Monumentenwet stimuleert gemeenten

Heemkronijk jaar:1989, jaargang:28, nummer:3, pag:73 -78

MONUMENTENWET  STIMULEERT  GEMEENTEN

door: J. Franssen

 

NIEUWE  NONUMENTENWET  STIMULEERT  GEMEENTEN

Op de Algemene Ledenvergadering van de Bond Heemschut op 20 mei van dit jaar in Harderwijk deed ik in de funktie van voorzitter de oproep om in de verkiezingsprogramma's voor de komende gemeenteraadsverkiezingen een heldere paragraaf op te nemen over het gemeentelijk monumentenbeleid.

Die oproep geldt nog steeds. Uit een recent onderzoek van de Nationale Contactcommissie Monumentenbescherming (NCH) is gebleken dat inmiddels al vrij veel gemeenten positief staan tegenover de extra taken en bevoegdheden die de gemeenten hebben gekregen bij de invoering van de nieuwe Monumentenwet. Uit datzelfde onderzoek bleek ook dat de situatie in uw provincie het afgelopen jaar flink is verbeterd en nauwelijks afwijkt van het landelijk gemiddelde. Een verheugende ontwikkeling. Uit gegevens van de NCM, die binnenkort worden gepubliceerd, blijkt, dat Noord- Brabant hard op weg is de relatieve achterstand die zij had weg te werken. Het afgelopen jaar steeg het aantal gemeenten dat een eigen monumentenverordening bezit of in voorbereiding heeft van 30 naar 50 procent. Het aantal gemeenten dat een monumentencommissie heeft of bezig is er een in te stellen steeg dit jaar van 25 naar 43 procent. En het aantal gemeenten met een eigen gemeentelijke monumentenlijst is dit jaar gestegen van 35,5 naar 48 procent.

Blijkbaar heeft de komst van de nieuwe Monumentenwet de gemeenten behoorlijk aangespoord wat meer vaart aan het beleid te geven. De sombere cijfers van een onderzoek van socioloog Nelissen van de Nijmeegse Universiteit vorig jaar lijken aardig achterhaald door het meer recente NCM- onderzoek. Signaleerde Nelissen vorig jaar nog dat het aantal gemeentefunktionarissen, belast met monumentenzorg, bijna nihil is, in 1989 lijkt er een duidelijke kentering ten goede te hebben plaatsgevonden. Wel scoort Noord-Brabant nog steeds matig waar het gaat om het inleveren van meerjarenprogramma's voor restauraties bij het Rijk. Landelijk leverde 94 procent van de gemeenten zo'n programma in, terwijl in Noord-Brabant 89,6  procent dat deed. Dit betekent dat een aantal gemeenten kansen laat liggen bij het binnenhalen van restauratiesubsidies.

 

 

DE  ROL  VAN  DE  PROVINCIE

De situatie voor de uitvoering van een beter monumentenbe leid ziet er in met name Noord-Brabant slechter uit, als we ons realiseren dat het provinciale monumentenbeleid in deze provincie vrijwel marginaal is geworden als gevolg van de invoering van de nieuwe wet. In een interview dat de redaktie van ons tijdschrift Heemschut voor het speciale Noord-Brabant nummer had met Gedeputeerde Brugman, zegt deze dat de provincie zich, door de financiële nood gedwongen, is gaan beperken tot de strikt wettelijke taken die zij heeft. En daar hoort sinds de nieuwe wet niet langer de monumentenzorg bij. Het provinciale budget voor monumentenzorg is van f. 5 miljoen een jaar of twee geleden geslonken tot vrijwel nul. Natuurlijk probeert de provincie ook zonder geld er nog van te maken wat er van te maken valt, door bijvoorbeeld het initiëren van monumenten- inventarisaties en het ondersteunen van monumentenwachten, maar als zij geen financiële hulp meer kan bieden, is dat een schrale troost. Voor de provinciale monumentencommissie destijds reden om zichzelf maar op te heffen.

In hetzelfde Noord-Brabant nummer kunt u nog eens lezen dat van de sinds 1979 geregistreerde monumenten er al 1 op de 5 gewoon is verdwenen. Maar liefst 160 boerderijen en woonhuizen, 11 kloosters, 2 watertorens, 1 raadhuis, 2 postkan-toren, 1 wegkruis, 17 industriële gebouwen, 3 scholen, 2 kerk-hoven, 2 sluizen en 1 jeneverhuisje zijn gesloopt nadat in 1979 de Cultuurhistorische Inventarisatie Brabantse Monumenten onder leiding van de heer Van Leeuwen startte.

Er is dus alle reden om nog niet al te hard te juichen. Er is aan-leiding genoeg plaatselijke politici te motiveren tot duidelijke taal over monumentenbeleid in hun gemeente.

 

GEMEENTELIJKE  BELEIDSTAKEN

Op welke terreinen kunnen gemeenten in de nieuwe situatie beleid maken?

Een korte opsomming van taken:

-   inventariseren van beschermenswaardige objekten,

-   beschrijving en dokumentatie van monumenten,

-   het opstellen van een monumentennota en een monumen-      
    tenverordening,

-   het begeleiden van partikulieren bij restauratieplannen,

-   het adviseren van partikulieren over financiële en fiskale     
    aspekten van een restauratie,

-   het adviseren over bouwtechnische- en kunsthistorische
    aspekten van een restauratie,

-   het begeleiden van de vergunning- en subsidie aanvraag,

-   het opstellen van een meerjarenprogramma voor restaura-
    ties,

-   de peiling van de restauratiebehoefte,

-   het bevorderen van onderhoud van monumenten,

-   het verzorgen van voorlichting en publiciteit over monu-
    menten,

-   het opstellen van beschermde bestemmingsplannen,

-   het toezicht op de onderhoudstoestand van monumenten,

-   en tenslotte het toezicht op de naleving van de Monumen-
    tenwet.

En dit is nog maar een greep uit een hele waslijst van taken!

FACILITAIRE  BUREAUS

Hoe moeten gemeenten in vredesnaam die taken uitvoeren als zij tegelijk met de invoering van de decentralisatie geen extra financiële middelen hebben gekregen? Al dat nieuwe werk zal met de bestaande ambtelijke formatie moeten worden uitge-voerd. Voor met name de kleinere gemeenten is dat haast onbegonnen werk. De meeste gemeenten zeggen dan ook, zo blijkt uit het Nijmeegse onderzoek, onvoldoende ambtenaren en geld te hebben om hun nieuwe taken te kunnen uitvoeren. Ook missen ze vaak de benodigde deskundigheid. Een op de drie gemeenten voelt dan ook wel voor de oprichting van facilitaire bureaus, die in opdracht van een aantal gemeenten bij de uitvoering van het monumentenbeleid ondersteuning kunnen bieden. Zeer waarschijnlijk is die behoefte in werkelijkheid aanzienlijk groter, want, zo zeggen Nelissen en Peters van de Nijmeegse Universiteit in het laatste nummer van het tijdschrift Eurostad, veel gemeenten zullen niet graag zeggen dat zij behoefte hebben aan zo'n bureau, want dat betekent immers dat ze toegeven hun taken niet of onvoldoende te kunnen uitvoeren.

"Een gat in de markt" zou je met Nelissen en Peters kunnen zeggen.

Een gat, dat zowel door het partikulier initiatief als door de overheid zou kunnen worden gevuld. Daarbij moet men wel bedenken dat het hier in feite om het uitvoeren van wettelijke taken gaat, maar natuurlijk kan de overheid zich daarbij door partikuliere instellingen laten adviseren. De Brabantse gemeenten zijn verdeeld over de vraag waar zo'n bureau zou moeten worden ondergebracht. De meeste voorkeur gaat uit naar de provincie of een bestaande partikuliere monumenten-organisatie.

De financiering ervan wordt vooral gezien als een taak voor het Rijk, eventueel aangevuld met gelden voortkomend uit beta-lingen van gemeenten voor verleend advieswerk door het bureau.

 

DE  BOND  HEEMSCHUT

Het is de vraag of Heemschut, dat van plan is zijn gedecentra-liseerde opzet per provincie verder te versterken, als partikuliere monumentenorganisatie zelf in staat en geschikt zou zijn om zo'n facilitair bureau te herbergen, maar het zou in elk geval wel een belangrijke inbreng kunnen leveren bij de oprichting van zulke bureaus. Ook zou Heemschut als vereniging die is gespecialiseerd in beschermingsakties een permanent advise-rene rol kunnen spelen naar zo'n bureau toe. Op dit moment al adviseert Heemschut regelmatig gemeentelijke monumenten-ommissies. Te weinig wordt er mijns inziens aan gedacht de Gemeentelijke Monumententaak in de breedste zin des woords vorm te geven door als gemeenten gezamenlijk op te treden.

De enige jaren geleden tot stand gekomen Nieuwe Wet Gemeenschappelijke Regelingen biedt voldoende aanknopings-punten om een effektieve aanpak te realiseren. Bij een derge-lijke opzet is samenwerking met het partikulier initiatief, waar- van de Bond Heemschut door zijn brede doelstelling een expo-nent vormt, ook eenvoudiger en effektiever te regelen.

 

MONUMENTENBELEID  EN  POLITIEK

Tenslotte wil ik terugkomen op het vertrekpunt voor dit betoog: de heldere paragraaf over gemeentelijk monumentenbeleid, die in de programma's voor de gemeenteraadsverkiezingen dient te komen.

Ik heb zo-even al een uitvoerige opsomming gegeven van oude en nieuwe taken die gemeenten op dit gebied (behoren) te hebben. Van het opstellen van meerjarenprogram-ma's tot het inventariseren en beschrijven van monumenten en van het ad- viseren van partikulieren tot het opstellen van beschermde bestemmingsplannen.

Een minimale eis aan de verkiezingsprogramma's is, dat straks elke Brabantse gemeente beschikt over een eigen monumenten-commissie en monumentenverordening evenals een eigen gemeentelijke monumentenlijst. Ook moet er nu al formatie-ruimte worden vrijgemaakt voor het uitvoeren van de eerder genoemde gemeentelijke taken. Dit zal misschien erg moeilijk zijn, omdat het Rijk hiervoor geen extra middelen beschikbaar stelt. Die situatie noopt te meer tot samenwerking. Maar vergeet u niet dat de bescherming van onze kultuurmonu-menten niet alleen een punt kan zijn op de begroting van het Departement van WVC, maar ook op die voor Recreatie en Toerisme van de departementen van Economische Zaken en van Landbouw en Visserij.

Een gemeente met een rijk monumentenbezit is immers een erg aantrekkelijke vestigingsgemeente. Veel werknemers stellen een prettige woon- en leefomgeving erg op prijs. Een fraai monu-mentaal stadscentrum geeft een stad juist die extra uitstraling waarmee zij de konkurrentie met andere gemeenten, ook in Europees perspektief, aan kan. Steden als Breda en Den Bosch hebben dat al aardig door. En tenslotte is een gezellige binnen-stad met een sfeervol historisch centrum erg belangrijk, ook in ekonomische zin voor de middenstand. Meer aandacht in de verkiezingsprogramma's voor onze rijkdom aan monumenten is dus beslist niet een zaak, die alleen een klein groepje uitverkoren monumentenbezitters aangaat. In feite is het genieten van monumenten de enige vorm van kunstbeleving, die voor ieder toegankelijk is en geen cent kost.

Monumentenbeleid is een goed voorbeeld van een integraal beleid. Integraal beleid veronderstelt een permanent toetsings-kader. Anders gezegd: wordt bij het nemen van beslissingen op een veelheid aan beleidsterreinen de zorg voor het kultuur-monument steeds afdoende meegewogen? Die aanpak is niet slechts in regels vast te leggen. Die aanpak vergt een positieve grondhouding tegenover de monumentenbescherming. Daarom is een bijeenkomst over gemeentelijke monumentenbeleid van groot belang. Daarom moet een dergelijke bijeenkomst mijns inziens een vervolg krijgen. Een half jaar na de komende gemeenteraadsverkiezingen moet blijken wat de praktische betekenis is van een hier breed gedragen oproep om de monu-mentenbescherming in de gemeentelijke politiek van de komende jaren een prominente plaats te geven.

Een plaats die het monument verdient.

 

Ga terug