Wat beloven en zweren de burgemeesters

Heemkronijk jaar:1986, jaargang:25, nummer:4, pag:36 -41

WAT BELOVEN EN ZWEREN DE BURGEMEESTERS?

door: H. Raap

Iedereen beseft ten volle dat alles historisch bepaald is, maar tegelijkertijd ziet iedereen deze lapidaire waarheid over het hoofd. Het eeuwige valluik voor én de beroepshistoricus én de spontane lezer van gezellige historische lektuur. De mens is een produkt van de geschiedenis en hij maakt geschiedenis. Alles komt in een zeer bepaalde tijd onder specifieke omstandigheden tot stand en draagt er de sporen van. Om deze reden zijn historische vergelijkingen keer verrassend en boeiend, zowel vanwege de overeenkomst als vanwege het verschil. Reglementen zijn natuurlijk bij uitstek interessant. Ze komen niet zo maar in iemands hoofd op als een slag uit de heldere lucht of als de plons van een kei in een rimpelloze vijver. Regels ontstaan in een konkrete situatie. Ze zijn het antwoord op zeer specifieke vragen, op de problemen van de dag. Zij sporen iedere weerspiegelen de stoornissen die er in een gemeenschap ontstaan wanneer bepaalde gedragskodes geschonden worden.
Hoewel inzake de bestuursuitoefening er altijd een diskrepantie bestaat tussen de formele regels en de feitelijke gang van zaken, ontstaat de behoefte aan een hernieuwde formulering van de regels eerst bij konflikten. De harmonie  verstoord en een bepaalde taakafbakening moet aanescherpt worden. Duidelijk lijkt dit het geval te zijn bij de burgemeesterseed, die naar de vorm een aantal voorschriften bevat. Hoewel deze afgeschreven staat in het Resolutieboek van 1772-1783 is ze vermoedelijk van oudere datum.

 

DE EEDFORMULE

 

 

Zoals bekend valt de voornaamste taak van de Burgemeester in het dorpsgebeuren van vóór 1810 te vergelijken met die van betaalmeester of gemeenteontvanger. In de beschrijvingen van de Kempen en Peeldorpen komt in alle variaties naar hoe moeilijk deze funktie te vervullen was. De voornaamste oorzaak hiervan was de chronische armoede van de bevolking. De lasten drukten zo zwaar dat ze eenvoudig niet meer opgebracht konden worden. Een probleem dat te vergelijken valt met de invorderingen van huurschulden in de grote steden van vandaag. Ook het feit dat er geen kas voorhanden was waaruit betalingen konden worden verricht, droeg bij tot de administratieve chaos. Immers: uitgaven gingen vaak aan de inkomsten vooraf of werden betaald met twijfelachtige schuldvorderingen. Geen wonder dat vele benoemden met wettelijke middelen gedwongen moesten worden de burgemeestersfunktie te aanvaarden. Wellicht was het een erefunktie ten dienste van de dorpsgemeenschap, maar zeker nog meer een last waar slechts een matige vergoeding tegenover stond.

 

ACHTERGRONDEN

Wat zijn nu de meest opvallende passages van de tekst?

Regel 1-5 houden de belofte van Houw ende Getrouw in aan de Staten-Generaal en de Heer van Heeze, Leende en Zesgehuchten. De volgorde is duidelijk, maar de inhoud van Houw ende Getrouw aan de Heer in dit verband roept toch wel vragen op. De tekst kan het best verstaan worden als een vrij inhoudsloze preambule, zoals die uit meer burgemeesterformules bekend is. Ze behoort tot het ritueel van iedere beroepseed, waarbij de woorden op zich zelf vrij inhoudsloos zijn.

Regel 6-9. Uitdrukkelijk wordt bepaald dat de burgemeesters de drossaard ten dienste staan voor zover hij daartoe gerechtigd is. Duidelijk wordt dus gesteld hoe de gezagsverhoudingen liggen. De drossaard is de verantwoordelijke en de burgemeesters zijn aan hem ondergeschikt. De uitdrukking "voor zooveel hem in regtmatigheyd zoude mogen aan gaan" duidt op problemen die er geweest zijn.

Enerzijds kwamen de burgemeesters bij de schouw e.d. (elders over het algemeen een taak van de schepenen!) wanneer het hun niet uitkwam, anderzijds heeft de drossaard diensten geëist die in de privésfeer lagen en werkzaamheden gevorderd die in redelijkheid niet in de taak van de burgemeester lagen opgesloten. Wat zou de achtergrond zijn van het konflikt? De drossaard, benoemd door de Heer en tegelijkertijd het gezag van de Staten-Generaal vertegenwoordigend, komt uit de hogere burgerkringen, is ontwikkeld, afkomstig uit een Hollandse immigranten-familie en manifesteert zich door taal, gewoonten, levensstijl en welgesteldheid als iemand van een hogere stand, die telkenmale in de ogen van de inwoners van Heeze en Leende althans impopulaire maatre- gelen moet nemen. In het bestuur zijn de burgemeesters meer nog dan de schepenen vertegenwoordigers van de bevolking. Voor het merendeel onontwikkeld, armoedig boerend op hun schamele grond, levend uit traditie en gezag en de Brabantse tongval sprekend. Zonder tot overdrijving te willen vervallen kan men ook in Heeze spreken van een klassentegenstelling tussen het kasteel en de drossaard, als expo- nenten van een kleine allochtone protestantse bovenlaag enerzijds, en de bevolking anderzijds.

We benadrukken de verschillen en laten talloze nuances van stands-verschillen binnen een bevolkingsgroep achterwege. Armoede levert hoe dan ook een sociale spanning op, die moet worden gekanaliseerd of afgereageerd. Effektieve middelen had men niet tot zijn beschikking om zich tegen het als knellend ervaren gezag te verzetten. Men moest terugvallen op ineffektieve gedragingen zoals lijdzaamheid, zich van de domme houden en humor. Vaak als zodanig aangemerkt zijn deze houdingen niet typisch Brabants. Ze doen zich daar voor waar het gezag niet innerlijk aanvaard wordt, zoals bij bestuurders, managers en leraren die voor hun taak niet berekend zijn. Het lijkt niet gewaagd te veronder-stellen dat er in de herbergen talloze grappen en grollen over de drossaard en zijn "kliek" over de toog vlogen. Dat kon gemakkelijk uitlopen op scheldpartijen en verdachtmakingen bij overmatig drank-gebruik en handtastelijkheden in de zeldzame gevallen waarin de persoon, op wie de boosheid zich richtte, toevallig in hetzelfde lokaal aanwezig was. Verplaatsen wij ons in de rol van de drossaard. Hoe zou hij welgemanierd, als een gentleman opgevoed, ontwikkeld, neer-gekeken hebben op die boerenkinkels die hem op zijn visitatietochten moesten vergezellen en naar buiten toe beleefd en onderdanig waren, maar hem achter zijn rug om voor de gek hielden en tegenwerkten?

Regel 12-15. In het algemeen is het vanzelfsprekend dat de burgemees-ters door zorgvuldig te handelen "de gemeynte" niet benadelen. Deze nadere bepaling lijkt nauw gekoppeld te zijn aan de schouwvoering en bevat waarschijnlijk meer een waarschuwing om geen overtredingen door de vingers te zien dan een aanbeveling om de kosten voor verteringen niet uit de hand te laten lopen.

Regel 16-27. Bevatten bepalingen die het eigenmachtig optreden van de burgemeesters in het bestuur tegengaan. Ze zijn slechts uitvoerders van wat anderen beslissen. Uit de 17de eeuw zijn genoeg voorbeelden te vinden waaruit blijkt dat de burgemeesters vrij zelfstandig optraden. De eedformule richt zich tegen bepaalde praktijken en gaat verder dan een bevestiging en een herhaling van de Resoluties van de Staten-Generaal die in de Recepisboeken vermeld staan en vooral een goede administra-tie beogen.

Regel 28-30. Handelen over het voorschrift dat de burgemeesters op bevel van de Heer de bewoners de toegang tot de Hei moeten ontzeggen en de misbruiken tegengaan. Klinken hier reminiscenties door van oudere bestuursreglementen die reeds in de 18de eeuw iedere actualiteit verloren hebben of wordt het gebruik van de hei simpelweg aan de betalingen aan de Heer gekoppeld?

Regel 31-34. In een bepaalde periode werden de gereformeerden lastig gevallen, beledigd en bespot. Wellicht ook een argument dat de tekst, toen deze werd overgeschreven, minstens al een eeuw oud was. De vertegenwoordigers bij uitstek van deze kleine bevolkingsgroep waren de predikant en de koster. Vermoedelijk wordt onderscheid gemaakt tussen lidmaten die hun belijdenis afgelegd hebben en personen die wellicht katholiek gedoopt toch bepaalde sympathieën koesteren voor de Gereformeerde kerk.

Dit voorschrift is eigenlijk niet te verklaren zonder de veronderstelling dat er burgemeesters zijn geweest die aktief hebben meegedaan aan het treiteren van protestanten. Meer nog dan gewone burgers mogen burgemeesters dit niet doen. Hun ambt, hoe laag ook van status, wordt in de publieke sfeer getrokken en verbonden met een bepaald deco- rum en het goede voorbeeld.

 

KONKLUSIE

Hoewel de totstandkoming van de tekst duister is, onder het voorbehoud dat slechts gebruik is gemaakt van archiefmateriaal, beschreven in de inventaris van de gemeente Heeze, kan de tekst het best begrepen worden uit een konfliktsituatie. In de lokale Heemkunde-tijdschriftjes wordt over het algemeen van de onuitgesproken veronder-stelling uitgegaan dat het dorpsleven vroeger (als onbepaalde tijd) harmonieus was. Konflikten zijn op zijn hoogst rimpelingen in een overigens rustig water. Deze interpretatie schiet op bepaalde punten te kort. Misschien moeten we de periode van de Generaliteit (1648-1794) ook bekijken als een altijd smeulend konflikt, een heidebrand die onder de oppervlakte doorsmeult en van tijd tot tijd naar buiten slaat, tussen een kleine bestuurslaag die de macht in handen had en het gemene volk van Heeze dat onmondig was en de bevelen van de "hoge Heren die het toch altijd beter weten" moest opvolgen.

Ga terug