heeze. Van Goutshoven kan eventueel slordig met zijn informatie omgesprongen hebben, maar zelfs in dat geval past Justine van Heeze gezien haar geschatte huwelijksjaar als een dochter van Reinard van Heeze.

 

Naast bovengenoemde drie kinderen zullen Justine en haar man Hugo er hoogstwaarschijnlijk nog twee hebben gehad. Een oudste zoon werd nagenoeg altijd vernoemd naar vaders vader (Dirk). De tweede naar moeders vader (Reinard) en de derde vaak naar vader (Hugo) zelf. Conform het voorgaande zou de oudste dochter worden vernoemd naar vaders moeder Alverade en de tweede naar moeders moeder, die we echter niet kennen. Een derde dochter zou dan hoogstwaarschijnlijk Justine hebben geheten.(26)  Kindersterfte is een grote onbekende factor in genealogisch onderzoek en daarvoor hoef je nog niet eens af te dalen naar de Middeleeuwen. Een andere onbekende factor is natuurlijk de mogelijkheid dat er zonen en dochters in kloosters zijn ingetreden.

 

Aangezien we bekend zijn met drie namen: Dirk, Elisabet en Hugo(27), mogen we enerzijds veronderstellen dat "ontbrekende" kinderen waar-schijnlijk jong zijn overleden en kunnen we anderzijds wellicht in de naam Elisabet de moeder van Justine herkennen. Het blijft echter slechts een gis zodat ik de naam van Justines moeder in het verder verloop van deze bijdrage tussen haakjes plaats. Gaan we uit van 1258 als Justines sterfjaar, van minimaal vijf kinderen en van een ruimte van anderhalf tot twee jaar tussen de opeenvolgende kinderen (inclusief mogelijke miskramen), dan zullen Justine en Hugo op hun vroegst rond 1247/1248 zijn gehuwd.

Deze datering past goed bij de wetenschap dat oudste zoon Dirk in 1277 huwde.(28) In de genealogische literatuur hanteert men vaak een generatieduur van dertig jaar. Zelf vind ik in veel gevallen een generatieduur van 25 à 30 jaar een werkbare richtlijn als blijkt dat de oudste zoon naar vaders vader is vernoemd.(29) Omdat onbekende factoren een rol kunnen spelen en we niet weten of Justine in haar kraambed of door andere oorzaken is komen te overlijden, is het raadzaam om met een slag om de arm voorlopig uit te gaan van ca. 1247 als haar huwelijksjaar.

 

Justine als gidsnaam

De term gidsnaam is een vertaling door de heer Zondervan van het Duitse Leitname.(30) In sommige streken en families zijn bepaalde voornamen zodanig populair dat ze generatie op generatie terugkomen en kenmerkend zijn voor die bepaalde families in die regio. Bij het nieuw opduiken van een dergelijke voornaam in een andere familie kan deze dus een hulpmiddel vormen bij het traceren van de herkomst van de persoon. Zo wist Zondervan in zijn artikel 'De vrouwen van Randerode en van Zandenburg (Veere)' met de naam Sybille als gidsnaam de Vlaamse afkomst te achterhalen van Sybille (overleden voor 1296), echtgenote van ridder Wolfert van Borselen en Zandenburg.(31)  

De naam Justine komt in de Middeleeuwen bij de adellijke geslachten weinig voor. Voor 1300 vallen de draagsters van die naam op de vingers van een hand te tellen: vijf. Twee in de familie Van Diepenbeek, twee in de familie Van Heeze en een losse vermelding die in de elfde eeuw thuishoort.(32) Letten we op factoren als vernoeming, het gegeven dat de huwelijkspartners ook wel ongeveer van gelijke stand dienen te zijn geweest en de ruimtelijke en chronologische spreiding van de naam, dan hebben we hier voldoende aanknopingspunten voor het maken van de volgende overwegingen.

 

Rond 1260 huwde Willem, heer van Boxtel, met Justine, de dochter van Jacob van Diepenbeek.(33) Rond 1245 komen we een oudere Justine tegen die dan de weduwe is van Lodewijk van Diepenbeek. Deze Lodewijk droeg in 1226 zijn heerlijkheid Diepenbeek, ten oosten van Hasselt, als leen op aan de hertog van Brabant.(34) Deze twee dames met de naam Justine zullen hoogstwaarschijnlijk grootmoeder en kleindochter van elkaar zijn geweest. Justine, de weduwe van Lodewijk van Diepenbeek, kan op haar beurt eveneens weer vernoemd zijn naar haar moeder of grootmoeder. Volgens die laatste suggestie zou, gezien de daaruit voortkomende datering, die grootmoeder dan te vereenzelvigen zijn met Justine, de vrouw van heer Arnold I van Heusden. Van hun zoon heer Jan I van Heusden zijn diverse kinderen bekend, maar een naar grootmoeder vernoemde dochter met de naam Justine ontbreekt nog.

Voor de zeldzame voornaam van Justine van Heeze moet een logische vernoeming ten grondslag liggen. Bovendien moet de familie waaruit deze voornaam stamt, ook ongeveer van gelijke stand zijn aan de familie Van Heeze. Het is ontzettend jammer dat de informatie over de familie Van Heeze maar mondjesmaat bewaard gebleven is. Zekerheid over de herkomst van de moeder van Justine valt niet te verkrijgen. Wat overblijft is slechts een suggestie op basis van de voornaam Justine. Uitgaande van het voorgaande kom ik dan tot de volgende, in het eerste geneagram weergegeven werkhypothese:

 

 

Heilwig

Omdat we nu toch wel kunnen stellen dat de familie Van Heeze niet is uitgestorven, maar in de vrouwelijke lijn nakomelingen heeft gehad, komt de opvolgingskwestie aan de orde. Er is geen enkele aanwijzing te vinden voor de mogelijkheid dat de heren van Heenvliet ooit de heerlijkheid Heeze bezeten en weer verkocht hebben. Indien dit zou zijn gebeurd dan zou er in de literatuur, ergens in een archief of in een latere terugverwijzing wel een hint zijn aangetroffen. Derhalve moet de familie Van Horne betere papieren hebben gehad na het uitsterven van de laatste mannelijke Van Heeze.

In 1264 maakte Willem I, heer van Horne en Altena, zijn testament.(35) Uit dit testament en twee eerdere oorkonden(36) blijkt dat zijn tweede vrouw Heilwig nog leefde en dat het echtpaar vier kinderen had: dochter Margareta, (pas) gehuwd met Albert van Voorne(37); twee volwassen zonen, Willem II en Dirk; onmondige zoon Engelbert. Willem II van Horne en Altena huwde ca. 1260 met een Agnes en is de eerste Van Horne die we in 1285 als heer van Heeze tegenkomen. De achternaam van zijn moeder is niet bekend.

Verondersteld werd dat Heilwig respectievelijk een Van Hochstaden, Van Wickerode of een Van Holte (of een Van Arberg) zou kunnen zijn.(38) Hoewel er tussen de families Van Altena/Van Horne en Van Heeze bloedverwantschap verondersteld werd, valt er over de wijze waarop de heerlijkheid Heeze dan aan de familie Van Horne zou kunnen zijn geraakt, geen eenduidige verklaring te vinden. Bezien we de opvolgingskwestie in het licht van de factor Justine van Heeze, dan valt de conclusie makkelijk te trekken. Willem I van Horne en Altena was gehuwd met Heilwig, de oudste dochter van Reinard van Heeze.

Willem II van Horne en Altena huwde ca. 1260 en zal dus rond 1230/1235 geboren zijn. De achternaam van Heilwig en het huwelijksjaar met Willem zijn tot dusver duister of onopgemerkt gebleven. In 1718 is een inventaris opgemaakt van het archief van de familie Van Egmont. In deze inventaris staat onder meer een schenkingsbrief uit 1229 beschreven waarin Adolf (van Altena), graaf van der Mark, en zijn broer Everard aan Willem van Horne het dorp Weert schenken ter gelegenheid van zijn huwelijk. Zesenzestig jaar later verwisselt Willem II van Horne de rechtstitel huwelijksgift met koop. Als er een kern van waarheid zit in een achttiende-eeuwse registratie van een huwelijksgift uit 1229 door de familie Van Altena/Van der Mark, dan zal dat wel liggen in de waarschijnlijkheid dat Weert als een soort bruidsschat gekocht is.(39) Tegen het jaartal 1229 valt niets in te brengen.

We kunnen nu in ieder geval stellen dat Heilwig van Heeze, indien we uitgaan van de minimale huwelijksleeftijd (12 jaar) van de vrouw volgens het toen geldende canonieke recht(40), minimaal in 1217 geboren is. Heilwig moet bij de geboorte van haar zoon Willem in 1230/1235 al de procreatieve leeftijd hebben gehad; een leeftijd die toen ten minste op 16 à 17 jaar lag.(41) Combineren we het gegeven van haar moeder worden bij deze leeftijd met haar minimale geboortejaar, dan is Heilwig van Heeze tussen 1213 en 1217 geboren. Heilwig van Heeze kan bij haar huwelijk in 1229 best wel twintig jaar of ouder zijn geweest. Het bepalen van haar geboortejaar lijkt een futiliteit, maar omdat Heilwig de oudste dochter van Reinard lijkt te zijn, heeft haar geboortejaar consequenties voor het bepalen van het huwelijksjaar van Reinard van Heeze.

 

De getuigen van 1197

Als Herbert, Reinards vader, rond 1197 Sterksel verkoopt aan de Luikse aartsdiaken Otto van Valkenburg, dan geschiedt dat met een eenvoudige oorkonde. Rond 1220 heeft men aanstoot genomen aan de bewoording van die oorkonde. Men heeft toen met medewerking van de familie Van Heeze een vervalsing laten maken van de verkoopoorkonde, aangevuld met een nieuwe voorwaarde en een stel getuigen, en het geheel op 1173 geantedateerd. Dit is haarfijn door Camps en Dekkers beschreven.(42) Beiden gaan er ook van uit dat er niets mis is met de in de getuigenlijst opgenomen personen. Deze kunnen of zullen destijds bij de verkoop wel aanwezig zijn geweest.

Als getuigende verwanten noemt Herbert: de gebroeders Willem en Rutger van Gemert, die hij als "consobrini" betitelt, te verklaren als zonen van vaders broer (volle neven) of als zonen van een zuster (oomzeggers), en Roelof (genaamd) Rovere van Rode, die met een dochter van zijn zus gehuwd was ("habens filiam sororis mee")(43). Gezien de beschrijving bij Roelof van Rode, lijkt van de betiteling "consobrini" de kwalificatie zonen van een zuster het meeste van toepassing. Niemand heeft zich tot dusver afgevraagd waarom de kinderen van Herbert zelf ontbreken. Wel drie oomzeggers en een aangetrouwde, maar geen eigen kinderen. De enige logische verklaring daarvoor is het vermoeden dat zijn kinderen in 1197 nog onmondig zijn geweest. In die tijd werd je met vierentwintig jaar meerderjarig, tenzij je voor die tijd huwde of van je ouders middelen en/of goederen ontving om zelfstandig in je levensonderhoud te voorzien (emancipatie).(44)  Met het bereiken van de achttienjarige leeftijd werd een zoon en opvolger leerrrechtelijk pas volwassen. Onder die leeftijd moest een zoon zich door een volwassen verwant laten vertegenwoordigen in het geval dat de leenheer een beroep deed op militaire bijstand.(45)  

In onze streken verkregen jongens mondigheid in zaken van civielrechtelijke aard als ze veertien werden.(46)  Deze leeftijd van veertien jaar zien we ook terug als de minimale huwelijkse leeftijd van jongens volgens het canonieke recht. Als we in de Middeleeuwen personen als getuigen tegenkomen of onroerend goed zien verkopen, kunnen we ervan uitgaan dat deze personen minimaal veertien zijn.

 

Reinard en zijn gezin

Als in 1197 Herberts kinderen nog minderjarig zijn, mogen we er gevoeglijk van uitgaan dat deze kinderen jonger dan veertien jaar waren en dus na 1183 geboren moeten zijn. Ik spreek hierbij van kinderen omdat Herberts opvolger Reinard niet de naam draagt van zijn vaderlijke grootvader Herbert. Reinard zal dan waarschijnlijk wel een jongere zoon zijn geweest. Stel dat Reinard geboren is in de tweede helft van de jaren tachtig (1185/1190) en hij met 25 à 30 jaar huwde, dan zal dat rond 1215 hebben plaatsgevonden. In het jaar van zijn laatste vermelding (1253) zal Reinard van Heeze een leeftijd hebben gehad van tussen de 63 en 68, hetgeen als redelijk mag worden betracht. Reinards huwelijksjaar van rond 1215 past aardig bij de eerdere geboorte-inschatting tussen 1213 en 1217 van zijn dochter Heilwig. Het hanteren van 25 à 30 jaar als richtlijn is echter geen wet van Meden en Perzen. Er zal niemand moeilijk doen als we, gezien het geboortejaar van Heilwig, derhalve Reinards huwelijk tussen 1210 en 1215 plaatsen.  

Indien we bij Justine van Heeze van dezelfde overwegingen uitgaan als bij Heilwig van Heeze, dan valt het zelfs voor de leek op dat er een groot tijdsgat zit tussen de twee zussen. Heilwig huwde in 1229 en Justine rond 1247. Naar middeleeuwse begrippen ruimte zelfs voor een extra (vrouwelijke) generatie. Toch moeten beide dames een dochter van Reinard zijn. Het grote tijdsgat zou wel eens veroorzaakt kunnen zijn door de mogelijkheid dat we hier met kinderen uit twee verschillende huwelijken te maken hebben.

Gaan we van Dekkers” opvatting uit, dan moet er naast Heilwig en Justine ook nog een derde dochter zijn geweest die met een Jan Marceliszoon van Valkenswaard gehuwd was. Uit een oorkonde van 1253 blijkt dat deze dan al overleden is. Vermoedelijk was zijn vrouw op dat moment ook al wijlen omdat ze niet vernoemd wordt. Als ze op dat moment als weduwe en erfgenaam van Jan nog in leven was geweest, dan had de bewoording van de oorkonde anders moeten zijn. Deze dochter en haar man zullen om dezelfde reden hoogstwaarschijnlijk geen kinderen hebben gehad.

De veronderstelling dat Reinard van Heeze tweemaal gehuwd was kan een verklaring zijn voor het volgende. Reinards oudste zoon Herbert komen we voor het eerst tegen in de laatste oorkonde van zijn vader. Hij is dan minimaal veertien jaar, dus geboren in of voor 1239. Als Herbert rond dezelfde tijd als Heilwig geboren zou zijn, mochten we veronderstellen dat hij in 1253 reeds gehuwd was en kinderen had of, gezien de leeftijd van zijn vader, daartoe aanstalten zou gaan maken. Gaan we uit van de informatie bij Justine, dan is Reinier van Heeze de jongste zoon van Reinard. Van hem weten we, buiten zijn vermoord worden, niets. Er is geen enkele aanwijzing dat hij eventueel gehuwd was. Gehuwd zijn en kinderen hebben betekent ook schoonfamilie, familie-verwikkelingen, erfdelingen en erfgenamen. Allemaal factoren die een schriftelijke neerslag kunnen veroorzaken.

Een mooi voorbeeld daarvoor valt honderd jaar later in de familie Van Craendonk te constateren. Willem, heer van Cranendonk, en zijn vrouw hadden drie zonen en een dochter. Twee zonen stierven kinderloos, maar lieten een weduwe na die hen nog vele jaren overleefde. Dochter Irmgard huwde met Thomas van Sevenborn en kreeg zeven kinderen: vier zonen en drie dochters. Twee van haar zonen huwden, maar stierven eveneens jong en kinderloos. De regelingen voor echtgenotes en weduwen van de diverse heren hebben voor een hoop informatie gezorgd.(47)

Nu mogen de veertiende en de dertiende eeuw niet zonder meer vergeleken worden, maar gehuwd zijn en met of zonder kinderen komen te overlijden veroorzaakt wel de nodige paperassen en een financiële nasleep. Denk daarbij maar eens aan iets als huwelijksvoorwaarden. Bij het aangaan van een huwelijk werd in het huwelijkscontract geregeld welke goederen of inkomsten aan de vrouw toegewezen werden om, bij overlijden van de man, voor de rest van haar leven van te kunnen leven.

Bij de familie Van Heeze komen we zoiets niet tegen. Het ene moment zijn ze er nog en in het andere moment heeft de familie Van Horne het voor het zeggen. Uit de publicatie van Klaversma blijkt geen enkele hint over verplichtingen of lasten die op de heerlijkheid Heeze drukten. Dit leidt mij tot de conclusie dat, toen zowel Herbert als Reinier van Heeze kwamen te overlijden, ze niet gehuwd waren en dus ook geen "ballast" nalieten.

Een reden voor het niet gehuwd zijn kan gelegen hebben in de waarschijnlijkheid dat beiden kwamen te overlijden voordat ze tot hun huwelijkse leeftijd kwamen. Dat valt te verklaren door ervan uit te gaan dat Herbert en Reinier samen met Justine uit het tweede huwelijk van Reinard stammen. Aangezien Justine rond 1247 huwde en vrijwel meteen kinderen kreeg, moet ze minstens 16 à 17 jaar zijn geweest. Vader Reinard van Heeze zal dan kort voor of in 1230 hertrouwd zijn met (Elisabet). Indien we (Elisabet) als dochter van Lodewijk, heer van Diepenbeek, en van Justine van Heusden beschouwen dan valt ook het huwelijksjaar van haar ouders in de periode dat de kinderen van Jan I, heer van Heusden, gaan huwen.

Reinards tweede echtgenote is waarschijnlijk al voor 1253 overleden, alleen al vanwege het feit dat ze in die oorkonden schittert door afwezigheid. In soortgelijke oorkonden uit die periode zie je steeds man en vrouw met naam genoemd of slechts als anonieme belanghebbende genoemd worden. Bij het overlijden van een van de partners zien we een of meer van de kinderen als vertegenwoordiger van de erfgenamen optreden. In de twee oorkonden van 1253 is in beide sprake van (schoonzoon) Willem I van Horne en Altena. In de eerste wordt (schoonzoon) Jan Marcelis van Waalre/Valkenswaard genoemd, terwijl in de tweede zoon Herbert zijn toestemming betuigt.   

 

Van der Mark

In 1229 was er sprake van een huwelijksgift door Adolf van Altena, graaf van der Mark, en zijn broer Everart aan Willem van Horne. Als we even er van uitgaan dat dit klopt - de oorspronkelijke oorkonde is niet bewaard gebleven - dan geeft dit te denken. Misschien was er wel sprake van een verwantschap. Een verwantschap tussen de graven van Altena/van der Mark en de families Van Altena en Horne kon door zowel Klaversma als mij niet worden vastgesteld.(48)

Zoals in het voorgaande gesteld is huwde Reinard van Heeze tussen 1210 en 1215 voor de eerste maal. De identiteit van zijn vrouw is onbekend. Nemen we aan dat Justine Reinards oudste dochter was uit diens tweede huwelijk, dan zal hij in of kort voor 1230 hertrouwd zijn. Zijn dochter Heilwig van Heeze zal dus vermoedelijk in 1229 of kort daarvoor al haar moeder verloren hebben. Indien Heilwig het enige kind was van haar moeder, was ze ook de erfgename van datgene wat haar moeder van thuis uit had meegekregen of eventueel nog zou mogen ontvangen. In dat licht bezien kunnen de gebroeders Adolf en Everart van Altena verwanten van moederskant zijn.

Ik acht het niet waarschijnlijk dat Reinard van Heeze met een dochter van graaf Adolf zelf gehuwd was. Graaf Adolf van der Mark had zelf drie graven als schoonzonen.(49)  Qua status zou een dochter van een jongere zoon of familietak beter passen. Everart van Altena/van der Mark lijkt mij als grootvader van Heilwig evenmin een geschikte kandidaat. Anders had hij in de huwelijksgift wel vooropgestaan en zou in de bewoording van het beknopte regest wel de relatie grootvader-kleindochter zijn vernoemd. Hoewel een gis, maar desalniettemin best mogelijk, zou Heilwigs moeder dan een dochter van Frederik van Altena, een uit 1194/1199 bekende jongere broer van graaf Adolf en Everart, kunnen zijn. Aangezien de gebroeders Adolf, Frederik en Everart zonen waren van graaf Frederik van Altena (overleden, 1199) en een Alveradis, zou Heilwigs moeder best Alveradis kunnen hebben geheten.(50)

 

Herbert I

Dekkers beschouwt de Herbert van Heeze uit 1146 als eerste heer van Heeze, die hij laat opvolgen door Herbert II uit 1173. Deze wordt op zijn beurt opgevolgd door Herbert III, met vermeldingen in 1197 en 1211, die in of kort voor 1220 moet zijn overleden. Herbert II (1173) had twee gehuwde zussen die kinderen hadden. In 1197 waren deze kinderen als oomzeggers de getuigen van de toen optredende Herbert, heer van Heeze. Dekkers verkijkt zich hier op de consequenties.

Of de Herbert uit 1173 is gelijk aan de Herbert van 1197, of de vermelding uit 1173 is van toepassing op Herbert I, aangezien de Herbert uit 1197 ten tijde van zijn handeling nog minderjarige kinderen had die na 1183 geboren moeten zijn. Zijn zusters hadden in 1197 al volwassen en gehuwde kinderen. Bij mijn genealogische inschatting van deze kinderen en hun nageslacht (zie hoofdstuk Mierlo en Geldrop in het tweede deel van dit artikel) moeten deze zussen reeds in de jaren zestig gehuwd zijn. Herbert lijkt dus ten opzichte van zijn reeds geruime tijd gehuwde zusters een jonger kind van zijn vader.

De vermeldingen van 1146 en 1173 hebben dus betrekking op Herbert I van Heeze. In het hoofdstuk verderop over het voorgeslacht van de heren van Heeze opper ik de opvatting dat Herbert I een zoon is van een in of voor 1118 overleden Reinard van Millen. Indien we de eerdergenoemde vernoemingsregels toepassen op Herbert I en II, dan zal Herbert II de derde zoon zijn geweest van zijn vader.   

 

Herbert II

Herbert II is dus de heer van Heeze die zijn allodium Sterksel in 1197 verkocht. Hij moet toen minderjarige kinderen gehad hebben die dus na 1183 geboren zullen zijn. Zijn zoon Reinard is er daar een van. Gezien diens voornaam zal deze ook niet als oudste zoon bezien moeten worden. Als eerste naam zou namelijk de voornaam Herbert in aanmerking komen. Een tweede zoon zou naar moeders vader zijn vernoemd en de derde naar vader zelf. Deze naam was reeds vergeven, dus kon de derde zoon vrij vernoemd worden naar een familielid of voorouder.

Hoewel zoon Reinard na 1183 geboren zal zijn, kunnen zijn oudere broers (en natuurlijk ook zussen) best in of voor 1183 geboren zijn, mits ze maar in 1197 reeds dood waren. Het lijkt me derhalve redelijk om aan te nemen dat Herbert II rond 1180 huwde. Indien we uitgaan van de in de genealogische literatuur meestal gehanteerde generatieduur van dertig jaar zal hij rond 1150 als derde zoon zijn geboren. Derhalve denk ik, met een beetje speling, dat zijn vader Herbert I omstreeks 1145 huwde.

De vraag die we ons nu moeten stellen is, of Herbert II ook de persoon is die we in 1211 tegenkomen en die verondersteld wordt heer van Heeze te zijn tot 1220. Tegen het eerste valt niets in te brengen. Als Herbert II circa 1150 geboren moet zijn, is hij in 1211 nog maar 61 jaar. Tegen de tweede veronderstelling wel, indien wij lering mogen trekken uit de twaalfde-eeuwse huwelijksgebruiken van diverse adellijke families uit het gebied van Noord- Frankrijk en Zuid-Vlaanderen.(51)

De meeste stamhuizen waren gebouwd om slechts een echtpaar, de heer en zijn vrouw, onderdak te verschaffen. De familiehoofden oefenden een strenge controle uit op het huwelijksgedrag van de jongeren. De oudste zoon kon pas aan trouwen denken als zijn vader kwam te overlijden of indien hij door het aangaan van een huwelijk met een erfdochter elders een dak boven zijn hoofd kon verwerven. Voor jongere zoons was het laatste eveneens van toepassing.

Als de oudste zoon voortijdig kwam te overlijden, kon de tweede zoon ook aan trouwen gaan denken. Als voogd over de minderjarige kinderen van zijn oudste broer werd hij verantwoordelijk voor de toekomst van de stamlijn. Hij moest ervoor zorgen dat het voortbestaan van de familie veilig werd gesteld, voor het geval de jongens die hij onder zijn hoede had onverhoopt zouden komen te overlijden. En dat was niet denkbeeldig gezien het gewelddadige karakter van de toernooien en andere krijgshaftige vormen van tijdverdrijf waarmee de vrijgezellen hun celibataire bestaan moesten opvullen.

Hoewel de gebruiken in de aristocratische families in de bovengenoemde streken omstreeks 1200 ingrijpend gewijzigd werden, mag men niet veronderstellen dat dit ook meteen in deze streken geschiedde. Zo beleefde rond 1150 de heraldiek haar geboorte in Frankrijk waarna de nieuwe rage slechts geleidelijk aan door de hogere adel uit de noordelijke en oostelijke streken overgenomen werd. Vanaf het laatste decennium van de elfde eeuw komen ook de in deze streken wonende adellijke families uit het schemerduister van de heraldiek te voorschijn.(52)

Zo is er nog een restant van het zegel van Herbert II bewaard gebleven aan de verkoopoorkonde van (circa) 1197. Het zegel van hem aan de vervalste verkoopoorkonde die op 1172 geantedateerd werd, is identiek aan het zegel dat Herbert II rond 1197 gebruikte.(53) Het zegel van Herbert II in de oorkonde van 1211 is nagenoeg gaaf bewaard gebleven. Zowel Camps als Dekkers spreken zich nergens uit over een afwijkend zegel. Derhalve kan de conclusie luiden dat zowel de wapenzegels van 1172/1197 en 1211 als de Herbert van Heeze uit die vermeldingen identiek zijn.

 

Hoewel Dekkers een heel betoog opbouwde rond de mogelijke implicaties van de vervalsing en de datering ervan in 1220, ondergraaft hij aan het eind van zijn artikel zijn hele betoog met de volgende opmerking:

“. . .  Omdat hij door Herbert bezegeld is, moet dit voor de opvolging zijn gebeurd, dus voor 1220. Welk moment is er dan beter denkbaar dan 1211, toen de abdij met Herbert onderhandelde over de betaling van de tiend van Sterksel?"(54)

Reinard van Heeze huwde naar schatting tussen 1210 en 1215. Het laatste levensteken van zijn vader dateert uit oktober 1211. Het is derhalve goed mogelijk dat Reinard zijn huwelijk is aangegaan na het overlijden van zijn vader. Een mogelijkheid die ik waarschijnlijk acht. Omdat Reinard van Heeze zijn oudste dochter Heilwig noemt, zou deze wel eens vernoemd kunnen zijn naar zijn moeder, de vrouw van Herbert II.   

In de genealogie is het gebruikelijk om de Latijnse afkorting N.N. - dat voor Nomen Nescio ("ik weet de naam niet") staat - te hanteren als men de naam van de persoon in kwestie niet weet. Ik geef de voorkeur aan een meer persoonlijke benadering en beperk me pas tot N.N. als er geen zinnig woord over de voornaam en/of achternaam te zeggen valt. Ik geef deze onbekende dame, echtgenote van Herbert II van Heeze, de naam (Heilwig). Ik plaats haar naam tussen haakjes omdat we het niet met zekerheid weten, maar deze vrouwe van Heeze zal dat zeker weten te verkiezen boven de anonimiteit. Het voorgaande kunnen we nu weergeven in het tweede geneagram.

(Wordt vervolgd)

 

NOTEN

Gebruikte verkortingen en afkortingen van aangehaalde literatuur

Camps, ONB

H.P.H. Camps (bewerker), Oorkondenboek van Noord-Brabant tot 1312. I. De Meierij van 's- Hertogenbosch (met de heerlijkheid Gemert), 2 banden, `s-Gravenhage, 1979.

Coenen (1997)

Jean Coenen, Leende. Geschiedenis van een dorp met een ondernemende bevolking, Leende, 1997.

Dekkers (1994)

P.J.V. Dekkers, Sterksel 1197-1653. Een domein van de abdij van Averbode in de volle en late middeleeuwen, doctoraalscriptie Universiteit van Amsterdam, Amsterdam, 1994.

Dekkers (1995), 'Bezitsverwerving...'

P.J.V. Dekkers, ‘Bezitsverwerving door de abdij van Averbode in de middeleeuwen’, in: Analecta Praemonstratensia LXXI (1995), 312-339.

Dekkers (1995), 'Brandend zand... '

P.J.V. Dekkers, ‘Brandend zand. Hoe de hertog van Brabant zijn heerschappij op de Kempense zandgronden verwierf ten koste van de lokale en regionale adel, in: Noordbrabant’s Historisch Jaarboek (1995), 10-40.

Dekkers (1995), 'Toponymische...'

P.J.V. Dekkers, 'Toponymische kanttekeningen bij het domein Sterksel van de abdij van Averbode (17de eeuw)’, in: Naamkunde, jrg. 27 (1995), nr. 3-4, blz. 189-233.

Dekkers (1996), 'De werdegang... '

P.J.V. Dekkers, ‘De werdegang van de heerlijkheden van Roda en Heeze in de Noordbrabantse Kempen. Bondgenoten van de Graaf van Gelre en de Aartsbisschop van Keulen in de twaalfde en dertiende eeuw’ in: Bijdragen tot de geschiedenis, jrg. 79 (1996), nr. 3-4, blz. 111-141.    

Dekkers (1996), 'Hoe de abdij... '

P.J.V. Dekkers, ‘Hoe de abdij van Averbode haar grootste domein, Sterksel, verwierf en bestendigde (12de-13de eeuw)’, in: Analecta Praemonstratensia LXXII (1996), nr. 1-2, blz. 80- 108.

Dekkers (1997), 'De stichting...'

P.J.V. Dekkers, “De stichting van de abdij van Averbode en het klooster Keizerbos in het graafschap L.oon”, in: De Maasgouw, jrg. 116 (1997), nr. 4, blz. 219-232.

“ES”

Europäische StammtafeIn zur Geschichte der Europäischen Staaten.

Klaversma (1969)

T. Klaversma, De heren van Cranendonk en Eindhoven ca. 1200-1460, Eindhoven, 1969.

Klaversma (1978)

T. Klaversma, ”De geslachten van Altena en Horne tot ca. 1300', in: PSHAL, jrg. CXIV (1978).

Klaversma (1985)

T. Klaversma, ‘De Hornes 1296-1345’, in: PSHAL, jrg. CXXXI (1985).

Kort

J.C. Kort, ’De heren van Heenvliet tot 1400’, in: De Nederlandsche Leeuw, jrg. XCV (1978), 110-112.

PSHAL

Publications de la Société Historique et Archéologique dans le Limbourg.

Ros-de Korte

G. Ros-de Korte, 'De geschiedenis van het geslacht Van Heenvliet’, in: De Nederlandsche Leeuw, jrg. LXXXIX (1972), 262-264.

Zondervan

J.W. Zondervan, ‘De vrouwen van Randerode en van Zandenburg (Veere)”, in: De Nederlandsche Leeuw, jrg. CX (1993), nr. 9-12.

 

1           Dekkers (1994).

2           Dekkers (1995), ‘Toponymische. ..’; Dekkers (1995), ‘Bezitsverwerving. . .’; Dekkers (1996), ‘Hoe de abdij...'; Dekkers (1997), 'De stichting...'.

3           Dekkers (1995), ‘Brandend zand...’; Dekkers (1996), *De werdegang...’’.

4           Dekkers (1994), 39; Dekkers (1996), 'De Werdegang...’, 123, noot 85.

5           Dekkers heeft slechts enkele publicaties van drs. T. Klaversma over de families Van Horne en Altena geraadpleegd, en deze nog onvoldoende. Zonder opgave van redenen worden oude, reeds weerlegde opvattingen weer ten tonele gevoerd. Diverse stamboomschema’s in Dekkers’ eerdere publicaties vertonen afwijkingen (jaartallen, namen, familierelaties) van zijn eigen             teksten en blijven ongewijzigd terugkomen in zijn jongere publicaties.

6          Coenen (1997).

7          Camps, ONB, nr. 46.

8          Camps, ONB, nr. 69.

9          Camps, ONB, nrs. 68, 87 en 88.

10        Camps, ONB, nr. 105.

11        Camps, ONB, nrs. 118, 124, 252 en 253.

12        Camps, ONB, nr. 344.

13        Coenen (1997), 27-28, 33.

14        Coenen (1997), 33.

15        Klaversma (1978), 55; Opmerking auteur: De tweede zoon Dirk was ca. 1265 geboren. Zijn voornaam impliceert dat hij minimaal de derde zoon zal zijn geweest. Dan kom je op ca. 1260 uit. Zie Klaversma (1985), 11.

16        H. Vogels, ‘3b. De stamreeksen van Karel de Grote tot Dierck van Gemert’, in: Stammen alle Gemertenaren af van Karel de Grote ?, Gemertse Bronnen, nr. 2 (1993), 31-32;

              A. Berg, ‘Zur älteren Genealogie der Fürsten von Horn’, in: Genealogie, Heft 2 (1978), 43- 46; Klaversma (1978), 58; Klaversma (1985), 18, noot 68.

17        Klaversma (1985), 8 en 36.

18        Dekkers (1994), 77 en 81; Dekkers (1996), ‘De werdegang...’, 129 en 134.

19        Zie stamboomschema Dekkers; Dekkers (1994), 78; Dekkers (1996), ‘De werdegang...’, 133.

20        Dekkers (1994), 81; Dekkers (1996), ‘De werdegang,...’, 134.

21        Dekkers (1994), 82; Dekkers (1996), ‘De werdegang...’, 135.

22        A.W.E. Dek, 'Genealogische tabellen bij de geschiedenis der Nederlanden (8): De heren van Voorne, Heenvliet en Naaldwijk, tabel I', in: Spiegel der Historie, jrg. 2 (1967), 360. G. Ros-de Korte; Kort (1978).

23        A.W.E. Dek, Genealogie der graven van Holland, 4de druk, ‘s-Gravenhage, 1969, 44.

24        Kort, 111, met doorverwijzing. Jacques de Hemricourt schreef tussen 1353 en 1398 zijn Miroir des nobles de Hesbaye, aldus C. de Borman en E. Poncelet in: Oeuvres de Jacques de Hemricourt, tome II, 1925.

25        Kort, 110, met verwijzing naar W. van Goutshoven, D 'oude chronijcke ende historien van Holland (met West-Vriesland), van Zeeland ende Utrecht, 1636.

26        H.J.J. Vermeulen, ‘Een heel domme fout van de klerken van de graaf van Holland?’,  in: Ons Voorgeslacht, jrg. 42 (1987), 4.

27        Zie noot 22.

28        Ros-de Korte, 263; Kort, 111.

29        H. Vogels, ‘De Van Horne’s. Aanvullingen en alternatieven’, in: 't Gruun Buukske, jrg. 25 (1996), nr. 2, blz. 63 en 68, noot 38.

30        Zondervan, 495, noot 65.

31        Zondervan, 475-517.

32        Kort, in kolom 111, kwam met de drie oudste Justines zonder er veel mee te kunnen beginnen.    

33        "ES", Neue Folge, Band VIII, ed. D. Schwennicke, Marburg, 1980, Tafel 35: ‘Die Herren von Kuyc I, 133/1221 Stadtgrafen von Utrecht’.

34        Kort, 111.

35        T. Klaversma (1969), 77-79.

36        Klaversma (1978), 51.

37        De huwelijksgift die hij zijn dochter had toegezegd was nog niet betaald. Klaversma (1969), 79.

38        Klaversma (1978), 53-55; K.N. Korteweg, ‘De moeder van Willem heer van Horne + 1343”, in: De Nederlandsche Leeuw, jrg. LXXXVI (1969), 213. ‘

39        H. Mathijsen, ’Waar zijn de archieven van de Van Hornes gebleven?’, in: Weert in woord en beeld. Jaarboek voor Weert 1990-1991, 91-92.

40        Zondervan, 483.

41        Zie noot 40.

42        Camps, ONB, nr. 68; Dekkers (1996), ‘Hoe de abdij...’, 80-83, 97-102.

43        Dekkers las hierin abusievelijk dat Roelof met een zuster van Herben was gehuwd in plaats van met de dochter van de zuster.

44        M.H.M. Spierings, Het Schepenprotocol van 's-Hertogenbosch 1367-1400. Tilburg, 1984, 251.

45        Zondervan, 488; P.L. Leget-Kuijlen & J .N. Leget, ‘Het Leenstelsel’, in: Genealogisch Tijdschrift Oost-Brabant, jrg. 7 (1992), nr. 3, blz. 137-140.

46        Klaversma (1978), 40; P. Avonds, ‘Brabant tijdens de regering van Hertog Jan III (1312- 1356). De grote politieke krisissen', in: Verhandelingen van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, Klasse der Letteren 46 (1984), nr. 114, 17 noot 3. ‘

47        Klaversma (1969), 33-34; Persoonlijke onderzoeksimpressie van de auteur.

48        Klaversma ( 1978), 10-12; Raadpleging van de "ES" heeft niets opgeleverd.

49        "ES ", Neue Folge, Band VI, Tafel 16: ’Die Grafen von der Mark’.

50        "ES ", Neue Folge, Band VI, Tafel 4: ‘Die Grafen von Altena und Isenberg, Die Grafen von Limburg an der Lenne; in Styrum.‘

51        G. Duby, Ridder, vrouw en priester. De middeleeuwse oorsprong van het modeme huwelijk, 2de druk, 1985, hoofdstuk 12-13, blz. 241-298.

52        A.H. Hoeben, Brabantse heraldiek in historisch perspectief, Helmond, 1991, 23, 30.

53        A.H. Hoeben, Brabantse heraldiek in historisch perspectief, Helmond, 1991, 30; Dekkers (1994), 101.

54        Dekkers (1996), *Hoe de abdij...’’, 107. 

Ga terug