Het Beuven

Heemkronijk jaar:1991, jaargang:30, nummer:3/4, pag:105 -112

HET BEUVEN

door: Ed Kuijpers

 

Pater W. Vermeer uit St.-Michielsgestel, de schrijver van het eerste citaat, was zich waarschijnlijk niet bewust van het feit dat zich op dat moment een strijd afspeelde tussen landbouwers en natuur-beschermers. De Somerense heide was in die periode een ontgin-ningsgebied. En de daar aktieve boeren vonden dat de Witte Loop onvoldoende ontwateringsmogelijkheden bood voor dit ontgin-ningsgebied. Onder de druk van de boeren en ondanks de protesten van de natuurbeschermers werd in 1941 in opdracht van het waterschap de Witte Loop met de Peelrijt verbonden. Men groef een sleuf met kaden DWARS DOOR HET BEUVEN, om zo de afwatering te bevorderen. Er werden nog eens twee overlaten in de noordkade aangebracht om zó, bij zeer hoge waterstanden de Witte Loop te kunnen ontlasten.

Bij de ruilverkaveling, in 1956 (ten zuiden van Beuven), werden de sloten afwaterden op de Kleine AA, afgeleid naar de Peelrijt werd ook nog eens tot aan het Beuven verwijd. Zo werd de parel van de Strabrechtse heide formeel aangewezen als boezem. Nou ja, in 1976 werden de kaden in het ven verhoogd. Maar bij hoge afvoer en vanwege lekken werd er steeds rotzooi in het Beuven geloosd. Staatsbosbeheer probeerde met zandzakken de lekken op de kaden te dichten, maar dat hielp geen donder.

Ook dit was nog niet genoeg. Er kwam nog wat bij! Ondanks het beroep dat onmiddellijk door de Contactcommissie voor de Strabrechtse heide werd aangetekend, werd door het waterschap "De Dommel" aan de gemeente Someren een lozingsvergunning voor een riooloverstort op de Peelrijt verleend. En . . . . . . . . ondanks de Wet Verontreiniging Oppervlaktewater bleef die overstort funktioneren!

 

Door al die maatregelen nam de toevoer van organische elementen en stoffen als kalium, stikstof en fosfaat in het beekwater, flink toe. Maar ook bleek het Beuven hoge concentraties koper en cadmium te bevatten. Of deze ramp al niet genoeg was kwam ook allengs de zure regen een zeer negatieve rol spelen in het water van het Beuven.

In 1977, en reeds eerder, schreef de Natuurwetenschappelijke Commissie van de Natuurbeschermingsraad in een brief aan de Staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk dat de uitzonderlijke milieuomstandigheden van het Beuven het recht-vaardigden dat het uiterste gedaan moest worden om het voortbestaan van 't Beuven te garanderen. Ook indien dit met relatief hoge kosten gepaard zou gaan.

In 1983 werd bekend dat het Ministerie van Landbouw en Visserij 25 miljoen gulden beschikbaar stelde voor de uitvoering van projecten in natuurgebieden. De Contactcommissie van de Strabrechtse heide diende terstond een plan in voor de omleiding van de Peelrijt en voor het schoonmaken van het Beuven. De kosten werden geraamd op 3,5 miljoen gulden!

In september 1985 werd met de werkzaamheden gestart. Het Beuven werd drooggezet. De venbodem bleek dermate drassig dat het plan om met bulldozers de modder weg te schuiven (op rillen!) en in het ven op kiepkarren te laden, niet uitvoerbaar was. Daarom moest de modder eerst naar de randen van het ven geschoven worden. Dit bleek zeer tijdrovend te zijn. Pas in een strenge vorstperiode was het mogelijk het slib af te voeren. Men schatte dat er 80.000 m3 slib verwerkt zou moete worden. Uiteindelijk werden 106.000 m3 verreden! Uw schrijver had het privilege om met de terreinwagen van Staatsbosbeheer midden in het droge ven een interview te geven voor Omroep Brabant. Els de Wit was al verslaggeefster helemaal onder de indruk van de grootte van het Beuven. Maar tegen onze verwachtingen in bleek het helemaal niet zo diep te zijn, namelijk nauwelijks één meter op het diepste punt.

 

Het Beuven is wel het grootste dat we hebben, met een opper-vlakte van 100 ha!  Als we zoveel geld stoppen in het schoonmaken van dit ven, dan moet daar toch echt wel een goede reden voor zijn. Die is er ook!

De botanische waarde van het Beuven is zeer groot. Er komen namelijk planten in voor die kenmerkend zijn voor de "Oeverkruid-klasse", waartoe enkele zeer zeldzame soorten behoren. Tot die soorten behoren o.a. Waterlobelia (het Beuven kent zijn eigen "Lobeliabaai"), Kruipende moerasweegbree, en gesteeld Glaskroos. Planten die de geachte lezer waarschijnlijk nog nooit heeft gezien. Mede doordat deze planten (en nog vele andere) in Nederland nog slechts sporadisch voorkomen, is het Beuven van nationale betekenis geworden. Maar in het Beuven verdwenen geleidelijk aan al enkele bijzondere planten zoals: Stekelbiesvaren en Drijvende Egelskop.

Welnu, door de instroom van vervuild beekwater o.a. door de Peelrijt en door neerslag uit de atmosfeer (zure regen), kwam er steeds meer (gevaarlijk) vuil in het Beuven. En dat die hoeveelheid vuil om het maar eens op z'n Brabants te zeggen "gin bietje" was, bleek wel uit het eindresultaat: 106.000 m3 slib!!

Maar het Beuven was ook in ornithologisch opzicht van groot belang. Het vormde een broedplaats voor moerasvogels als: Blauwborst, Sprinkhaanrietzanger, Roerdomp, en Waterral. Sommige vogels kwamen er in groten getale, zoals: Brilduiker, Pijlstaart, Nonnetje, Krakeend, welke tot de minder algemene soorten behoren. Diverse soorten zijn als broedvogel sterk achteruit gegaan. Sommige zijn zelfs verdwenen, o.a. de Grote Karekiet, de Rietzanger, de Bruine Kiekendief.

Het Beuven was verder heel rijk aan vis. Bij de drooglegging werd echter een betrekkelijk soortenarm visbestand vastgesteld. Baars, Paling, grote Snoeken, Zeelt. Een en ander werd door Frank Sonnenberg geregistreerd. Er was een grote dominantie van roofvissen (zoals snoek), wat de oorzaak werd van een eenzijdig visbestand. De snoeken handhaafden zich voornamelijk door kannibalisme! Al die vis moest bij de drooglegging uit het Beuven worden verwijderd. (Er was een biomassa van naar schatting meer dan 5 ton!) Heel veel vissen werden elders weer uitgezet. Maar het was niet mogelijk alle vis te onderscheppen.

Tijdens een van mijn omzwervingen in dat gebied vond ik in de Witte Loop, honderden dode vissen (merendeels voorn), die op een of andere wijze aan de netten waren ontsnapt. Een merkwaardig schouwspel, zo midden in de hei!

De hele schoonmaakpartij trok uiteraard veel belangstelling. Er werden zelfs excursies, dwars door het Beuven, georganiseerd. Tot op het moment waarop het Beuven weer gereed was om opnieuw water in te nemen, in het najaar van 1986. De kritische fase was begonnen. Immers het ven ging zich weer vullen met neerslagwater en ondiep grondwater uit de omliggende heide. "Ja maar," zult U zeggen, "dat zure regenwater komt toch weer in het Beuven en dat is nog zuurder dan het water dat er oorspronkelijk in zat?" En dat zure water is toch de oorzaak dat er zoveel unieke planten in het ven verdwijnen? Deze konklusie is juist. Daarom moeten er kalkhoudende stoffen of kalkrijk water aan het venwater worden toegevoegd. Hiervoor waren enkele alternatieven voorhanden. Gekozen werd voor een gecontroleerde inlaat van het beekwater uit de Peelrijt. Want het is de kalk in de Peelrijt die de verzuring van het Beuvenwater zou moeten kunnen tegengaan. Maar dat water mag niet rechtstreeks in het Beuven. Want dan zou het ven opnieuw vervuilen. Neen, het wordt eerst in het ven ten zuiden van de Peelrijt ingelaten. Dat ven dient als voor-bezinkingsbekken. En is het water voldoende "verdund", dan eerst mag het, via een regelwerk, in het Beuven binnengelaten worden!

Het zal de lezer duidelijk zijn, dat hiermee niet de oorzaken van de vervuiling worden aangepakt! Op 26 juni 1986 legde minister Braks de laatste hand aan de schoonmaak van het Beuven. Dat deed hij door een stuw in werking te stellen.

Volgens Braks was het de eerste keer dat een dergelijk projekt in ons land werd uitgevoerd. Het had veel voeten in de aarde gehad voordat de benodigde gelden er waren. Het moet Braks, himself, zijn geweest, die er alles aan gedaan had om de benodigde gelden vrij te maken! Oud-burgemeester Roels van Someren zei zelfs dat de benodigde gelden voor de schoonmaak voor de poorten van de hel waren weggesleept.

Goed, dat was 1986. Maar hoe staat het nu met het Beuven?

Als antwoord een citaat uit het Beheersplan Strabrechtse Heide 1990-2000.

  

GERAADPLEEGDE LITERATUUR

R.K. tijdschrift voor Natuurstudie "De Zwever in Gods vrije natuur”    
 jrg.8 (1941), nr. 6 (juni).

Beheersplan Strabrechtse Heide 1990-2000, Bureau voor landschaps-ecologisch onderzoek b.v. Beilen, (i.o.v. S.B.B. Utrecht.), juli 1989.

R.F.M. Buskens en H.L. Zingstra, “Beuven: verwording en herstel , in:  “De Levende natuur”, jrg. 89 (1988), nummer 2 (maart).

H. Mandos en A.D. Kakebeeke, De Acht Zaligheden, uitgegeven door de stichting Brabants Heem, 1971.

Ga terug