Onder de toren (nr.1)

Heemkronijk jaar:1986, jaargang:25, nummer:1, pag:28 -32

ONDER DE TOREN

door: A.P.Ketelaars

HET  OUDE(RLIJK)  HUIS

Ons huis lag onder de (wie)rook van de Brigida-kerk in het centrum van Geldrop aan de Korte Kerkstraat. Het was een zeer oud huis dat dateerde uit 1870, waaraan in de loop der tijden veel veranderd was.

De voorgevel was opgetrokken, daardoor oogde het wat beter. De achterkant had ook talloze veranderingen ondergaan; er werd een nieuwe keuken aangebouwd, maar de schepper ervan heeft ongetwijfeld de eerste beginselen van de bouwkunst met voeten getreden. Een gelukkige bijkomstigheid was dat de keuken daardoor beter paste in het geheel, want nergens klopten de maten. De hoogten van de linker- en de rechtermuur van de woonkamer gaven een verschil te zien van minstens een decimeter. Omdat de huiskamer in het midden lag, was het er vrij donker, temeer doordat er slechts een klein raam was aangebracht, dat uitzag op een hoog ommuurd binnenplaatsje, waarvan de stenen door gebrek aan zonlicht altijd groen uitgeslagen en spekglad waren, ofschoon het pleintje iedere week geschrobd werd.

Een muur die volgens mij nergens toe diende, vormde de verbinding tussen het keukentje en een bouwsel dat elke beschrijving tart. Het bestond uit drie delen. Het "huiske" (de W.C. dus), het stookhok en het turf-, c.q. kolenhok; boven het "huiske" lag nog een zoldertje. Als men lang van het toilet gebruik maakte, "reesde" er stof en andere ongerechtigheden naar beneden, want de ruimte tussen de planken van het zoldertje, dat nu eens als duivenhok en dan weer als opslagplaats voor turf diende, was nogal groot. Als je door het hartje van de uitermate slecht sluitende W.C.-deur naar buiten keek, kon je de torenklok zien en nagaan hoe laat het was en hoeveel tijd je inmiddels op het toilet had doorgebracht. Het toilet bestond geheel uit planken. Naast het zitgat kon je lektuur neerleggen. Ik heb dan ook heel wat tijd met lezen op het “huuske”  doorgebracht. Als echt toiletpapier niet voorhanden was, werd er krantenpapier gebruikt. Het vloertje was zeer gammel; je kon er doorzakken als je er al te onvoorzichtig binnen ging.

Vóórdat in Geldrop de riolering werd aangelegd, werd de volle beerput geleegd in de tuin, alwaar de verschillende gewassen uitstekend gedijden. Het werd ook opgehaald door boer Slegers, die destijds een boerderij had ter hoogte van de kleuterschool in de Heggestraat. Daar wij geen achterom hadden, moest de gierton door het hele huis gesleept worden, hetgeen uiteraard een onfrisse aangelegenheid was.

Het afwaswater en dat van de wekelijkse grote was werd geloosd in een putje en verdween vervolgens op een voor mij mysterieuze wijze. Waarschijnlijk mondde de afvoerpijp van het putje uit op een sloot ergens verderop. In dat putje, waarvan de deksel veelal ernaast lag, zijn nogal wat tamme eksters en kauwen verdronken.

Ons huis zou je met enige fantasie een zakenpand kunnen noemen. Het heeft gediend als kolenhandel, bakkerij, en in mijn jeugd als drankzaak en sigarenwinkel; allemaal zeer kleinschalig. Het voorhuis aan de straatkant bestond uit de winkel en de zondagse kamer. In de hoek van het winkel- gedeelte stond de gasmeter. Het apparaat werkte als er een muntstuk in de gleuf geworpen werd. Zonder muntstuk van tien cent kreeg je geen gas. Op gezette tijden kwam Willem Verkerk, de gasfitter, de gasmeter lichten en een nieuw loodje aanhechten om fraude te voorkomen. Aangezien Willem Verkerk ook nog een café dreef (thans Zaal van Leeuwen aan het Bogardeind), werd in de volksmond zijn café aangeduid met: "Bij de fitter". De zondagse kamer (het woord zegt het al) werd een enkele keer wel eens op zondag gebruikt en als de pastoor op huisbezoek kwam. Hogere autoriteiten ben ik bij ons thuis nooit tegen gekomen. De kamer zag er in mijn ogen deftig uit. Dat kwam voornamelijk door het behang. Vroeger werd een geheel andere werkwijze toegepast. Zo werd er tegen de muur een latwerk getimmerd, waarover jute werd gespannen. Vervolgens werd daarop het feitelijke behang aangebracht; als je er tegenaan tikte golfde het behang. Als je goed luisterde kon je de muizen horen ritselen. Ze deden zich tegoed aan de zoete behangselpap. Wel rook het er een beetje muf, omdat er zelden gelucht werd. Boven de deur hing een wit kruisbeeld tegen een achtergrond van rood fluweel; het geheel was bedekt door een glazen stolp. Je zou het een "christelijke" speeldoos kunnen noemen, want met behulp van een sleutel kon je een muziekje laten klinken. De melodie van dit wijsje is in mijn herinnering blijven voortleven als het deuntje van "Moeder onze kraai is dood". In werkelijkheid luidt de tekst: "Lieve Moeder van de Heer, laat ons om Uw zetel dringen". Tijdens het afspelen was het knarsen van de aflopende veer een zeer hinderlijke bijkomstigheid.

 

Boven de winkel en de zondagse kamer lagen twee slaapkamers met schuine betimmerde wanden. Tussen de slaapkamers lag een houten overloop; je keek er tegen de dakpannen aan, waartussen bossen dakriet gestoken was. Het dakriet behoorde waarschijnlijk de pannen op hun plaats te houden, of diende als isolatie. Op den duur veroorzaakte het een enorme stofboel.

Behalve dat het huis erg vochtig was, werden we geregeld gekonfronteerd met flinke lekkages. Het veroorzaakte veel vochtplekken op de muren. Afdoende maatregelen tegen de lekkages zijn nooit getroffen. Op de vliering stonden dan ook talloze oude bakjes, schoteltjes en pannetjes om overtollig regenwater op te vangen. Volgens mij waren de dakpannen meer dan honderd jaar oud. Ze zijn nooit vervangen, wel zo nu en dan bijgesmeerd.

De straatkant van het huis werd goed onderhouden. Per slot van rekening viel die het meeste op. Met de verfsoorten die vóór de oorlog gebruikt werden, zag de voorgevel er na behandeling weer fleurig uit en wel voor tien jaar lang!

Een aandachtig waarnemer zal bemerken dat er in Geldrop nog heel wat huizen staan met een schuin dak, al dan niet voorzien van een dakkapel of dakraam. Het is de moeite waard dit soort huizen in stand te houden; ze zijn ongetwijfeld knus en geven een romantisch tintje aan het woongenot. Ondanks de grote gebreken aan mijn ouderlijk huis bewaar ik er fijne herinneringen aan. Wegens de renovatie van de Korte Kerkstraat moest ons huis worden afgebroken. De sloper had er weinig moeite mee, want het zakte onder de slopershamer als een kaartenhuis ineen. Ik stond erbij en keek ernaar met in mijn hart een brokje weemoed . . . .

Ga terug