Levend heem

Heemkronijk jaar:1992, jaargang:31, nummer:1/2, pag:47

LEVEND HEEM

door: W. Spruit

 

Mijn belangstelling voor heemkunde werd in juni 1968 voor het eerst gewekt door het Sterkselnummer van Heemkronijk.

Ik woonde nog maar kort in Sterksel en verwonderde me over veel zaken. Vanwaar namen als Averbodeweg, Vlaamse weg, Albertlaan en Hemelrasten? Hoe komt het dat de inwoners tijdens carnaval ossedrijvers heten? Waarom zijn niet alle autochtonen rooms-katholiek, uniek voor een Brabants dorp, en toch onderling zo tolerant?

De antwoorden op deze vragen en nog veel meer vond ik in genoemde Heemkronijk. De oude relatie tot de Abdij van Averbode, een oude kaart van Sterksel met akkernamen die vandaag nog in gebruik zijn, maar vooral de opkomst en ondergang van N.V. Heerlijkheid Sterksel. Het was een treffend voorbeeld hoe een dorps-gemeenschap tot stand kan komen en verklaarde op uitstekende wijze de sociaal-culturele achtergronden.

De in 1915 opgerichte N.V. Heerlijkheid Sterksel, in de wandeling "de Maatschappij" genoemd, had tot doel een tuinstad te stichten, een combinatie van boerderijen, tuinderijen en villa's. Voor het ploegen van de heidevelden werden voornamelijk ossen gebruikt; de arbeiders waren niet alleen uit de buurt afkomstig maar kwamen ook uit België (waaronder een groot aantal geïnterneerde Belgische soldaten) en het niet-katholieke Zuid-Holland en Friesland. Hoewel Sterksel achthonderd jaar bestond, begon de groei en bloei pas in de jaren twintig, toen de Maatschappij failliet ging en de - allochtone - boeren op de veiling in 1927 de kans kregen een eigen stuk grond te verwerven.

Plaatselijke geschiedenis maakte verbanden duidelijk en achter-gronden zichtbaar en nog steeds ben ik de verschillende auteurs dankbaar voor de wijze waarop zij mij in zin en nut van heemkunde inwijdden.

Dit was echter 1968 en sindsdien heeft de wereld, zelfs in Sterksel, niet stil gestaan. Achter huize Providentia bevindt zich een kerkhof, waar in de dagen van de ontginning de ossen begraven werden. Toen halverwege de jaren zestig een carnavalsvereniging werd opgericht vonden de ossedrijvers dat de dieren, die zoveel tot de totstand-koming van Sterksel hadden bijgedragen, met een krans herdacht moesten worden. En liefst jaarlijks. De afstand echter tussen de ossestal (café Boszicht) en de laatste rustplaats was voor hunne dorstlustige hoogheden wat aan de verre kant, zodat naar een minder vermoeiende oplossing werd gezocht. De heren, in vergadering bijeen, besloten een monument dichter bij huis op te richten en wel, het zal U niet verbazen, een os, die, levensgroot, zijn dorstige blik op het café, pardon, ossestal, zou richten. De eerste spontane bijdrage kwam van een vrouw, Urs Gielen, die haar prijs van 25 gulden, gewonnen met een carnavalslied, voor het goede doel beschikbaar stelde en dan ook een jaar later voor de onthulling mocht zorgen.

 

 

Na van burgemeester en pastoor - die beiden ten onrechte aan een soort carnavalsgrap dachten - toestemming te hebben gekregen, ging de gemeenschap eendrachtig aan het werk. Sjef Driessens zorgde voor het ontwerp en was met Wim Gielen iedere avond op het plein voor de kerk te vinden als de auto's van Rien Huisman's Beamix hun betonrestanten kwamen storten. Zodat er tenslotte na enkele weken, met artistieke, technische en manuele steun van vele inwoners, een unieke 17 ton wegende os stond.

Een OS, die een belangrijke rol speelt in het sociaal-culturele leven van ons dorp. Ieder jaar door de nieuwe prins met een krans herdacht en door bezoekende carnavalsverenigingen geëerd, is het 't enige voorbeeld van monumentale volkskunst dat wij in Nederland kennen: het voldoet aan de eis dat het binnen de gemeenschap die het vervaardigd heeft, ook een funktie heeft.

Pogingen van de gemeente om de os door een rozenperkje te isoleren, waren bij voorbaat tot mislukken gedoemd. Het dier is namelijk niet alleen een bezienswaardigheid, je kunt er ook op zitten (zoals blijkt uit de fotoalbums van inmiddels wel meer dan duizend kinderen), terwijl menig toeristisch fietser zijn boterham op de sokkel gegeten heeft.

Tenslotte een kort commentaar op de 5 stellingen, waarmee ik het hartgrondig oneens ben:

Vrijwel heel Sterksel, allochtoon dorp bij uitstek, heeft belangstelling voor heemkunde, vooropgesteld dat deze over eigen plaats in omgeving gaat.

Dat heemkundebeoefening functioneert als een houvast in onzekere tijden, is onzin. Heemkundigen die willen strijden voor een leefbaar en schoner milieu, moeten dit via andere verenigingen doen. Europese integratie zal de belangstelling voor eigen streek en folklore alleen maar doen toenemen, terwijl belangstelling voor heemkunde-beoefening of voor welk ander onderwerp dan ook weinig of niets met vrije tijd te maken heeft.

 

Ga terug