Het geheimzinnige kado

Heemkronijk jaar:1985, jaargang:24, nummer:2, blz.45- 47

HET  GEHEIMZINNIGE  KADO

door: A.L.M.Th. Veldhuizen-van Geffen

"Een beetje onzin nu en dan

smaakt ook gewis de wijste man . . .”.

De dag na zijn twaalfde verjaardag stapte Janus met zijn vader mee naar de fabriek; de Wollenstoffenfabriek aan de Wielstraat in Geldrop. Als werknemer wel te verstaan! Niemand keek er van op, niemand dacht aan doorleren, want  het aantal mondjes was groot en het inkomen klein. De vader was een kundig wever, maar Januske werd van meet af een Manuske van alles.

Dat was vandaag op de kop af vijftig jaar geleden! Zélf had hij het zo krek niet geweten, totdat de juffrouw van he! kantoor hem geroepen had om hem dit verbazende nieuws te vertellen.  Hij had er van staan te kijken . . . zo lang al?!  En hij was nog geeneens vijf-en-zestig of versleten!

Iedereen kende hem als 'Janus de Stoker' en hij had zijn uiterlijk mee, want met zijn forse lijf en handen als kolenschoppen paste hij niet achter een weefgetouw. Maar nog altijd was hij het Manuske van vroeger gebleven, want er zijn altijd nare klusjes te doen die iedereen probeert af te schuiven en Janus was er goed voor. Met zijn mooie blauwe ogen keek hij een beetje wazig de wereld in. Wat wil je; bij zo’n stiel kreeg je veel dorst en er waren vele pinten voor nodig om die dorst te lessen. Er was voor onze stoker 'n feestavond in voorbereiding, had de juffrouw verteld, op kosten van de zaak. Tijdens de schaft hadden ze er al "dik" over gepraat . . . .  (1).

Het gouden horloge . . . . daar kon hij zeker van zijn en 'n extra vrije dag, de toespraak en een hand van de direkteur hoorden ook bij het feestpakket, maar dat kreeg men evenzo bij vijf-en-twintig jaar trouwe dienst; dat had de jonge meneer Charles als nieuwtje ingesteld toen die in de direktie was gekomen. Maar 'n halve eeuw in dienst . . . . . ! Iedereen was het er over eens dat Janus zeker een douceurtje onder couvert toegeschoven zou krijgen. "Ge het 't verdiend," sprak zijn kostjuffrouw, die maar gewoon Drieka heette en bij wie Janus sinds onheuglijke tijden inwoonde, omdat hij nooit aan trouwen was toegekomen, "want ge het er genoeg voor gezweet! Misschien geven ze je wel twee horlogies," grapte ze, terwijl ze Janus in z'n zwarte jas sjorde,  "dan kunde er mooi ene aan mijn geve." Onwennig keek de grote man naar zijn spiegelbeeld alsof hij naar 'n vreemde vent keek. De menen zouden hem bijkans niet herkennen, zo in z'n goeie goed, schoongeboend en gladgeschoren.

"Kom, we zullen gaan," zei Drieka in haar taftzijden feestjurk,” iedereen zal er nu wel zijn." En iedereen was er! Al zijn maten van de fabriek: de wevers, de ververs, spoelers en sjouwers met hun vrouwen en kinderen; van wie het grootste gedeelte ook werknemer was, de juffrouw en heren van het kantoor, maar vooral de direkteur met zijn vrouw. Allen waren naar de feestzaal in het Bondsgebouw gekomen om Janus geluk te wensen en op zijn gezondheid 'n gratis pilske te nuttigen. Bij het binnenkomen van Janus en Drieka, zette de harmonie heel hard het LANG ZAL HIJ LEVE in. Met 'n kop als 'n biet waarop menig zweet-druppeltje parelde, stommelde het feestvarken naar voren, waar hem tot zijn grote opluchting een groot glas schuimend bier werd aangereikt. Nadat dit sympathieke gebaar enkele malen herhaald was en de direkteur het woord vroeg, voelde Janus zich al zo behaaglijk, dat hij zijn baas welwillend bezag. Diens ongetwijfeld mooie woorden drongen echter niet tot hem door. De jubilaris, bijna de hemel ingeprezen, werd tenslotte verzocht naar voren te komen. Gelukkig had Drieka nog net weten te voorkomen dat hij zijn boordeknoopje had losgemaakt. "Straks," fluisterde ze, "dan kunde net zoveel knoopkens losmaken als ge wilt," en ze porde hem om op te staan.

Het word doodstil in de zaal, want dit was het belangrijkste moment van de avond. Plechtig legde de jonge meneer Charles het gouden horloge in Janus open knuist, waarmee deze 'n beetje stuntelig bleef staan, niet wetende wat te doen, toen de gulle gever toch nog onverwacht hem een envelop in z'n hand drukte en hem in z'n oor fluisterde: "Ge moet aan niemand vertellen wat er in zit, dat moette mij beloven!"

Janus, allang blij, beloofde stotterend dit eeuwig geheim te houden. Het feestvolk applaudisseerde luidruchtig. Zie de nou wel, Janus kreeg wa extra's! Maar ze wilden wél allemaal weten hoeveel. "Nee", hield onze held hardnekkig vul, "da blieft geheim, da mag niemand snie wete!" Maar zee mochten het envelopke dan toch wel efkes bekijke? En het ging van hand tot hand, het werd betast, tegen het licht gehouden en er werd gespekuleerd: Ge kunt goed zien dat er 'n briefke in zit, vast wel honderd gulden. Totdat het zo beduimeld en gekreukt was dat het niet meer te zien was.

Diep in de nacht keerden de feestvierders naar huis. Boven op de gang zei Drieka, die haar nieuwsgierigheid niet meer In bedwang had: "Kijk nou us gauw wadde gekrege het?" Janus z'n geest was al zeer beneveld, doch hij herinnerde zich nog heel goed zijn belofte en duwde de kamerdeur voor haar neus dicht. Haastig scheurde hij de beduimelde envelop open; Er zat 'n briefke in, maar wat voor een! Hij ging er mee onder de lamp staan en hield 't omhoog. Langzaam en hardop las hij: HORLOGE GARANTIEBEWIJS.

Drika,  niet voor een gat te vangen, gluurde door het sleutelgat, zag evenwel niets, maar hoorde des te beter! Ze stond perplex! Was dat alles? Geen briefke van honderd? Oei, oei, als ze dat morgen eens zou rond vertellen!  Arme Janus! Doch zijn pijnlijk niet-begrijpende blik verhelderde bij de gedachte: Niemand zal dit ooit te weten komen, want ik heb 'n eeuwige belofte van geheimhouding gedaan. Gerustgesteld liet hij zich in Morpheus' armen wegzakken.

NOOT

(1)  Dikwijls

Met dank aan de heer J. van Bree uit Geldrop, die ons zowel dit verhaal als over "het Pauske" uit de vorige Heemkronijk heeft verteld.

Ondanks naspeuringen hebben we niet kunnen achterhalen wie het Pauske is geweest en waarom deze zo werd genoemd.

 

Ga terug