schuttersgilde

Heemkronijk jaar:1962, jaargang:1, nummer:1, pag:5 -9 


“Heerlijke” belangstelling voor de schuttersgilden.

door: Jan Aerts


Kermismaandag van het vorig jaar had het drie jaarlijkse koningsschieten van het St . Jorisgilde plaats. Het beslissende schot werd gelost door mr. H.N.C. baron van Tuyll van Serooskerken. Drie jaar lang zal deze nu koning van de “auw schut” zijn. Het is niet nieuw een Kasteelheer-koning bij een van de gilden onzer heerlijkheid. Wellicht is het gebruik zo oud als de gilden zelf . Baron van Tuyll had, voor zover dat op de nog aanwezige koningsschilden is na te gaan, heel wat voorgangers. Alleen het Leender St. Catharina en St. Barbaragilde heeft geen enkel schild in deze zin.
De oudste kasteelheer waarvan nog een schild getuigd van zijn koningschap, is Albert Carel Snouckaert van Schaumburg, de zoon van de bouwheer van het huidige kasteel. Bij het overlijden van zin vader in 1678 verkrijgt hij de heerlijkheid, onder voogdij van zijn moeder, Anna Margriet van Randwijck. In 1686 wordt hij, 17 jaar oud, koning van het Zesgehuchtense St. Jorisgilde. Het zeer fraaie en biezonder solide schild, versierd- met zijn familiewapen, draagt aIs opschrift: “Hoogh Edelen Welgebooren/Heere Albert Carel Snockaert/Vrij en Gront Heer der Vrije heerlijckhede van Heze ende Leende en/de Ses Gehuchten/ Coninck sijnde geweest/in ‘t jaar/1686”.
Hierna vinden we geen enkele kasteelbewoner meer die de “ koninklijke” waardigheid verwerft, tot 1759. Wel werd in 1655 de heerlijkheids-secretaris, Hendrik de Jongh, koning van het Heezer St. Jorisgild. Hij schenkt een mooie ronde koningsplaat, waarop: “Hendrik de Jongh secretaris van Heeze ende Leende Anno 1655”. Binnen de ronden band met dit opschrift bevindt zich zijn wapen (twee slangen). In 1682 wordt de drossaard koning van het Zesgehuchtens gilde . 0p zijn schild staat s: "Johan de Jongh Drossaart der/Vrije Gront heerlijckheden/van Heeze Leende Sesgehuchten/ten ende Geldrop Conijnck/ 1682. Dit eveneens met familiewapen: twee gekroonde slangen.
Dan in 1759 wordt de oudste zoon van Jan Maximiliaan van Tuyll van Serooskerken, die in dat jaar de heerlijkheid had gekocht, koning van het St. Jansgilde van Leender-Strijp. Toen was hij nog bestemd om op te volgen. Maar wat later had hij zich eens in een brief aan een vriend, wat ongelukkig over zijn stiefmoeder uitgelaten. Deze kreeg toevallig die brief in handen en besloot hem te onterven (1). Het opschrift van zijn koningsplaat luidt “Ionker Frederik Christaan/Hendrik van Tuyll van Serooskerken/koning van Guel tot/Leenderstrijp/Anno 1759”, met wapen van T. van S.
Jan Diederik' van T. van Es. laat in 1792 de vogel van het St. Agathagilde naar beneden tuimelen. Deze vestigde zich in Heeze, toen hij benoemd werd tot houtvester van de streek waarin zijn bezitting lag (2). 0p zijn schild is gegraveerd: “J.D. van Tuyll van Serooskerken/Vrijheer van Heeze en Leende/Koning van St. Agatha/1792”, met wapen.
De Zesgehuchtense gildebroeders hebben in deze reeks wel een zeer zeldzame koningstrofhee, n.l. van een koninging. Op 6 sept. 1847 liet douariaire Johanna Catharina van Tuyll van Serooskerken van Westreenen al haar mannelijke tegenstanders achter zich. Met een welgemikt schot haalde zij de vogel omlaag. Vast en zeker onder luid gejuich van haar rivalen en de belangstellenden. Het schild waarmee zij de vogel “vereerde”, draagt de wapens van Tuyll en Westreenen, en: “J.C. van Westreenen Baronesse/van Tuyll van Seroosken Vrouwe van Heeze Leende en Zesgehuchten/ Koningin van de St. Joris schutterij/den 6 september/1847”. Ook de oude vaandels der gilden getuigen van een hechte band tussen deze en de kasteelbewoners. Het oudst moeten we ook hier weer in Zesgehuchten zoeken. Het wapen van Snouckaert van Schaumburg daarop wijst dit terug naar de 17de of begin 18de eeuw. Het is echter vergaand versleten, maar misschien kan restauratie het behoud er van nog waarborgen. Dit gilde heeft ook nog een standaard uit 1928 met het wapen Tuyll.

Het St. Agathagilde bezit een vaandel met het wapen van Tuyll uit 1888.
Een schild van het Heezer St. Jorisgilde heeft als inscriptie: “K.(arel) A.(august) M.(arie) H.(ippolyte) van Tuyll van Serooskerken/van-Heeze en Leende/ter gedachtenis aan St. Joris/1871".
Samuel Jonh, baron van Tuyll van Serooskerken (1955) heeft zijn schutterskwaliteiten en zijn belangstelling voor de gilden meer dan bewezen. Tot vier maar toe haalde hij vakkundig de vogel uit de schutsboom. De eerste keer deed hij dat in Zesgehuchten; opschrift: S.J. Baron van Tuyll van Serooskerken heer van/ Heeze Leende en Zesgehuchten/koning van St. Joris schutterij/den 4 Sept. /1905".
Een jaar later, in 1906, wordt hij koning van het St. Agathagilde; en in 1909 van het Heezer St. Jorisgilde. Dan in 1917 weer van het St- Agathagilde; alleen dit laatste schild. draagt geen wapen, maar een afbeelding van het kasteel. Doordat in 194O de oorlog uitbrak, is baron van Tuyll tot 1945 koning gebleven In dat jaar werd hij opgevolgd door burgemeester M.H. Cox. Er waren dus steeds hechte banden tussen de heren en de gilden. Het oudste bericht hierover vinden we bij het Leender St. Jacob en St. Annagilde. Deze schutterij zag op 8 mei 1927 al haar gildezilver en andere bezittingen (uitgezonderd de kapiteinspiek van "St. Job” en enkele opschrijfboekjes) met het gilde-café in vlammen opgaan (3). Een van deze boekjes wordt ook nu nog bewaard, het bevat o.a. de afschriften van een verzoekschrift der gildebroeders aan Willem van Horne, en diens antwoord daarop. De beide gilden van Leende-dorp vragen hierin o.m.: “dat het Uwe Edelheid believe te gunnen en toe te staan drie gulden en vijftien stuivers Brabants geld, zoals die van Heeze het hebben om deze te gebruiken voor den maaltijd van de omgangsdagen van het gild”. Het als antwoord van de heer: Gunt en verleent nog aan de verzoekers drie gulden en vijftien stuivers elk jaar zolang de schutterij bestaat …” en "… op voorwaarde dat de broeders en schutters van de voornoemde gilden verplicht zullen zijn om in aller haast en vlijt den officier en de Justitie allen bijstand en hulp te verleenen als zulks verzocht wordt”. Het stuk zal dateren van 29 juni 1516. Willem van Horne bezat de heerlijkheid van1773 tot 1580. De betreffende stukken zijn echter driemaal gekopieerd. De eerste maal door de heerlijkheidssecretaris, Arndt Melchior die dit ambt bekleedde van het begin der 17e eeuw tot na 1635 (4). Daarna op 18 juli 1842 door J.F. Kemps Paulus Zoon, en ten laatste de afschriften die wij gebruikten van 22 nov. 1886, van de Leender onderwijzer P. Verra. Deze spreekt van: ”voor zover de duidelijkheid dit toeliet”. In 1516 was Maximiliaan van Horne Heer. Het lijkt waarschijnlijker dat dat de datum fout is doorgekomen. 0p de naam van de heer verkijkt men zich niet zo gauw.
Tenslotte mogen wij hier niet vergeten te vermelden, dat bij de jaarlijkse vendelhulde op kermismaandag aan de wereldlijke en geestelijke overheid, ook de kasteelheer wordt bezocht. Eveneens is het traditie dat de nieuwe kasteelheer op de scheiding van het territoir afgehaald wordt ( 5)”.
Met het bovenstaande is een beetje uit de rijke gilde-historie naar voren gekomen. Meer was ook niet de bedoeling. Rest ons dank te zeggen aan de gildebroeders van Heeze, Leende en Zesgehuchten voor hun gastvrijheid en medewerking. Ook zeggen wij dank aan de heer M. van de Heyden Jr. uit Heeze voor de illustratie die hij bij dit artikel maakte.
(1) Gens Nostra, 2e jrg. No. 4; bldz.305; 1947.
(2) Als boven.
(3) J.A. Jolles, De schuttersgilden en schutterijen van Noord Brabant; dl.1. ’s-Hertogenbosch 1933.
(4) Dr. W. Meindersma, De heerlijkheid van Heeze, Leende en Zesgehuchten, bldz. 56, Zaltbommel 1911.\(5) Kronijk van Heeze, bldz. 44-45.

 

Heemkronijk jaar:1962, jaargang:1, nummer:2,  blz.16

Kanttekeningen op bovengenoemd artikel door: Jan Aerts

Op het schild van douariaire J.C. van Westreenen staat: "Koningin van St. Joris schutterij". Men zou mogen aannemen dat dit ook zo was. Het blijkt nu dat het gilde voor 1847 twee koningsschilden bezit. Waarschijnlijk moeten wij de kasteelvrouwe hier zien als ere-koningin of iets der gelijks. In het kader van boven aangehaald art, past ook nog het volgende dat wij in de "Navorscher" (jrg. 35; 1885 blz 342 en 456) vonden. Beide artikeltjes, die wij hieronder kort samenvatten, zijn van de hand van A.J.C. Kremer, zoon van de bekende ogen-dominee.

Voor de aanvang van de kermis, kwam de standaard-ruiter van het Zesgehuchtens St. Jorisgilde naar het kasteel te Heeze. Daar werd dan aan de kasteelvrouwe (toen de freules van Tuyll van Serooskerken) gevraagd de kermis te mogen openen. Na bekomen verlof werd haar gevraagd, het eerste schot (ereschot) op de vogel te willen doen. Na inwilliging van het verzoek, werd het ere-schot aan de burgemeester der plaats opgedragen. De ruiter verliet dan het kasteel om de toestemming aan de dorpsbewoners bekend te maken. "Het naar het kasteel rijden en het verzoek om te mogen vogelschieten, hangt samen met het bezit der hoge en lage jurisdictie, wat vroeger de baron toekwam. De burgemeester is de opvolger van diens scheut".

 

 

Ga terug