De graan-, boter, en aardappelprijzen te Eindhoven in de 19de eeuw

Heemkronijk jaar:1988, jaargang:27, nummer:2, pag:58 -66

DE GRAAN-,  BOTER-  EN  AARDAPPELPRIJZEN  OP  DE  WEEKMARKT   TE EINDHOVEN  IN  DE 19DE  EEUW.

door: H.T.M.A. van Mierlo

 

1.  INLEIDING

Gedurende de laatste decennia is er een stijgende belangstelling te bespeuren in de ekonomische-  en sociaalhistorische geschiedschrijving voor een kwantitatieve benadering van het verloop van de geschiedenis. Peilers in deze benadering zijn de prijsgeschiedenis en de historische demografie. Met betrekking tot de prijsgeschiedenis dient de publikatie van N.W. Posthumus (1) vermeld te worden welke echter met name handelt over westelijk Nederland, en een publikatie in Historia Agriculturae (2) waarin ook een prijzenreeks van 's-Hertogenbosch over de periode 1725 - 1817 is opgenomen. De in dit artikel opgenomen prijzenreeks van Eindhoven heeft betrekking op de periode 1814 tot en met 1879.

 

2. HET  REGIONALE  BELANG  VAN  DE  EINDHOVENSE  MARKT

De Eindhovense weekmarkt werd (en wordt) iedere dinsdag gehouden en was in de 19de eeuw van groot belang voor geheel Zuidoost-Brabant.

V.de Aa stelt in 1832 (3) "de prijs welke hier (te Eindhoven, H.v.M.) voor  de verschillende granen en boter gemaakt wordt, wordt in de Meierij van ’s-Hertogenbosch voor het peil gehouden, waarnaar de markt zich regelt”.

Ook werden in de regio Zuidoost-Brabant bij de invoering van het kadaster in 1832 voor de bepaling van de belastbare opbrengsten van bouwland de gerealiseerde prijzen op de Eindhovense markt als uitgangspunt genomen. Tenslotte blijkt uit de plaatsen van waaruit goederen aangevoerd werden (zie onder 3), dat de Eindhovense weekmarkt binnen de regio een zeer belangrijke plaats innam.

 

3.  VASTLEGGING   VAN  DE  MARKTGEGEVENS  (4)

Sedert 1814 heeft vastlegging plaatsgevonden van de middelprijzen, eerst per (halve) maand en met ingang van 1816 per week. Vanaf april 1856 wordt zowel de laagste als de hoogste gerealiseerde prijs per produkt per marktdag genoteerd. Produkten waarvan gedurende nagenoeg de gehele periode (1814 - 1879) vastleggingen hebben plaatsgevonden, zijn rogge, boekweit, haver, aardappelen en boter. Tot 1821 vond daarnaast ook nog prijsvermelding plaats van tarwe en gerst, terwijl nadien ook de prijs van andere produkten zoals bijvoorbeeld turf en takkenbossen genoteerd werd.

Naast prijzen werden ook de aangevoerde hoeveelheden vastgelegd, terwijl in de maanden november en december 1820 in de marge werd aangetekend waar de aangevoerde goederen vandaan kwamen. Tarwe werd onder meer aangevoerd uit Roermond; gerst uit Heusden en 's-Hertogenbosch, doch "is getrokken uit Holland";  rogge uit Vessem, Oerle, Woensel, St.0edenrode, Lieshout, Veldhoven en Leende, en boekweit tenslotte kwam uit Leende, Veldhoven, Zeelst, Woensel, Valkenswaard, Strijp, Achel en Neerpelt.

De middelprijs werd volgens een instructie dd 13-01-1836 (5) vast-gesteld voor de kwaliteit graan welke op een bepaalde marktdag het meeste verhandeld werd en daarenboven ”rechtstreeks door of vanwege de landbouwer ter markt aan den verbruiker of opkoper werkelijk verkocht” werd.

 

4.  PRIJSONTWIKKELINGEN

In bijlage I zijn de gemiddelde jaarprijzen weergegeven waarop de onderstaande prijsindex-cijfers, per 5-jaarsperiode, zijn gebaseerd.

De gemiddelde prijs over de gehele periode 1814-1879 is daarbij als basis (=100) genomen.

Bij de granen blijkt dat na een dure periode 1814/1818 de prijzen inzakken en langzaam (met uitzondering van het tijdvak 1854/1858) weer stijgen tot aan dat niveau tegen het einde van de waarnemings-periode. Bij de aardappelen en de boter met name zet een vrij abrupte prijsstijging in na 1853.

Opmerkelijk is verder de samenhang in de prijsontwikkeling van de granen onderling.

 

5.  DE  DURE  EN  DE  GOEDKOPE  JAREN 

Als dure c.q. goedkope jaren zijn aangemerkt die jaren waarin het prijsindex-cijfer zich boven de 130 c.q. onder de 70 bevond.

 

6.  RELATIE  TUSSEN  PRIJS  EN  AANGEVOERDE HOEVEELHEDEN

Over een 4-tal vijfjaarsperioden zijn de aangevoerde hoeveelheden getotaliseerd en vervolgens gemiddeld (H) en vergeleken met de prijsindex (P) over deze perioden.

De aanvoer van aardappelen en granen is vermeld in mudden (100 liter) en boter in Nederlandse ponden (=1 kg).

 

Uit deze tabel blijkt dat er nauwelijks relatie bestaat sen de aangevoerde hoeveelheden en de prijsontwikkeling

 

7.  DE  RELATIEVE  BETEKENIS  VAN  DE  VERHANDELDE  PRODUKTEN  VOOR  DE  TOTALE  MARKTOMZET.

Uitgaande van de bovengenoemde 5 produkten en de in paragraaf 6 genoemde perioden blijkt dat de Eindhovense markt zich gaandeweg ontwikkelde tot een botermarkt.  De boter was in de periode 1874-1878 goed voor 92% van de totale jaarlijkse marktomzet, welke in deze periode circa 1,4 mln. gulden bedroeg.

                    relatie aandeel (in procenten van de totaalaanvoer)

8.  SLOTOPMERKINGEN

Als bijlage  I  is een overzicht toegevoegd van de gemiddelde jaarprijzen van de diverse produkten over de periode 1814-1879. Met name die van rogge, in de 19de eeuw het belangrijkste akkerbouwprodukt in de Kempen, geeft een goed beeld van de ontwikkeling van de reële gelds-waarde in de 19de eeuw.

Als bijlage  II  is een overzicht toegevoegd van de jaarlijkse prijzen van de granen op de eerste marktdag in december. Dit is geschied, daar deze prijs het beste de kwaliteit en kwantiteit weergeeft van het betreffende oogstjaar. Op dat moment is namelijk de kwaliteit en de kwantiteit van de oogst van de afgelopen zomer bekend en heeft de prijs zich in overeenstemming daarmede gevormd. (6)

 

 

 

 

 

TOELICHTING BIJ DE BIJLAGEN

De prijzen van de granen en de aardappelen zijn genoteerd per mudde (=100 liter) en die van boter per Nederlands pond (= 1 kg) (7).

Tot 1820 werden in Eindhoven de prijzen genoteerd in afwijkende maten en gewichten.  Rogge, boekweit en haver in Amsterdamse lasten (welke zijn omgerekend als 30,0391 mudden (8))  .

Aardappels werden vermeld in Amsterdamse Ton (=220 liter) (9) en boter in Amsterdams gewicht (=494,1 gram)(10).

De gemiddelde jaarprijs is het gemiddelde dat gevormd wordt door de prijzen op de eerste marktdag van iedere maand; indien op die dag geen prijs vermeld werd, is de prijs van de daaropvolgende week genomen.

Vanaf april 1856 werden zowel de laagste als de hoogste prijzen per produkt per marktdag vastgelegd; het gemiddelde van deze beide prijzen is in de berekening meegenomen.

Soms werden met betrekking tot haver en aardappelen de prijzen per marktdag van zowel de oude als nieuwe oogst vermeld; dan is eveneens het gemiddelde van deze beide prijzen in de berekening meegenomen.

 

NOTEN

(1).  N.W. Posthumus  -Nederlandsch prijsgeschiedenis,  

        Leiden 1943-1964.

(2).  Historia Agriculturae  XI -1, Groningen 1977, blz. 205 ev.

(3).  A.J. van der Aa - Aardrijkskundig woordenboek van Noord-Brabant, Breda 1832,  deel IV  blz. 16.

 (4). GA Eindhoven 1811 – 1913  inventarisnrs. 2070 t/m 2110,     Streekarchief Zuid-Oost Brabant.

(5)    Idem inv.nr. 2107.

(6)    Zie 2) blz.20  ev.

(7)    J.M.V erhoeff - Oude Nederlandse maten en gewichten,  Amsterdam 1982,  blz.132.

(8).  Zie 2)  blz. 14.

(9).  Zie 7)  blz.  4.

(10)  Zie 7)  blz.  4.

Ga terug