De gemeentelijke oudheidkamer te Geldrop

Heemkronijk jaar:1983, jaargang:22, nummer:4, blz.125- 128

DE GEMEENTELIJKE OUDHEIDKAMER TE GELDROP

door: Henk v.d. Berg

In 1984 bestaat de Geldropse Oudheidkamer 20 jaar. Als bewaar- en tentoonstellingsplaats van interessante voorwerpen en dokumenten uit de Geldropse geschiedenis kent zij inmiddels haar eigen geschiedenis, die zich met name de laatste jaren in meer professioneel uitgestippelde banen is gaan ontwikkelen. Het prille begin werd vooral gekenmerkt door veel enthousiasme, zoals de huidige beheerder, de heer A.G van Asten, zich levendig herinnert. Hij ontving de redaktie van Heemkronijk een avond lang gastvrij op het Geldropse kasteel. Op zijn informatie berust grotendeels de inhoud van deze bijdrage.

 

HET BEGIN

In het begin van de jaren '60 wilde de toenmalige gemeente-secretaris, W. Verhagen, het archief van de gemeente Geldrop grondig gaan ordenen. Daarvoor vroeg hij de medewerking van de Helmondse oud-archivaris, C. van Bokhoven, die onmiddellijk positief reageerde. Hij was het die al spoedig kwam met het initiatief oude stukken die zich daarvoor leenden, te exposeren in een voor elke Geldropse belangstellende toegankelijke ruimte. Behalve aan dokumenten, tekeningen, foto's en ansichtkaarten dacht hij aan bijvoorbeeld oude gebruiks-voorwerpen en gevelstenen.

 

Op de Geldroppenaren wilde hij een beroep doen stukken die in hun bezit waren, te schenken of in bruikleen af te staan. Voor de plaats van expositie viel het oog op het PNEM-huisje (achter het gemeentehuis), dat met het oog op zijn voormalige funktie van telefooncentrale van Geldrop brandveilig en vochtvrij gebouwd was. (Momenteel bevindt zich er de telefooncentrale van de Gemeente). Uit notulen van vergaderingen blijkt dat het toenmalige college van B en W zich uitgesproken positief opstelde ten aanzien van het initiatief. Dat leidde op 29 juni 1964 tot de officiële oprichting van de Oudheidkamer. Via het gemeenteblad "Raadhuisklanken" werd vervolgens een verzoek aan de inwoners van Geldrop gericht cultuurhistorisch meer of minder belangwekkende bezittingen voor expositiedoeleinden aan de Oudheidkamer af te staan of te lenen. De respons was onverwacht groot: velen meldden zich, met alle mogelijke spullen. Vaak kwam het voor dat bij het leggen van een nader kontakt met een (bruikleen)gever deze bereid bleek nog meer spullen (in leen) af te staan of namen van mensen kende die wellicht daartoe ook bereid zouden zijn. Van Bokhoven en Van Asten gingen de Geldropse boer op en brachten in enkele jaren een flinke verzameling dokumenten en voorwerpen bij elkaar. Uit het centrum van Geldrop, waar in die jaren intensief gesloopt werd, wisten ze nog menig markant brokstuk naar de Oudheidkamer te slepen.

Het PNEM-huisje was dan ook spoedig te klein.

 

EERSTE VERHUIZING

Een nieuw onderkomen werd in 1967 gevonden op de eerste verdieping van het pand Heuvel 5. Zowel het geschikt maken van de ruimte als het meer dan voorheen verantwoord exposeren van objecten vereisten enorm veel werk. In de uitvoering daarvan had de Heemkunde-vereniging, een aantal leden daarvan in het bijzonder, een belangrijk aandeel. Met het oog op een betere presentatie reisden Van Bokhoven en Van Asten diverse musea in den lande af om vitrines en ander expositiemateriaal te verwerven. Zij en de aktieve medewerkenden van de Heemkundevereniging waren er des te meer op gebrand het voor dat moment hoogst haalbare te realiseren, omdat een speciale ontvangst van de leden van de gemeenteraad voorzien was. Dat bezoek (b.g.v. de officiële opening in juli 1967) zou  -zoals gehoopt-  bij dit politieke gezelschap een enthousiasme doen opvlammen dat in een van de volgende gemeenteraadsvergaderingen werd vertaald in de beschikbaarstelling van financiële middelen, met dien verstande dat de Oudheidkamer per jaar tot een zeker bedrag kredietaanvragen kon indienen. (Later werd jaarlijks een bepaald bedrag beschikbaar gesteld.)

De mogelijkheid tot aankoop van voorwerpen was nu verruimd. Intussen ging ook het gewone verzamelen door. Zo leverden de brandweer en verscheidene verenigingen interessante stukken. Bij het besluit van de gemeenteraad speelde een belangrijke rol haar constatering dat de Geldropse bevolking een grote belangstelling voor de Oudheidkamer aan de dag legde: een eind 1966 georganiseerde expositie trok veel bezoekers. Om die positieve houding te verklaren hoeft men uiteraard niet meteen een algemeen aanwezig diepgaand kultuurhistorisch bewustzijn te veronderstellen. Niet onaannemelijk lijkt echter dat menigeen in een periode van snelle modernisering van zijn leefomgeving het weinige overgebleven oude graag ergens bewaard zag. Vandaar ook de talrijke (bruikleen) gaven. Deze konden niet allemaal tegelijk geëxposeerd worden. Met name ruimtegebrek dwong tot selekteren en variëren. Het bracht bij sommige Geldroppenaren een teleurstelling teweeg, als zij het door hen geschonkene niet permanent in de geëxposeerde kollektie aantroffen. Op grond van praktische ervaringen werd later besloten het geven van een voorwerp in bruikleen te binden aan een termijn, namelijk 30 jaar. Het verrassende gevolg was dat meer kostbare stukken beschikbaar gesteld werden, waaronder schilderstukken, bijvoorbeeld van Van Wely en Van Delft, die beiden verscheidene Geldropse notabelen hebben geportretteerd.

 

VERNIEUWING

In 1974 ging de gemeente Geldrop over tot aankoop van het kasteel. Daarin werd ook de Oudheidkamer ondergebracht. Vanaf 8 januari 1977 stond het kasteel open voor het publiek. Een krachtige vernieuwende stimulans voor de Oudheidkamer ging uit van de in 1976 opgerichte Vereniging voor Musea in Noord- Brabant. De Oudheidkamer werd daar onmiddellijk lid van en kon zich extra vertegenwoordigd voelen, daar wethouder Van Santen in het bestuur van de vereniging zitting had. Musea uit heel Brabant kwamen nu in intensief kontakt met elkaar, wisselden informatie uit en konden van elkaar het nodige leren.

De vereniging stelde een consulent aan en organiseerde cursussen. Hierdoor geïnspireerd werkte de  -sinds het vertrek van Van Bokhoven in 1981 opererende-  Werkgroep Oudheidkamer er hard aan opzet en presentatie op een veel meer professionele leest te schoeien. Nieuw was de grote aandacht voor het edukatieve aspekt. Om het bezoek van schoolkinderen te bevorderen werd een diaserie over de geschiedenis van Geldrop samengesteld. Het niveau daarvan bleek echter te hoog voor kinderen van de basisschool. Inmiddels wordt in samenwerking met onderwijskrachten gewerkt aan zowel een lesbrief als een nieuwe dia- serie, toegesneden op leerlingen van de basisschool. (Enkele basisscholen uit de regio vormen jaarlijkse bezoekers van de Oudheidkamer.) Overigens kan ook door volwassen bezoekers een diaserie over de Geldropse geschiedenis bekeken worden. Eveneens onder invloed van de aktiviteiten van de Museumvereniging zijn de aantallen bezoekers de laatste jaren toegenomen. Dat was speciaal merkbaar na het Musement in het kader van de Brabantse Dag te Heeze in 1982. Alle aangesloten musea hebben hun eigen  -zij het volgens één model vervaardigde-  informatiefolder. De verspreiding daarvan draagt uiteraard bij tot de bekendheid van de musea. Van de Geldropse Oudheidkamer zijn folders aanwezig in alle VVV-kantoren en rekreatiecentra in de wijde omgeving en dat heeft het bezoek  -vooral in het toeristische seizoen-  aanzienlijk bevorderd. Via de Vereniging van Musea in Nederland is de bekendheid verder gestegen. Op heel drukke dagen werden enkele honderden bezoekers geteld, waaronder ook buitenlanders. Zij worden behalve door de Oudheidkamer aangetrokken door het kasteel zelf, de stijlkamers daarin en het fraaie park waarin het is gelegen. Bovendien heeft de Geldropse afdeling van het IVN het koets huis als bezoekerscentrum in gebruik. Indien mogelijk vinden rondleidingen in het kasteel en de Oudheidkamer plaats door de beheerder van het kasteel, J. Snippe. Een catalogus van de Oudheidkamer is in voorbereiding; een folder met beknopte informatie is al beschikbaar.

Met het stijgen van het aantal bezoekers is bij de Werkgroep Oudheidkamer het risicobesef toegenomen. De noodzaak van een adekwaat beveiligingssysteem plaatste zij centraal in de twee jaar geleden op verzoek van B en W opgestelde "Beleidsnota Oudheidkamer". Inmiddels zijn de nodige maatregelen getroffen. Bij alle gunstige ontwikkelingen moet als schaduwzijde worden vermeld dat in het huidige economisch droeve tijdsgewricht ook op het budget van de Oudheidkamer noodzakelijkerwijze beknibbeld wordt, zodat bij aankoop of restauratie wel zeer omzichtig te werk gegaan moet worden.

Beheerder Van Asten vindt het bovendien jammer, maar wel begrijpelijk dat hij officieel maar een dag in de week aan zijn beheerstaak mag wijden. In bezuinigingstijden hoeft in die situatie uiteraard geen verandering te worden verwacht. Van Asten hoopt dat de samenwerking met de Heemkundevereniging, die ook in het Geldropse kasteel haar domicilie heeft, geïntensiveerd kan worden.

In ieder geval moet de Oudheidkamer volgens hem kunnen blijven "een waardevol kultureel element in de Geldropse samenleving, waar de Geldroppenaren trots op zijn". Hij voegt eraan toe: "Ik geloof dat het een verarming zou zijn, als ze er niet geweest was: er zou heel wat verloren zijn gegaan!"

Ga terug