Eenvoudig met invloed. Over pater Adrianus van Gestel uit Geldrop

Heemkronijk jaar:1993, jaargang:32, nummer:4, pag:151 -163

EENVOUDIG MET INVLOED
Over pater Adrianus van Gestel uit Geldrop

door: Henk van den Berg

 

Onder zijn eigen naam mocht hij van zijn superieuren zijn boekje niet laten verschijnen. Maar hij vond snel een passend pseudoniem in de naam van de plaats waar hij in 1830 was geboren, en waar zijn moeder en stiefvader toen, in 1864, nog altijd woonden: Geldrop. En dus vermeldde de omslag van Het Christendom en de Staat in onzen tijd als auteur: A. van Geldrop, in plaats van de werkelijke naam: A. van Gestel. In dit boekje bundelde deze jonge jezuïet een reeks artikelen die hij eerder in de krant De Tijd had gepubliceerd. Van Gestel leverde namelijk sinds augustus 1863 regelmatig hoofdartikelen voor deze landelijke katholieke krant.(1) Onder groeiende waardering van hoofdredacteur Smits vertolkte hij op een heldere manier de politiek-maatschappelijke koers van het Dagblad.(2)

Met deze(3) en andere publikaties(4), die een breder, ontwikkeld lezerspubliek konden bereiken, oefende hij een onmiskenbare invloed uit. De bekende medicus-historicus W.J.F. Nuijens was bepaald niet de enige katholieke tijdgenoot bij wie hij groot respect afdwong(5)

Van Gestel was echter niet iemand die in het openbaar op de voorgrond trad. De eenvoud, nederigheid en bescheidenheid die hem na zijn dood werden toegedicht6, hoeven niet enkel als vrome herdenkingswoorden te worden opgevat. Ze corresponderen met het beeld dat hij van zichzelf schetste in zijn autobiografische aantekeningen(7):

"(...) bij de beraadslagingen van kleine comités ben ik nooit gelukkig geweest, tengevolge ener zekere aangeboren bedeesdheid en omdat ik mijn hele leven in een ondergeschikte positie heb doorgebracht. Wanneer men mijn gevoelens niet aanvaardde, ook zonder mijn        redenen te hebben weerlegd, deed ik er liever het zwijgen toe dan tegen de stroom in te roeien.”(8)

Een dergelijke opmerking roept de vraag op naar zijn afkomst en zijn jeugdjaren. Daarover gaat dit artikel.

 

Het gezin

In tegenstelling tot de meeste bekende Geldropse geestelijken in de 19de eeuw, die afkomstig waren uit een gegoede families(9), werd Adriaan van Gestel in een eenvoudig gezin geboren. Zijn vader, Johannes van Gestel, beoefende het vak van metselaar, zijn moeder, Anna-Maria van Zeeland, was dagloonster, in ieder geval tot hun beider huwelijk op 18 november 1824.(10) Geen rijkdom dus, maar ook geen behoeftige levensomstandigheden. Vader Van Gestel kon van zijn spaargeld een oud huisje kopen, dat hij vervolgens verving door een nieuw. Maar om de kost te verdienen verliet hij wel elk jaar in de zomermaanden zijn gezin. Hij verruilde dan Geldrop voor Den Haag, waar voor bouwvakarbeiders veel meer werk was dan in zijn eigen streek. 's Winters hield hij zich bezig met klompen maken. Twee kinderen telde het gezin Van Gestel al, toen Adriaan op 30 januari 1830 geboren werd. Het oudste, een meisje, stierf enkele maanden daarna, nog geen vijf jaar oud.

De politieke ontwikkelingen rondom de Belgische Opstand in dat jaar zouden mede aanleiding ertoe zijn dat het gezin enige tijd later nog zwaarder getroffen werd. Bezorgd vanwege de dreigende oorlogstoestand in Zuid-Nederland keerde vader Van Gestel namelijk vroeger dan gewoonlijk al in september uit Den Haag huiswaarts. Onderweg liep hij een ziekte op die hem in vier dagen fataal zou worden.

"In Holland namelijk was de cholera uitgebroken; en nu meende  men in Den Bosch dat hij die ziekte onder de leden had; niemand   wilde hem in huis nemen, en hij moest de nacht op een bank langs de straat doorbrengen.",

noteerde zijn jongste zoon 65 jaar later.(11)

De weduwe zat niet bij de pakken neer: zij begon een winkeltje en wist zo in haar levensonderhoud te voorzien. In 1834 hertrouwde zij met haar neef Arnoldus van Zeeland, van beroep Wever.(12) Uit dit huwelijk werd nog een meisje geboren, dat evenwel na één dag al overleed. Adriaan verloor bovendien zijn oudere broertje, toen hij zelf zes jaar was. Zo bleef hij als enig kind over.

Zowel voor zijn vader, als voor zijn moeder en haar tweede man gold dat hun leven in het teken stond van hard werken en soberheid. Daaraan ontleenden zij hun zelfrespect en de waardering van hun omgeving. Van Gestel noemt hen met eerbied, in het bijzonder zijn moeder, die zich kennelijk het meest met zijn opvoeding bezighield. Haar vergezelde hij ook ieder jaar bij de deelname aan de bedevaart vanuit Geldrop naar Onze Lieve Vrouw te Handel. Hij zou op latere leeftijd, als hij op doorreis in de buurt kwam, dat Mariaoord blijven bezoeken.

 

Naar school

In de persoon van J.F. ter Borgh, die naast Adriaans ouderlijk huis woonde, bezat Geldrop destijds een onderwijzer met bijzondere kwaliteiten. Samen met een ondermeester runde hij een school met meer dan 350 kinderen.(13) Naast vier uren onderwijs per dag gaven ze bijlessen: de ondermeester Frans, Ter Borgh zelf cijferen en aardrijkskunde. Temidden van de andere kinderen van het dorp kon Adriaan hier zijn prille leergierigheid uitleven. Hij bleek voldoende talent te bezitten om verder te studeren.

Maar toen hij als veertienjarige zijn moeder vroeg hem naar de Latijnse school in Eindhoven te laten gaan, reageerde ze afwijzend. Adriaan moest maar een ambacht leren. Omdat het eigenlijk Adriaans wens was priester te worden, bemoeide pastoor Van den Heuvel, bij wie Adriaan misdienaar was, zich ermee. Moeder gaf toe. Haar zorg over de onkosten werd enigszins verlicht door de hulp van een neef van haar tweede echtgenoot, J. Knaapen.(14) Deze was student op het groot-seminarie en toonde zich bereid Adriaan de beginselen van het Latijn bij te brengen. Daardoor zou diens studietijd aan de Latijnse school van zes tot vier jaar kunnen worden ingekort.

Naar Eindhoven dus, zoals Van Gestel later weergaf:

“Ik zou dagelijks op en neer naar Eindhoven gaan, gelijk ook de   kinderen die van meer bemiddelden dan wij waren, deden. Want in  die tijd zag men tegen een uur of twee lopens per dag niet op. De  rijkste fabrikanten van Geldrop die dikwijls voor hun zaken naar  Eindhoven moesten, gingen altijd te voet.”(15)

Vele malen stapte Adriaan op in gezelschap van een medestudent uit Geldrop, Michaël Maas.(16)

De Latijnse school in Eindhoven, gelegen op de hoek van de Markt, telde ongeveer dertig leerlingen, voornamelijk uit Eindhoven en omgeving.(17) Ze werd geleid door twee priesters, rector C. van de Ven en conrector A. van Hooff. Met de strakke aanpak van deze geboren Leendenaar kreeg Adriaan het eerst te maken.

"De volmaaktste orde heerste in de klas; geen woord werd gesproken of een vin verroerd, zonder dat de schuldige met het signum, d.i. met één cent boete werd gestraft. Dit is zeker, dat al was het niet zeer veel wat wij leerden, wij echter ordelijk en stipt leerden werken."(18)

Rector Van de Ven kon van de aangeleerde discipline in de hogere jaren profiteren. Bij Van Hooff kregen hoofdzakelijk de regels van de grammatica - wel uitgebreid en zorgvuldig - de aandacht. Van de Ven bezat een deskundigheid op meer vakgebieden, die ook de Inspecteur der Latijnse scholen Wijnbeek opviel.(19) De rector stimuleerde zijn leerlingen bij het vertalen van Griekse en Latijnse auteurs, zodat ze er ook in hun vrije tijd nog plezier aan konden beleven. Het bracht Adriaan van Gestel ertoe de Ilias van Homerus en de Aeneis van Vergilius op eigen houtje door te werken. Dat hij het ook leuk vond zelf algebrasommen op te lossen, werd mogelijk doordat Van de Ven zijn leerlingen met de wiskunde vertrouwd maakte.

Belezen op historisch gebied, kon deze docent de actuele politieke gebeurtenissen, die hij met grote betrokkenheid volgde, enthousiast van commentaar voorzien. Daar zag hij kort vóór en in het Europese revolutiejaar 1848 geregeld de kans toe. Ongetwijfeld, aldus Van Gestel,

"bracht dit alles voor ons, Meierijse jongens die hoegenaamd niets wisten van hetgeen buiten onze kleine kring voorviel, het grote voordeel aan, dat onze blik verruimd werd, en wij opgewekt werden om later aan de grote wereldstrijd deel te nemen. (...) Zou ik zonder hem mij, met schrijven, op het actueel openbaar leven geworpen hebben?"(20)

Gebrekkig aan de opleiding vond Van Gestel de aandacht voor spelling en stijl van het Nederlands. Hij betreurde het achteraf dikwijls geen literaire vorming te hebben genoten: het zou hem geholpen hebben bij het vinden van de juiste formuleringen voor zijn geschriften. Maar hoewel hij de onvolledigheid van het genoten onderwijs erkende, leverde het volgens hem niet minder op dan vergelijkbare scholen in binnen- en buitenland. En het had hem geleerd zelfstandig te denken en te studeren, waarin hij meer geluk vond dan in welk materieel bezit dan ook.

 

Kloosterroeping

In de jaren dat hij de lessen aan de Latijnse school volgde, bleef Van Gestel het plan koesteren priester te worden. Hij besloot in het klooster te gaan. Blijkbaar geraakt door de volksmissies(2l) die door de redemptoristen overal werden gegeven en de door hen verspreide geestelijke werken van Alfonsus de Liguori, voelde hij zich enigszins tot deze congregatie aangetrokken. Op initiatief van een medestudent uit Wintelre, W. Hurkmans, gingen zij samen naar het noviciaat van de redemptoristen in het Belgische Sint-Truiden. Maar de pater die hij daar ontmoette, inspireerde hem niet tot intreden.

Tussen Hasselt en Sint-Truiden maakte Adriaan intussen wel kennis met het nieuwe vervoermiddel van die tijd: de trein. Hij had er tot dan toe in Eindhoven wel eens iets over gehoord en dat had hem nieuwsgierig gemaakt. Later in datzelfde jaar, 1848, kocht hij een boekje over het fenomeen, want hij wilde zich er wel eens nader in kunnen verdiepen.

 


 

Jezuïet

Van Gestel realiseerde zich duidelijk wat hij wilde: studeren en actief werkzaam zijn om het geleerde in praktijk te brengen. De al genoemde priesterstudent Knaapen attendeerde hem op de jezuïeten. Adriaan ging praten met pastoor Van Beek en diens kapelaans Nuijts en Lombarts. Ze sterkten hem in zijn voornemen en de pastoor schreef een aanbeveling die Adriaan zou kunnen tonen als hij zich bij de jezuïeten ging presenteren. Aangezien de Nederlandse jezuïeten deel uitmaakten van de Belgische provincie van hun orde, werd Adriaan in hun noviciaat in Drongen bij Gent geëxamineerd. Hij kreeg het advies het laatste jaar aan de Latijnse school af te maken. Daarna zou hij aangenomen kunnen worden. Het stelde hem teleur vanwege het uitstel, maar tegelijk gerust door de toezegging.

In januari 1849 werd de Nederlandse vice-provincie van de jezuïeten opgericht (in mei 1850 verheven tot provincie). Gevolg was dat Adriaan van Gestel opnieuw geëxamineerd moest worden in Culemborg. Hij werd dus als eerste kandidaat van de Nederlandse (vice-)provincie aangenomen. Rector Van de Ven van de Latijnse school probeerde hem kort nadien nog te strikken voor de door bisschop Zwijsen gestichte congregatie van de fraters van Tilburg.

Maar Van Gestels besluit stond vast: zijn toekomst lag bij de jezuïeten.

In september 1849 vertrok hij uit Geldrop naar Drongen. In de Neder- landse (vice-)provincie werd kort daarop een eigen noviciaat opgericht te Ravenstein. Adriaan werd begin februari 1850 met andere novicen daarheen gestuurd. De tocht vereiste wel doorzettingsvermogen:

"Het noordoostelijk gedeelte van Noord-Brabant, van Den Bosch af  tot Grave toe, was door een doorbraak van de Maasdijk bij Herpen in een zee herschapen. In de diligence, die tot haar as toe door het water ging, en in bootjes als men het met de diligence niet verder  wagen durfde, passeerden wij Den Bosch en staken wij de Beerse Maas over. Als ons een paar dijkwachters niet hadden begeleid, weet ik niet hoe wij op onze bestemming zouden zijn gekomen, want wij waren jongens die nooit gereisd hadden."(22)

Na de proeftijd van twee jaar werd hij tot de kloosterbeloften toege-laten. Daarop volgde in 1851-1852 de cursus wijsbegeerte aan het seminarie in Culemborg. Aan het einde daarvan kreeg Adriaan te horen dat hij samen met een andere student zijn studie zou voortzetten in Rome.

 

Rome

Bijna zeven jaar duurde Van Gestels verblijf in de eeuwige stad. Zijn metgezel zou om gezondheidsredenen al binnen een jaar naar Nederland teruggaan. Wellicht als enige Nederlander(23) studeerde Van Gestel in die jaren filosofie en theologie aan het Romeins College, ook bekend als de Gregoriana.(24) Nieuwe ervaringen en veel interessante contacten met geleerde geestelijken uit alle windrichtingen deden de eenvoudige Geldroppenaar veranderen. Maar terwijl hij groeide in geleerdheid en zich oefende in de omgangsvormen op hoog niveau, schudde hij de eenvoud niet van zich af.

Een rijkdom aan indrukken over zijn Romeinse jaren bevat zijn autobiografie. Erg summier is ze echter over een der hoogtepunten: op zaterdag 18 september 1858 werd Adriaan van Gestel in de beroemde basiliek Sint-Jan van Lateranen door kardinaal-vicaris Patrizi tot priester gewijd.

 

Stormloop op de biechtstoel

Het grootste deel van zijn verdere leven gaf Van Gestel lessen dogmatiek en moraaltheologie aan het theologicum van zijn orde in Maastricht. Die lessen kregen altijd voorrang boven zijn publicistische werkzaamheden. Daarnaast gaf hij retraites en bracht hij uren in de biechtstoel door. Als biechtvader genoot hij op latere leeftijd zelfs een bijzondere faam. De volgende getuigenis kort na zijn dood kan dat illustreren:

"Die biechtstoel bood op drukke dagen een eigenaardig aanzien.  Alle standen vond men er om vereenigd. Zoodra op die dagen om kwart vóór drie de kerk van het H. Hart te Maastricht openging,  werd er storm geloopen op den biechtstoel van Pater van Gestel. Een bonte mengeling, alles door elkaar. De stoere landbouwers der  omstreken dongen om de eerste plaatsen met de lakeien, die de plaats bewaarden der deftige mevrouwen, de fabrieksarbeider zat er naast den werkgever; voor vaders en kinderen, moeders en dochters was hij een beproefd raadsman. Vooral was hij een toevlucht voor zondaren. Zijn groote kennis der moraal-theologie, waarin hij het langst leeraarde, stelde hem in staat bij de meest  moeilijke gevallen een bevredigende oplossing te vinden. Het was bekend onder het minder stichtende gedeelte van Maastricht's  bevolking, dat vaak, wanneer een dezer erg levenslustigen reeds elders, wegens gebrek aan de nodige gesteltenis had moeten worden afgewezen, hij van zijn makkers den raad ontving het nog eens bij Pater van Gestel te probeeren. En dikwijl met goed gevolg,-  niet zoozeer, omdat de professor der moraal wat meer wist dan menig ander, maar omdat zijn menschkundig en vaderlijk woord den twijfelachtig gestemde tot betere gedachten bracht."(25)

De beschrijving is gekleurd, maar ze suggereert voldoende van de realiteit. Niet alleen door de weergave van de sociale verschillen van die tijd. Maar ook door de typering van een priester die binnen het kader van een opgelegd biechtpatroon met milde wijsheid tegemoet kon komen aan het verlangen naar geestelijke steun.

Pater Adrianus van Gestel werd ook door "zondaren" betreurd, toen hij op 20 augustus 1900 overleed.

 

NOTEN

1        Het boekje werd uitgegeven door Van Langenhuysen in Amsterdam, de uitgeversfirma die sinds 1863 het eigendom was van Jozef Alberdingk Thijm. Deze ambitieuze katholieke persoonlijkheid, zeer actief op cultureel gebied, had Van Gestel gevraagd zijn artikelen te bundelen. In De Tijd waren deze, zoals de gewoonte was in die tijd, anoniem verschenen.

Van Gestel zou medewerking aan dit dagblad blijven verlenen tot augustus 1892.

2        J .W.M. Peijnenburg, Judocus Smits en zijn Tijd, Amsterdam 1976, p. 145.

Naar de politiek-maatschappelijke opvattingen van Van Gestel en andere katholieke publicisten uit zijn tijd verricht ik dissertatieonderzoek.

3        Over thema's als de scheiding van kerk en staat, het onderwijs en de sociale kwestie. Er werden nog meer reeksen artikelen naderhand als aparte brochure uitgegeven, na 1865 overigens steeds onder Van Gestels eigen naam.

4        Van Gestel schreef ook over strikt theologische onderwerpen.

Vanaf 1868 zagen de meeste van zijn opstellen het licht in de toen opgerichte reeks Studiën. Daarin verscheen jaarlijks minstens één door hem geschreven bijdrage.

5       W.J.F. Nuijens, De Katholieken tegenover de Staatspartijen in Nederland, Haarlem 1869, p.58.

6        H.M.J., 'Pater Adrianus van Gestel S.J.' in: Onze Pius-Almanak 1902, p. 83-88.

 

7        Van januari 1895 tot maart 1897 tekende Van Gestel zijn herinneringen op. Ze werden onder de titel 'De autobiografie van A. van Gestel S.J.' met toelichtende noten uitgegeven door J. Tesser in: Publications de la Société’ Historique et Archéologique dans le Limbourg, deel 88-89 (1952-1953), p. 119-234. Ze bevatten kostbare achtergrondinformatie bij zijn publicistische activiteit. In het eerste gedeelte geeft hij zijn indrukken weer van zijn vroegste jeugd, zijn scholing, zijn priesterroeping en zijn verblijf te Rome.

Deze autobiografie vormt uiteraard de belangrijkste bron van dit artikel. Het betreft in het bijzonder de pagina's 122-133, 136-138, 146, 165, 178, 187 en 189.

Citaten uit de autobiografie worden in dit artikel weergegeven in de qua spelling gemoderniseerde versie van de editie door J. Tesser, hierna aangegeven als 'Autobiografie'. De schoolschriften met Van Gestels oorspronkelijke aantekeningen bevinden zich in het         Archief van de Nederlandse Provincie der Jezuïeten in Nijmegen.

8        'Autobiografie', p. 187.

9        J. Coenen, Alles wat hier leeft, spint, twernt of weeft. Geschiedenis van Geldrop en Zesgehuchten, Geldrop 1987, p. 100.

Coenen vermeldt Van Gestel op p. 100, 102-103 en 121.

10      Streekarchief Regio Eindhoven-Kempenland (SAREK), Eindhoven, Gemeentearchief Geldrop, huwelijksakte d.d. 24 september 1824.

11      'Autobiografie', p. 124.

12      SAREK, Gemeentearchief Geldrop, huwelijksakte d.d. 13 november 1834.

13      J. Coenen, a.w., p. 102-103. Wat Van Gestel in zijn autobiografie over de school schrijft, wordt daar geciteerd.

14      Johannes Francis Knaapen werd op 4 september 1823 te Geldrop geboren als zoon van de fabrikant Francis Knaapen en Maria van Stratum. (SAREK), Gemeentearchief Geldrop, Geboortenregister 1823. Hij was pastoor in Beek en Donk vanaf 1870. ('Autobiografie', p.  125)

15      'Autobiografie', p. 125.

16      Geboren te Geldrop op 15 januari 1832 als zoon van bakker Poulus Maas en Adriana den Nooij. (SAREK, Gemeentearchief Geldrop, Geboortenregister 1832.) Hij werd onder meer pastoor in Putten (1870), Winterswijk (1876), en Laren (1888). ('Autobiografie', p. 129)

17      Over de Latijnse school, die nog tot 1878 bestond: J.M.P. van Oorschot, Eindhoven, een samenleving in verandering, Eindhoven 1982, p. 314-316.

Van Oorschot baseert zich onder meer op: J.M. de Lepper, 'De Latijnse scholen van Noord-Brabant in de negentiende eeuw', in:(1954), p. 241-288; en M.J. v.d. Berg, 'De Latijnse School', in: J.M. Renders en A.D. Kakebeeke, Rond onze Stadskerk. Bijdragen tot de geschiedenis van kerk en parochie van Sinte Catharina te Eindhoven, Eindhoven 1954, p. 34-45.

V.d. Berg citeert uitvoerig uit een in Studiën 49 (1917) nogal vrij en onvolledig weergegeven fragment van Van Gestels autobiografie. Ook Van Oorschot noemt Van Gestel, maar vermeldt evenmin als V.d. Berg diens woonplaats Geldrop.

18      'Autobiografie', p. 127.

19      J.M. de Lepper, a.w., p. 284.

20      'Autobiografie', p. 127.

21      Zie hierover: Jan Roes, 'Van grote klok tot milieu-missie. Volksmissies en katholieke beweging in Nederland in de negentiende en twintigste eeuw', in: Trajecta. Tijdschrift voor de geschiedenis van het katholiek leven in de Nederlanden, jrg. 2 (1993), nr. 3, blz. 273-294.

22      'Autobiografie', p. 136.

23      Volgens de autobiografie was Van Gestel de enige.

Er studeerden in dezelfde periode zes Nederlandse diocesane priesters in Rome, maar aan een ander instituut als Van Gestel.

Zie: M.P.M. Muskens, Friezen. Franken. Nederlanders. Op bedevaart, voor studie, voor overleg in Rome, Rome 1987, p. 131-132.

In hoeverre er andere reguliere geestelijken in Rome studeerden, heb ik niet kunnen nagaan.

24    Het Romeins College werd in 1552 als seminarie van de orde der jezuïeten gesticht door Ignatius van Loyola, maar later ook opengesteld voor anderen.

Gregoriana: naar paus Gregorius XIII, die het gebouw liet neerzetten waarin het college gevestigd was vanaf 1584 tot de confiscatie door de Italiaanse staat in 1873.

25     Onze Pius-Almanak 1902, p. 86.

Ga terug