De blunder met Bruggerhuizen

Heemkronijk jaar:1997, jaargang:36, nummer:1, pag:13 -27

DE BLUNDER MET BRUGGERHUIZEN

Persoonlijke herinneringen rondom een amendement door Leo Driessen.

door: Leo Driessen  

In 1996 herdacht Noord-Brabant zijn tweehonderdjarig bestaan als zelfstandige provincie. Datzelfde jubeljaar bracht een aantal Brabantse gemeenten daarentegen juist verlies van hún zelfstandigheid. Dat verlies, tot stand gekomen op adviezen van het eigen provinciaal bestuur, werd soms zelfs als dramatisch ervaren.

Na jarenlange voorbereidende studie achtten provincie en regering bestuurlijke aanpassingen in de vorm van gemeentelijke herindelingen onvermijdelijk.

Bestuurlijke regels waren in hun gedachtenontwikkeling richting-bepalend geweest, niet de wil en de gevoelens van de plaatselijke bevolking.

Aan het primaat van bestuurlijke argumenten had het kabinet Kok nog een tweetal uitgangspunten toegevoegd:

-    iedere gemeente dient in staat te zijn nu en in de naaste toekomst in de lokale behoeften te voorzien;

-  zo groot mogelijke reductie van intergemeentelijke samenwerkings-  vormen.

Op 2 januari 1996 diende de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken wetsvoorstel 24571 over die gedeeltelijke bestuurlijke herindeling in bij de Tweede Kamer. Haar wetsontwerp verschilde nauwelijks van de voorstellen die door het provinciebestuur waren geformuleerd. Op 29 mei stemde de Tweede Kamer over het ontwerp, de Eerste Kamer besliste op 10 september. En zo werden, om een paar voorbeelden te noemen, Udenhout bij Tilburg gevoegd en Bakel bij Gemert ondanks krachtige tegenstand van burgercomités. In onze directe omgeving zouden de plaatsen Sterksel, Heeze en Leende samen de nieuwe gemeente Heeze-Leende gaan vormen.

In de beslissingsfase van de reorganisatie-procedure ging Bruggerhuizen, een buurtschap met een veertigtal bewoners en gelegen aan het riviertje de Tongelreep tussen Leende en Valkenswaard, een opmerkelijke rol spelen. Nochtans leek dit Bruggerhuizen een schoolvoorbeeld van de noodzaak van bestuurlijke aanpassing. Aansluiting van Bruggerhuizen bij de gemeente Valkenswaard zou de bestuurlijke formalisering betekenen van een reeds lang bestaande en natuurlijk gegroeide toestand en geheel passen bij de bestuurlijke uitgangspunten van het kabinet. Het provinciaal bestuur had het kabinet dan ook tot die aansluiting geadviseerd. De staatssecretaris conformeerde zich aan standpunt en argumentatie van de provincie. Bruggerhuizen zou in de toekomst niet langer meer afhankelijk zijn van een andere gemeente.

Hoe heel anders zou het uitpakken.

 

Brief in de bus

Keren we even terug naar begin 1996. Het Presidium van de Tweede Kamer belastte de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken met het voorbereidend onderzoek van het wetsvoorstel. De commissie zou rondritten maken door de te beoordelen gebieden en er hoorzittingen beleggen. Zij nodigde belangstellenden uit schriftelijke reacties op het wetsvoorstel toe te zenden. Dat kon tot uiterlijk 8 februari. De binnengekomen reacties werden in afschrift aan de commissieleden verstrekt zodat zij allen over dezelfde informatie konden beschikken.

Zes weken na die sluitingsdatum werd de hoofdbewoners van Bruggerhuizen gevraagd een brief mede te ondertekenen waarin gevraagd werd de buurtschap bij Leende te laten. De brief was opgesteld door een medebewoner.

In een gemeentelijke enquête hadden zes van de dertien bedoelde bewoners zich eerder al uitgesproken voor aansluiting bij Valkenswaard. In een regionaal dagblad kwam zelfs een soort stemverklaring. Nu echter ondertekenden elf bewoners deze brief van een buurman. De inhoud van die brief kon ik evenwel niet zien als een juiste benadering van de problematiek waarvoor via herindeling een bestuurlijke oplossing werd gezocht. Ook een gesprek met de concipiant van de brief over de eigenlijke achtergronden van het verzoek deed mij geenszins twijfelen aan de juistheid van de door provincie en kabinet geformuleerde opvattingen. Ik kon niet meekomen met de illusie dat een burgemeester van Leende of beter Heeze-Leende, na een afwijzing van een bouwvergunning, nu net als 35 jaar geleden zou zeggen: begin maar te bouwen, er komt daar toch niemand kijken. Ondertekening door mij zou dan betekenen dat ik de Tweede Kamer zou laten vragen te kiezen voor een beleid dat geen beleid is. Verder bleek mij dat de aangedragen verhalen over Valkenswaard niet geverifieerd waren. Ook de opvatting dat onze belangen, ook op het gebied van de natuur, niet zo goed door Valkenswaard zouden worden behartigd leek mij op z'n minst discutabel na de ervaring van de bewuste vernietiging van een karakteristiek Brabants landschap in onze Mollen-velden tegen de uitdrukkelijke wil van de bewoners in.

Bovendien bleek Bruggerhuizen in het kader van de herindeling voor de toekomstige gemeente Heeze-Leende eigenlijk slechts interessant als zonder die bewoners het nagestreefde inwonertal van 15.000 niet zou worden gehaald. Men telde er echter ruim 15.200.

Op 22 maart werd de betreffende brief, niet rechtstreeks maar nood-gedwongen via de gemeentesecretaris, afgegeven in de bus die de commissie door Leende voerde maar Bruggerhuizen niet aandeed.

Ik kon mij niet voorstellen dat een bestuurder weloverwogen een besluit zou kunnen baseren op die gegevens. Edoch!  

 

Romantiek en werkelijkheid

Zoals vele anderen, onder wie de burgemeesters van Leende en Valkenswaard, was ik erover verbaasd dat de Tweede Kamer Bruggerhuizen toch wilde indelen bij de toekomstige gemeente Heeze-Leende. Het besluit daartoe werd met een nipte meerderheid genomen naar aanleiding van een amendement dat inging tegen de adviezen van provincie zowel als kabinet. In de Kamer had de VVD-woordvoerder vooraf nog gewaarschuwd zich toch niet bezig te houden “met dat soort minitieuze onderdelen van het provincievoorstel.”

Benieuwd naar de beweegredenen heb ik op 29 mei, enkele uren nadat het amendement was aangenomen, een lang gesprek gehad met de indiener ervan, de heer Hoekema, sedert de verkiezingen in 1994 lid van de Tweede Kamer voor D66. Hij zei me het eens te zijn met het voorstel Bruggerhuizen op zakelijk-bestuurlijke gronden te doen aansluiten bij de gemeente Valkenswaard.

Hij had echter zijn ‘romantische hart’ laten spreken. Ik zag het voor me: een zandweg, al vanaf 1340 bij Leende en de bewoners willen zo graag“. Daarom had hij zijn collega’s in de Tweede Kamer opgeroepen hun “hart te laten spreken boven de rede”.

Verder vertelde hij van een partij genoot op Bruggerhuizen wel tien brieven met argumenten te hebben ontvangen. (In een brief aan Burgemeester en Wethouders van Leende zou hij later geen aantal noemen maar - heel pleonastisch - spreken van “uitvoerige schriftelijke correspondentie”.)

Tijdens ons gesprek bleek het vrij eenvoudig te zijn de aangereikte gegevens te weerleggen. De motiveringen waarop zijn romantische gevoelens steunden, waren, zo merkte ik, deels niet relevant, deels eenzijdig want maar halve waarheid en deels pertinent onjuist. Zo was het onjuist te stellen dat de familierelaties allemaal in de richting Heeze-Leende gaan. Ook was het motief onjuist dat boeren grond aan de andere kant van het Leenderbos hebben. Los van de zinvolheid van zo`n motief, er is slechts een boer van Bruggerhuizen die ook daar grond heeft. En hij had duidelijk voor aansluiting bij Valkenswaard gekozen. Het was merkwaardig dat derden zijn positie dan toch als argument gebruikten voor aansluiting bij Leende.

Uit de reacties van mijn gesprekspartner tijdens dit deel van het onderhoud putte ik de moed hem op de man af te vragen of hij de aangedragen gronden wel had geverifieerd. Heel ruiterlijk bekende hij te hebben nagelaten de gegevens uit die brieven te controleren. Er had geen verificatie plaats gevonden, niet bij de provincie, niet bij de gemeenten Leende en Valkenswaard.

Het “romantische” last-minute-amendement berustte dus op niet-gecontroleerde, in mijn opvatting ondeugdelijke gegevens. Het veegde wel bestuurlijke argumenten en de wel zorgvuldige voorbereidingen van provincie en kabinet in één klap van tafel. De heer Hoekema onderkende dit en deed eigener beweging het voorstel naar mij toe te komen.

Het gesprek werd zelfs saillant nadat ik gezegd had dat enkele van de genoemde beweegredenen juist die dag in een regionaal dagblad stonden vermeld. Voor mij geheel onverwachts zei de heer Hoekema dat ik te zijner tijd “over een jaar of zo kon proberen de bestuurders van de betrokken gemeenten op een lijn te krijgen. Provinciale Staten zou dan tot grenscorrectie kunnen besluiten zonder tussenkomst van de Tweede Kamer.”

Werden eerst door het amendement, zoals we zagen, de bestuurlijke argumenten en het zorgvuldig voorbereidend werk van provincie en kabinet op emotionele gronden en zonder controle van de aangereikte gegevens van tafel geveegd, nu, in deze fase van het gesprek verdween plotseling het amendement zelf in de richting van de prullenbak. Voor de goede orde, dit gebeurde een paar uur nadat het amendement in de Tweede Kamer was aangenomen en het gebeurde door de indiener zelf!

 

Parlementariër in Bruggerhuizen

Op 9 juli 1996 is de heer Hoekema gedurende een kleine vier uur bij me op bezoek geweest. Voor wat de weergave van het besprokene betreft zal ik me in dit artikel beperken tot de lijnen die aansluiten bij de Memorie van Antwoord, 24571, nummer 268b van 1 juli 1996. Op verzoek van de Eerste Kamer gaat de staatssecretaris dan nog eens in op de positie van Bruggerhuizen. Op bladzijde 13 van de Memorie schrijft ze: “Zowel het provinciebestuur als het kabinet achtten een overgang van deze kern naar de gemeente Valkenswaard wenselijk. De kern is volkomen georiënteerd op en slechts goed bereikbaar vanuit de gemeente Valkenswaard. Bruggerhuizen ligt geïsoleerd van de kern Leende en is er door het Leenderbos van gescheiden. Een meerderheid in de Tweede Kamer heeft evenwel geoordeeld dat de kern niet van Leende zou moeten worden losgeweekt. Als rechtvaardiging van dit standpunt blijkens de toelichting bij het desbetreffende aanvaarde amendement geldt de lange historie en de verbondenheid van Bruggerhuizen met het gebied.” Tot zover de staatssecretaris. Natuurlijk moet in zo’n tekst het taalkundige begrip ‘volkomen’ niet verward worden met het mathematische ‘honderd procent’.

De heer Hoekema en ik bespraken het realiteitsgehalte van de beide argumenten die ter rechtvaardiging onder het amendement zijn gelegd. Er deden en er doen zich dan twee vragen voor:

1.   Doet het argument: langdurige verbondenheid met Leende, wel recht aan de historische werkelijkheid?   

2.  Met welk gebied hangt Bruggerhuizen in werkelijkheid samen?

Voor een begin van antwoord op de eerste vraag kunnen we te rade gaan bij een brief van 3 maart 1796. Daarin schrijft de toenmalige pastoor van Leende aan zijn vicaris dat zijn kerk precies in het midden van de gemeente staat. En dan vervolgt hij: “daer is maer eenen uijthoek, genaemt de bruggerhuijs, daer sijn 9 huijsen, die sijn een uur verre van Leenderstrijp en bij de 5 quartier van onse kerk, en maer een half uur van Valkensweerdt, en daer gaen sij ook altijd te kerken.” Tot zover dit citaat.

Wat leert ons deze mededeling over Bruggerhuizen? Allereerst dat Bruggerhuizen tweehonderd jaar geleden voor Leende een uithoek was. Vervolgens dat de bewoners van Bruggerhuizen zich toen reeds richtten op Valkenswaard.

Die oriëntering op Valkenswaard heeft zich sindsdien uitgebreid tot vele levensgebieden. Vooral de invoering van de leerplicht is in dat verband van belang geweest. Op jonge leeftijd gingen de kinderen van Bruggerhuizen meer structureel hun kennissenkring opbouwen in Valkenswaard, toen ze daar naar school gingen. Daar kregen ze hun vriendjes en gingen ze bij clubs. Op geheel natuurlijke wijze groeide zo een sociale gerichtheid op Valkenswaard, van waaruit vooral deze eeuw bovendien vele moderne voorzieningen werden aangereikt.

De infrastructuur is eigenlijk een afspiegeling van deze historische groei. Vanuit Valkenswaard zijn er twee toegangswegen naar Brugger-huizen. Beide wegen zijn verhard. De enige rechtstreekse verbindingsweg tussen Bruggerhuizen en Leende daarentegen was twee eeuwen geleden een stoffige zandweg en is nu nog steeds een niet op hedendaags motorisch verkeer berekende zandweg. Het niet-ontsluiten van het gebied is symbolisch voor de verhouding tussen Leende en Bruggerhuizen. Leende heeft de gegroeide oriëntatie van Bruggerhuizen op Valkenswaard als een gegeven geaccepteerd. Ook is vanuit de bevolking geen interesse gebleken om op Bruggerhuizen te gaan wonen. Niet een van de huidige bewoners van Bruggerhuizen komt namelijk uit het dorp Leende zelf.

Door deze historische ontwikkeling is verbondenheid met Leende dan ook geen levend begrip kunnen worden.

Het bij de indiening van het amendement geformuleerde motief van langdurige verbondenheid met Leende bleek geheel voorbij te zijn gegaan aan de historische ontwikkeling van de afgelopen twee eeuwen. Het aangewende motief doet een beroep op een verouderde, statische opvatting van het begrip geschiedenis en miskent de dynamiek van het historisch proces dat zich hier heeft voltrokken.

Naar aanleiding van de tweede rechtvaardiging tot het indienen van het amendement luidt de cruciale vraag: met welk gebied hangt Bruggerhuizen in werkelijkheid samen?   

Door ligging (naadloze aansluiting bij Valkenswaard) en verwevenheid (grote afhankelijkheid van Valkenswaard) kunnen in alle realiteit alleen Bruggerhuizen en Valkenswaard als een samenhangend gebied worden beschouwd en bepaald niet Bruggerhuizen en Leende. Die relatie tussen Bruggerhuizen en Valkenswaard is bovendien in niet onbetekenende mate gegroeid door een sterke beweging vanuit het gebied zelf.

De beide argumenten die het amendement moesten rechtvaardigen, berusten derhalve niet op de historische werkelijkheid van de laatste tweehonderd jaar.

 

Na deze informatie hebben de heer Hoekema en ik een tour d’horizon gemaakt waarbij hij de hem indertijd en nu aangereikte gegevens op hun werkelijkheidswaarde zelf kon toetsen.

Kortheidshalve zal ik me hier beperken tot de weergave van slechts een tweetal zaken.

1.  De heer Hoekema heeft gezien hoe de beide verharde toegangswegen vanuit Valkenswaard naadloos aansluiten bij de bestrating van Bruggerhuizen. Hij zag ook dat Bruggerhuizen in landschappelijk opzicht duidelijk herkenbaar een geheel vormt met het aangrenzende gebied van Valkenswaard en dat de westrand van het Leenderbos eerder een groene scheidingswand is. Toen we vervolgens naar de gemeentehuizen van Leende en Heeze reden, heeft hij ervaren hoe slecht begaanbaar de enige directe verbindingsweg met Leende, die “romantische” zandweg, in feite is.

2.  De heer Hoekema heeft toen ook een aantal consequenties van zijn amendement leren kennen. Zo zullen de bewoners van Bruggerhuizen bijna zeventien kilometers meer moeten afleggen om het bestuurs-centrum in Heeze te bezoeken. Bijna zeventien kilometers meer dan hetzelfde bezoek aan het gemeentehuis te Valkenswaard, de direct voorhanden oplossing. Het is oneigenlijk om dan de frequentie van die bezoeken in het gesprek in te brengen. Hoe vaak men naar het gemeentehuis gaat, het zal voor iedere burger verschillend zijn. Terwijl het algemeen politiek streven er toch op is gericht om het bestuur dichter bij de burger te brengen, wordt de situatie voor Bruggerhuizen door het amendement erger dan ze in 1796 al was. Betekende Bruggerhuizen toen voor Leende al een uithoek, het zal dat nog meer zijn voor het bestuur in Heeze.

Nog merkwaardiger wordt die situatie als men met het toch aanbevolen openbaar vervoer van hier naar Heeze wil. De heer Hoekema heeft geconstateerd hoe zijn amendement in dat geval zelfs tot absurditeit leidt. De bewoner van Bruggerhuizen zal dan namelijk op de fiets naar het gemeentehuis in Valkenswaard gaan. Daar in de buurt stalt hij zijn rijwiel en neemt hij de bus naar Leende. In Leende probeert hij aansluiting te krijgen op de bus naar Heeze. Diezelfde tijdrovende gang dient vervolgens in omgekeerde richting te worden afgelegd. Een andere route is de volgende. Men stalt zijn fiets wederom bij het Valkenswaardse gemeentehuis, men neemt de bus naar Eindhoven en vandaar gaat men per trein of bus naar Heeze. Afgezien van deze omslachtige manier van reizen en het ongemak zit het absurde vooral hierin dat in beide gevallen van openbaar vervoer naar het gemeentehuis in Heeze, men zijn rijwiel eerst zal moeten stallen nabij het gemeentehuis in Valkenswaard. De heer Hoekema begreep dat dit te gek voor woorden is.

Eenmaal weer thuis kon ik tijdens de lunch aan mijn bezoeker kwijt dat het amendement dus zeer aanvechtbaar was. Het steunde niet op de historische werkelijkheid doordat het voorbij ging aan de ingrijpende ontwikkelingen van de laatste twee eeuwen. Het bracht het lokaal bestuur onnodig verder van de burger af en bovendien was het inconsistent tegen de achtergrond en de beleidstechnische, bestuurlijke uitgangspunten van het totale voorstel van provincie en kabinet. Deze twee instanties hadden echter de diepgaande transformatie van Bruggerhuizen wel onderkend, in ieder geval hadden zij de gegroeide werkelijkheid als uitgangspunt genomen tot bestuurlijke aansluiting bij Valkenswaard. Die aansluiting zagen zij als een logisch uitvloeisel van een dualisme dat in de afgelopen eeuwen is ontstaan: op papier bij Leende, in werkelijkheid hoofdzakelijk gericht op en slechts goed bereikbaar vanuit Valkenswaard. Zij zagen bestuurlijke herindeling hier als de voltooiing, de formalisering van een vanuit het gebied zelf op natuurlijke wijze ontstane situatie.

Van zijn kant herhaalde de heer Hoekema aan tafel, ten overstaan van mijn vrouw en mij, dat ik op termijn de beide gemeentebesturen kon benaderen om alsnog een grenscorrectie te bereiken via de provincie en buiten de Tweede Kamer om. Hijzelf zou zich sterk maken voor realisering van enkele nutsvoorzieningen als riolering en aardgas, zaken die voor de meeste Nederlanders gemeengoed zijn. Ook zou hij, in het kader van nazorg met betrekking tot de (her)indeling, aan de nieuwe gemeente Heeze-Leende extra aandacht gaan vragen voor onze buurtschap. Waarschijnlijk omdat hij discrepantie had ervaren tussen de brieven die hij had ontvangen en de werkelijkheid van Bruggerhuizen zei hij tot slot eind augustus/begin september te zullen terugkomen voor een gesprek met zijn partij genoot-briefschrijver en mij.

De sfeer tijdens onze ontmoeting was aangenaam en zelfs van dien aard dat hij me diezelfde avond (om een privé-reden) nog belde en twee dagen nadien de afspraak voor het eind augustus/begin september geplande gesprek telefonisch bevestigde.

 

De Eerste Kamer

Op 3 september besprak de Eerste Kamer het geamendeerde wetsvoorstel over gemeentelijke herindelingen in Brabant. Geen enkele fractie was enthousiast over het voorstel zoals het er nu lag. Er was te veel misgegaan in de procesgang die een grote mate van inconsistentie had vertoond.

Over het functioneren van de Tweede Kamer in dat proces werd uitermate negatief geoordeeld. Toen de staatssecretaris tijdens het debat een zwakke poging deed de Tweede Kamer tegen de kritiek in bescherming te nemen, werd onomwonden gezegd dat de Tweede Kamer wel uitvoerig over het oorspronkelijke wetsvoorstel had gesproken maar niet weloverwogen! En ook dat sommige veranderingen pas op het allerlaatste moment waren ingediend zonder oog te hebben voor het totale pakket. Bruggerhuizen bleek een van de pijnpunten in het geschonden wetsvoorstel. Zonder dat er tegenspraak kwam, sprak een van de woordvoerders zelfs van “De blunder van Bruggerhuizen”, een blunder die gerepareerd moest worden.   

En zo kwam de Eerste Kamer voor de keuze te staan: het hele voorstel afwijzen (met alle gevolgen van dien zoals uitstel van verkiezingen) of toch goedkeuren. De VVD-woordvoerder H. Wiegel zei letterlijk: “Als het wetsvoorstel toch wordt aangenomen is het misschien alleen maar een overwinning waar Pyrrhus blij mee zou zijn geweest.” Een andere woordvoerder vroeg zich hardop af hoe je het toch ooit zou kunnen uitleggen als je instemt met een gemeentelijke herindeling waar je eigenlijk niets in ziet. Negen fracties vonden een uitstel van een halfjaar helemaal niet zo ernstig als daardoor een beter wetsvoorstel mogelijk werd.

De staatssecretaris van haar kant zag in dat het proces van gemeentelijke herindeling, zoals het had plaatsgevonden, geen bijdrage was aan het gevoel van veel mensen dat het allemaal op basis van objectieve, weloverwogen en lang beredeneerde gedachten gebeurde. Aldus de formulering in de Eerste Kamer. De bewindsvrouwe zegde toe met de Tweede Kamer een gesprek te beginnen om dit soort effecten in de toekomst te voorkomen, effecten die zoals iedereen moest vaststellen ongelukkig zijn.

 

Bij de stemming op 10 september besloten de drie regeringspartijen (op een PvdA-lid na) niettemin het wetsvoorstel alsnog goed te keuren. De negen overige fracties uit de Eerste Kamer stemden tegen.

Evaluatie in de Tweede Kamer om bij alle volgende indelings-voorstellen adequater te kunnen besturen, lijkt op dit moment het maximaal haalbare. De daadwerkelijke reparatie van “de blunder van Bruggerhuizen” wordt dan, ondanks jarenlange provinciale voorbereiding in het verleden, iets van de toekomst.

 

Terugblik

Het komt mij voor dat een combinatie van vier factoren debet is aan deze besluitvorming over Bruggerhuizen:

-     het ontbreken van besef van de betrekkelijkheid van medeondertekening van een brief van een buurman, in zo’n kleine gemeenschap;

-     de in de procedure van de Tweede Kamer ingebakken slordigheden;

-     een kersverse parlementariër die blind vaart op laat aangereikte 
gegevens;

-    een staatssecretaris die het ontbrak aan bestuurlijke en politieke moed om overeind te houden wat zij bestuurlijk juist wist; in eerdere 
contacten met het parlement had ze al zoveel averij opgelopen dat ze 
met dit voorstel per se de eindstreep wilde halen; de bestuurlijke 
toekomst van dertien gezinnen diende als wisselgeld.

Intussen heb ik van de heer Hoekema niets meer vernomen.

Op 16 september heb ik aan de heer Van Sante, de laatste burgemeester van Leende, verantwoording afgelegd van mijn opvattingen en verslag gedaan van het bezoek van een parlementslid aan Bruggerhuizen.

Later heeft het bestuurscollege van Leende nog een brief gericht aan de heer Hoekema. De inhoud van diens schriftelijk antwoord kreeg de kwalificatie . . . ..   Enfin, laat ik hier eindigen, anders overschrijd ik de grens van mijn persoonlijke herinneringen en belevenissen en dus die van de bedoeling van dit artikel.

-.-.-.-.-.-.-

 

Voorgaande bladzijden geven persoonlijke herinneringen weer. Ik alleen ben daar verantwoordelijk voor. Dat neemt echter niet weg dat die herinneringen en ook de weergave ervan een basis vinden in de Wet Algemene Regeling Herindeling, in publicaties van provincie en kabinet, in de Handelingen van de Tweede en die van de Eerste Kamer en in persoonlijke gespreksnotities.

Leo Driessen                 28 januari 1997                 Bruggerhuizen

Ga terug