Het huysken in de Hulsbosch

Heemkronijk jaar:1985, jaargang:24, nummer:2, blz.61- 65

HET HUYSKEN IN DEN HULSBOSCH

door: W.K. Westmijze

Bij onze boerderij, Riesten 2 (vroeger Strijperstraat 55) in Leenderstrijp, groeien een aantal oude hulstbomen. Vandaar dat de boerderij in de volksmond gewoonlijk "de hulstbos" wordt genoemd.

In zijn artikel over de valkeniers van Leenderstrijp vermeldt A.F.N. van Asten  (1) dat Francis Vermeulen in 1741 van zijn moeder Sophia Bijnen een huis te Leenderstrijp erft, genaamd "den Hulsbos" dat tevens afkomstig is van Goort Hendrik Bull. En in zijn artikel over het geslacht Bull-Pompen (2) noemt hij ditzelfde huis bij de nalatenschap van Goort Hendrik Bull, die in 1680 te Leenderstrijp word vermoord. In dit huisje zouden volgens Sjef van der Zanden de voorouders van Mgr. Bluyssen, de voormalige bisschop van 's-Hertogenbosch,  gewoond hebben.

Ook Willem Iven vermeldt: "Den Hulsbosch is een huis met hof een aangelog op Strijp (. . . .). In 1974 werd het geërfd door François Vermeulen, valkenier. Nu is het eigendom van W.K. Westmijze  (3).

Het is interessant om na te gaan of mijn boerderij inderdaad dit huisje is. Er zijn echter redenen om hieraan te twijfelen. Zo is op de voorgevel van mijn boerderij het jaartal 1818 aangebracht, terwijl dit pand bovendien groter is dan de term ”huysken” doet verwachten. Dit zegt echter niet alles. Het zou kunnen zijn dat de boerderij in 1818 is verbouwd, of op de plaats van een vroegere is herbouwd.

Om daarover zekerheid te krijgen staan ons 3 informatiebronnen ter beschikking:

- de 4 landboeken die van vóór 1750 tot 1785 aangeven wie de eigenaars zijn van de percelen, dit vanwege de te betalen verponding;

- de 5-jarige borderellen (lijsten) van de huizen waarvoor verponding moest worden betaald;

- de lijst van het kadaster van 1832 met de daarbij behorende kadastrale kaart van 1838.

We vinden in de landboeken dat- "dat huisken in den Hulstbosch tot Strijp van Goort Hendrick Bull” tot 1771 eigendom is geweest van Francis Vermeulen; daarna van Joseph Bluyssen en tenslotte van Adriaan Hezius, die gehuwd was met Elisabeth Bluyssen; de dochter van Joseph. Ditl komt overeen met nr.37 van de borderellen, waarop vermeld staat dat in 1766 en 1771 Francis Vermeulen daar woonachtig is, in 1776 de weduwe van Joseph Bluyssen, in 1786 en 1791 Elisabeth Bluyssen en in 1798 Adriaan Hezius. In 1832 is het pand, volgens het kadaster E 434, in het bezit van Joseph Hezius, de zoon van Adriaan, dat we nu dus kunnen identificeren als "het huisken in den Hulsbosch". Doch dit is evenwel niet onze boerderij, maar een die stond aan de andere kant van de weg die nu de Riesten heet. Op de kadastrale kaart van 1838 staat deze nog getekend, daarna is zij verdwenen.

Bull, Vermeulen, Bijnen en Bluyssen waren, zoals Van Asten in de aangehaalde artikelen beschrijft, belangrijke families in Strijp. Sophie Bijnen bijvoorbeeld was de dochter van een valkenier; haar man, Johan Vermeulen, was valkenier, evenals haar zoon Jacobus  (4). Haar zoon Francis, die de Hulsbosch erfde, trok later weg uit Strijp naar Leende als eigenaar van een brouwerij.

Goort Hendrik Bull, die tot 1680 in de Hulsbosch woonde, was getrouwd geweest met Aleydis Bluyssen. Uit de verdeling van de nalatenschap  (5) blijkt dat hij naast Jan Jacob Bijnen woonde (ook een valkenier), die gehuwd was met Agnes Bluyssen, een zuster van Aleydis. Hun vader was Frans Bluyssen, en beide bezittingen zullen wel van hem afkomstig zijn. Immers bij de verdeling van zijn nalatenschap in 1669  (6) worden zijn goederen in Leende toegewezen aan zijn dochters Aeltgen en Agneeta. '

Mgr. Bluyssen stamt overigens niet af van deze Frans, maar van een broer van diens vader  (7). Ook Joseph Bluyssen die er een eeuw later woonde is geen voorvader van de bisschop.  Dat er een eeuw na elkaar 2 Bluyssens eigenaar waren van de "Hulsbosch” is geheel toevallig. Joseph was namelijk getrouwd met een dochter van Wilhelmus van Deenen, die weer getrouwd was met een dochter van Francis Vermeulen. Dat de voorouders van de bisschop in de "Hulsbosch" woonden moet volgens mij worden betwijfeld. Een reden daarvoor is dat omstreeks 1620 in mijn boerderij (of de voorganger daarvan) een zekere Jan Bleysen woonde. Mogelijk was dit Jan Willem Bluyssen, oom van Francis Bluyssen die in de "Hulsbosch" woonde. Deze Jan Willem was een direkte voorouder van de bisschop.

Nu we weten waar het "huysken in den Hulsbosch" stond, is het de moeite waard na te gaan wat het verband is tussen de oude hulstbomen bij mijn boerderij en de hulstbos van 1680. Het lijkt uitgesloten dat dezelfde bomen er in 1680 al stonden. Maar ze zullen er wel als zaailingen van afkomstig zijn. Bij de bomen die er nu staan is één vrouwelijk exemplaar (hulst is tweehuizig) dat dus bessen draag . De zaailingen hiervan groeien vaak op grote afstand in mijn tuin (en vermoedelijk ook in andere tuinen in de buurt), doordat vogels de bessen eten en middels hun uitwerpselen verspreiden. De bomen zoals die er nu staan, groeien tot bijna halverwege de smalle, nauwelijks 6 meter brede doorgang die er was tussen de schob bij mijn boerderij en het "huysken in den hulsbosch". Vermoedelijk zijn de bomen pas zo gaan groeien, uit zaailingen aan de kant van de zandweg, nadat het huisje was afgebroken. Het eigenlijke hulstbos groeide aan de kant van de weg, waar het huisje stond. Immers, in 1725 als Sophie Bijnen het huisje erft van haar ouders  (8), wordt duidelijk gesproken over het "huysken in den hulsbosch", en ook in het landboek wordt het zo genoemd.

Tenslotte iets over de naam 'Riesten'. Sinds mensenheugenis heten een aantal percelen aan de overkant van het riviertje de Aa de Riesten. De weg er heen werd ook wel de Riestweg genoemd. Met de ruilverkaveling is er een verharde weg gemaakt die grotendeels het tracé van de Riestweg volgt, en deze weg is Riesten genoemd. Dit is een beetje verwarrend; Riestweg zou beter geweest zijn en historisch juister. Overigens heeft het verharden van de weg een gunstig gevolg gehad voor de hulstbomen. De oorspronkelijke zandweg had namelijk een bovenlaag van sintels gekregen.

Waarschijnlijk door vergiftiging met zink en cadmium zijn de bomen gaan kwijnen. Sedert de verharding, waarbij de sintellaag werd afgegraven zijn ze goed hersteld, met volop gezond blad. Wel zijn ze na de afgelopen strenge winter vrijwel al het blad kwijtgeraakt, maar ook dat is waar bijna geheel hersteld.

BRONVERMELDING

(1)      A.F.N. van Asten. "Rondom valkeniers en valkerij in Leenderstrijp (17e en 18e eeuw)".  In: Heemkronijk, jrg.11,   nr.4,   1972, p.51.

(2)      A.F.N. van Asten. "Het geslacht Bull-Pompe". In: Heemkronijk, jrg.13, nr.3, p.33.

(3)      W. Iven,  T.van Gerwen.  Lind dé is de sgonste plats. 1974, p.39.

(4)      A.F.N. van Asten. "Vermeulen uit Leenderstrijp". In Jubileum-Heemkronyk,  Geldrop 1981,  jrg.20,  p.145-149.


(5)      RA Heeze  R99  fol.197;  d.d. 29-12-1680.


(6)      RA Heeze  R98  fol.385;  d.d. 12-07-1669.

(7)      A.F.N. van Asten. "Het geslacht Bull". In Heemkronijk.  jrg.13, nr.1, p.13.

(8)      RA Heeze  R159;  fol.75;  d.d. 03-07-1725.

Ga terug