Een merkwaardige boom in Heeze

Heemkronijk jaar:1990, jaargang:29, nummer:1/2, pag:49 -55

EEN MERKWAARDIGE BOOM IN HEEZE

door: J.J.F. de Waal

 

In de Collectie Cuypers van Velthoven, die zich in het rijksarchief in Noord-Brabant te 's-Hertogenbosch bevindt, trof ik een afschrift van een tijdschriftartikeltje over merkwaardige bomen in Nederland aan (1). Het artikeltje was door A.J.C. Kremer gepubliceerd in het periodiek De Navorscher (jrg. 27, 1877, blz. 590). Het bevatte onder andere gegevens over de bekende voormalige kruiseik te Heeze. Het maakte deel uit van een serie, want blijkens een vermelding waren over merkwaardige bomen in Nederland in De Navorscher al meer afleveringen verschenen (jrg. 25 (blz. 383), 26 (blz. 102, 166, 326, 494, 495) en 27 (blz. 104)).

Omdat De Navorscher slechts op weinig plaatsen te raadplegen is en sommige gegevens over de kruiseik te Heeze in het reeds lang niet meer bestaande periodiek velen onbekend zullen zijn, wordt het desbetreffende fragment van het genoemde afschrift hierna letterlijk weergegeven:De schrijver van het artikeltje was een zoon van predikant J.L.A. Kremer (1798-1867). Over deze laatste, 49    die in Heeze als "ogendominee" bekendheid verwierf, zijn in recente afleveringen van de Heemkronyk enkele bijdragen gepubliceerd. In een artikel van het tijdschrift Gens Nostra wordt hij de vader genoemd "van dan bekenden historicus A.J.C. Kremer te Arnhem, wiens Hattuarië wij niet gaarne zouden missen" (2).

Het wekt bevreemding dat een protestantse historicus uit de vorige eeuw als A.J.C. Kremer zonder nadere toelichting of zonder kennelijke twijfel aan de mededeling die hij doet, vaststelt dat de moeder van Jezus op haar vlucht naar Egypte onder een boom te Heeze heeft uitgerust. De bekende antipapistische dominee S. Hanewinkel, die op het eind van de achttiende eeuw onze contreien te voet doorkruiste, zou met dit gegeven in een smakelijke anekdote ongetwijfeld de spot hebben gedreven. Kremer verkondigt natuurlijk niet zijn eigen opvatting, maar moet de informatie uit een overgeleverd verhaal of een ergens opgete-kende legende hebben. Het is daarom te betreuren dat hij zijn bron niet noemt, want juist die opmerking over de rustende Moedermaagd voegt voor mij althans een aspect toe aan wat over de kruiseik te Heeze bekend was. De rest van de tekst over de boom vindt men op andere plaatsen in min of meer gelijke bewoordingen terug.

Dat over de kruiseik van tijd tot tijd de bekende feiten kritiekloos worden herhaald, is opvallend (3). Nog nergens heb ik een verklaring van het natuurverschijnsel in Heeze aangetroffen. Waarom heeft de boom juist op die plaats gestaan? Zit er een diepere betekenis achter de kruiseik van Heeze? Zonder dat ik nu zelf de geschiedenis tracht te ontraadselen, wil ik hier gegevens aandragen die tot een beter begrip zouden kunnen dienen van de achtergrond van de eik die in de eerste helft van deze eeuw is verdwenen.

Aan de symboliek van de boom zijn veel studies gewijd (4). Daaruit komt de boom te voorschijn als een universeel religieus symbool. De mythe van de levensboom bijvoorbeeld is uit alle tijden en culturen overgeleverd. Zo hebben de Boom der Kennis en de Kruisboom voor gelovigen een bijzondere betekenis. Van de Germanen weten we dat hun rechtspraak plaatsvond onder de heilige eik of de gewijde linde. Ze beraadslaagden er over het wel en wee van de stammen. Men dreef er handel en kwam er bijeen voor verhuringen en verpachtingen. Deze heilige eiken of gewijde linden waren reusachtige bomen, zoals er op De Lind te Oisterwijk een gestaan heeft.

In een encyclopedie lees ik dat eiken een lange, mythologische geschiedenis hebben (5). Ze zijn in verband gebracht met Zeus, de god van de donder, en dit zou verklaren waarom ze zo vaak door de bliksem worden getroffen. Planten met geneeskrachtige of magische eigenschappen werden duidelijk beter geacht wanneer ze op een eik groeiden. Eiken werden vroeger veel geplant als markeringspunt op het hoogste deel van een akkercomplex (de z.g. kroezeboom of kruisboom). Vanuit dit punt werd de esgrond verdeeld. In de genoemde encyclopedie wordt verder in dit verband nog gewezen op een reusachtige, ongeveer 400-jarige eikeboom bij Tubbergen en op een paar ongeveer 500-jarige exemplaren bij Ruurlo en Den Hout.

Wat de eik als markeringspunt op het hoogste deel van een akker-complex betreft, moest ik denken aan de vader van historicus A.J.C. Kremer, die de kruiseik ook beschreven heeft en daarbij begint met de opmerking:

"Op korten afstand van het eigenlijke dorp is een kleine heuvel, waarop een schoone opgaande boom zich verheft" (6).

Was de kruiseik te Heeze oorspronkelijk ook zo'n hoog gelegen markeringspunt? Volgens ds. J. L.A. Kremer had men in Heeze algemeen een zekere eerbied voor die boom en werd er door sommige eenvoudige landlieden een zeker wonderdadig vermogen aan toegeschreven. In de Heemkronyk-aflevering waar zijn beschrijving te vinden is, staat een foto van de boom met het bijschrift  "De heilige eik van Heeze, augustus 1892". Stond de boom vroeger bekend als een heilige eik uit de Germaanse tijd?

Hoe het ook zij, op 3 mei 1652 (de herdenkingsdag van de vinding van het Heilig Kruis) werden in Heeze kruisen bij de molen en op Ginderover vernield. Het kruis bij de molen stond in een kapelletje. Dit gebouwtje werd eveneens afgebroken. De eikeboom waaronder het kapelletje zich bevond, is omgehakt. Op de stam of wortels van die boom schoot naderhand zoals bekend de kruiseik op. Gelet op het feit dat bij de in 1652 omgehakte eik eerder een kruisbeeld met kapelletje was geplaatst, heeft men in de oorspronkelijke eik te Heeze schijnbaar toch iets bijzonders gezien.

Het is bekend dat tal van heidense gebruiken in de loop van de geschiedenis gekerstend werden, bijvoorbeeld Kerstmis. Daarom is het denkbaar dat de omgeving van een heilige eik uit de Germaanse tijd later tot een christelijk genadeoord of een plaats van godsdienstige bedrijvigheid kon uitgroeien. In Oirschot bevindt zich in de laat-gotische kruisbasiliek Sint- Pieter een Maria-altaar en de eretroon met het beeldje van Onze-Lieve-Vrouw van de Heilige Eik (7).

De Lambertuskerk van Meerveldhoven heeft een Onze-Lieve- Vrouwekapel met een grote kale boom, de Heilige Eik. In die boom staat een Mariabeeldje, Onze-Lieve-Vrouw ter Eik. De middeleeuwse legenden die aan het ontstaan van deze bedevaartplaatsen voorafgaan, verhalen over een in een eikeboom gevonden Mariabeeld dat door de vinder werd meegenomen en telkens op eigen kracht naar de boom terugkeerde. In Ommel onder Asten speelde zich dezelfde gebeurtenis af, alleen was de betreffende boom geen eik. Oisterwijk ten slotte was vroeger eveneens een bedevaartplaats (8). Het beeld van Maria werd er vereerd in een afzonderlijke kapel op het marktplein (De Lind) bij de grote, reeds genoemde lindeboom onder de titel Onze-Lieve-Vrouw van Mirakelen onder de Linde. Door de komst van de Hervorming liep de Oisterwijkse Maria-devotie terug. In 1728 is de kapel tot een raadhuis verbouwd. A.J.C. Kremer maakt in zijn genoemde artikeltje in De Navorscher over merkwaardige bomen in Nederland eveneens kort gewag van de heilige boom in de Meerveldhovense kapel en verder van een dergelijke boom te Eersel. Van een oude grote, maar zeer aange-taste eikeboom bij Doornenburg in de Betuwe zegt hij niet te weten of deze vereerd werd. Het verhaal ging dat de eik uit de Romeinse tijd stamde.

Dan is er nog de mededeling van A.J.C. Kremer in zijn artikel dat de kruiseik in de akker bij de buurtschap "aan het Kruis” stond. Het is de vraag of er een samenhang gezocht moet worden tussen het kapelletje met het kruis dat in 1652 is afgebroken en de naam van deze buurtschap. Bestond er een Kruisverering te Heeze? Volgens A.J.C. Kremer kwamen vrijdags, de dag van Christus' kruisdood, mensen rond de boom knielen om hulp te zoeken bij de Moedermaagd. Ook op Ginderover werd in 1652 een kruis vernield.  W.H.Th. Knippenberg heeft in zijn boek Devotionalia een interessant hoofdstuk aan allerlei kruisen, waaronder wegkruisen, veldkruisen en marktkruisen, gewijd (9)› Daaruit en uit de bestudering van de literatuur achter in het boek zou over een eventuele samenhang iets kunnen blijken. Terugkomend op Kremers constatering dat de Moedermaagd op haar reis naar Egypte onder de boom te Heeze heeft gerust, merk ik op dat deze ongecontroleerde bewering me doet denken aan middeleeuwse volksverhalen, legenden of simpele kerstliederen waarin de historische waarheid geweld wordt aangedaan. Ze beantwoordden echter aan de mentale houding van de gemiddelde middeleeuwer. Voor bepaalde schilders uit die tijd was "de (rust op de) vlucht naar Egypte" een geliefd thema.

Joachim Patinier (ca. 1480-1524), die in Antwerpen werkte, en de Helmonder Lucas van Gassel (ca. 1495- ca. 1570), die in Brussel werkte, hebben de Heilige Familie op haar vlucht naar Egypte bijvoorbeeld herhaaldelijk afgebeeld. In hun weliswaar bergachtige landschappen schilderden zij Nederlandse of, misschien nauwkeuriger gezegd, Brabantse dorpen, steden en mensen.

 

NOTEN :

(1)    Rijksarchief in Noord-Brabant te 's-Hertogenbosch.

Collectie Cuypers van Velthoven, 1320-1870, inventaris- nummer 3670. In deze bijdrage baseer ik me alleen op het afschrift van het tijdschriftartikeltje in De Navorscher.

Ook de andere verderop genoemde afleveringen in De Navorscher over merk waardige bomen in Nederland heb ik niet nagetrokken.

(2)    J.v.L., Herinneringen aan Heeze, in: Gens Nostra,  jrg.2 (1947), blz. 307-308.

(3)    Zie over de kruiseik: Kronijk door Hendrik Godefridus van Moorsel uitgegeven en toegelicht door P. Dominicus de Jong  0.C.R., Achelse Kluis 1953, blz. 16-17, 97, 124, 166; A.J. van der Aa, Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden, dl. 5, Gorinchem 1844, blz. 324,  T. van Oirschot-Sparla,

'De Kruijsboom, een weemoedige herinnering van Heeze', in:          Heemkronijk, jrg. 1 (1962), nr. 4, blz. 19-21;  C.S. Smit, 'Patiënten van ds. Kremer, vervolg en slot', in: Heemkronyk, jrg. 26 (1987), nr. 1, blz. 21-22.

(4)    H. Achterhuis e.a. (A. Smit, red.), Over bomen gesproken, Baarn 1985.

(5)    Winkler Prins Encyclopedie van het Plantenrijk,  dl. 2, Amsterdam enz., 1981, blz. 454.

(6)    C.S. Smit, 'Patiënten van ds. Kremer, vervolg en slot', in: Heemkronijk, jrg. 26 (1987),  blz. 21. In het boek van J.H.M. Aerts, Heeze in oude ansichten, Zaltbommel 1971, dat bij de foto in het artikel van C.S. Smit wordt genoemd, staat dat de kruiseik in 1919 is gerooid.  T. van Oirschot-Sparla merkt in haar onder noot 3 genoemde artikel over de kruiseik echter op dat de boom in de jaren dertig is omgekapt.

(7)    P.J. Margry, Bedevaartplaatsen in Noord-Brabant, Eindhoven          1982,  blz. 209-214,  233-242.

(8)    De Stad en Meyërij van 's- Hertogenbosch, handschrift van          een historische beschrijving van de Meierij, vervaardigd in de jaren rond 1825 door A.C. Brock en uitgegeven door Streekarchivariaat "Langs Aa en Dommel" te Veghel,  1978, blz. 267.

(9)      W.H.Th. Knippenberg, Devotionalia. Religieuze voorwerpen       uit het katholieke leven,  dl. 2, Eindhoven 1985, blz. 7-73.

Ga terug