Een Leendse zoen

Heemkronijk jaar:1983, jaargang:22, nummer:3, blz.99- 104

EEN LEENDSE ZOEN

door: J.J.F.de Waal

De bibliotheek van het Helmonds gemeentearchief bevat buiten enige bekende literatuur over Leende ook een voor velen onbekend katern, waarin de transcriptie van een zestiende- eeuwse schepenakte uit Heeze, Leende en Zesgehuchten is afgedrukt. Het betreft een zogenaamde overdruk uit de "Verslagen en Mededelingen van de Vereniging tot uitgave der bronnen van het Oude Vaderlandsche Recht" (1). De tekst van de oorspronkelijke akte is overgebracht door Aug. Sassen, de voormalige Helmondse notaris en gemeentearchivaris, wat de aanwezigheid van het stuk in genoemde bibliotheek voldoende verklaart. Sassen kreeg, toen de akte gepubliceerd was, het desbetreffende katern waarschijnlijk door de redactie van de " " toegezonden.

Omdat ik niet in de gelegenheid was om na te gaan of zich thans in de schepenprotocollen van Heeze, Leende en Zesgehuchten nog een minuut-akte van dezelfde inhoud bevindt, kan het zinvol zijn hier de aandacht op de bewuste akte te vestigen, opdat de informatie behouden blijft.  Aug. Sassen vermeldde aan het eind van zijn transcriptie immers: "Naar een gelijktijdig afschrift (of naar het concept?) der akte in bezit van den inzender". Het is dus maar zeer de vraag of het afschrift dan wel het concept, dat Sassen eens bezeten heeft, bewaard gebleven is. Verder deelde hij in een voetnoot mee dat het papier van de akte een watermerk had, dat ook voorkomt in het papier waarop de in 1583 aangelegde rekening van de rentmeester van de heer van Helmond geschreven is  (2). Al lijkt deze laatste informatie niet bijster relevant, misschien heeft een onderzoeker die de geschiede- nis tracht te reconstrueren door papiersoorten met elkaar te vergelijken er wat aan. De hier te behandelen akte is destijds dan wel gepubliceerd, maar de zestiende-eeuwse taal zal voor menigeen toch een belemmering vormen om de inhoud te begrijpen.

Het stuk betreft een zoenverdrag wegens doodslag. De reden waarom Aug. Sassen zijn transcriptie aan de redactie van de "Verslagen en Mededelingen" inzond is, naar hij schrijft, dat laat zestiende-eeuwse zoenverdragen in zijn tijd nog niet gepubliceerd waren. Nu was het zoenrecht een speciale vorm van rechtspraak  (3). Zogenaamde zoenen maakten een belangrijk bestanddeel van de Germaanse rechtsorde uit. Ze waren erop gericht bij een vete betrokken partijen met elkaar te verzoenen en daardoor ook de algemene vrede binnen de gemeenschap te herstellen of te bewaren. In de schepen- protocollen van talrijke plaatsen komen zoenen, ook wel zoenbrieven, zoenverdragen of zoenakkoorden geheten, voor.

Men kon vóór 1648 (vrede van Munster) strafvervolging wegens misdrijven tegen de persoon voorkomen door zich met de getroffene of, als het over doodslag ging, met diens nabestaanden te verzoenen. Voor de schepenen van de plaats werd dan een akte, een zoenverdrag enz. geheten, opgemaakt  (4). Zo'n zoenverdrag bevat gewoonlijk een aantal steeds terugkerende elementen, die in een schema gepast kunnen worden  (5). In het eerste deel van de akte worden het misdrijf, het slachtoffer, de dader en een aantal betrokkenen genoemd. Namens beide partijen komt er vervolgens een zoencommissie tot stand. Ten slotte volgt dan een uitspraak, die de verzoening en de voorwaarden daartoe bevat. Hier volgt de samenvatting van de bewuste akte.

In Leende was, "God betert", Jan Philips alias Jan Mersen door een ongeval om het leven gekomen. Volgens de door het slachtoffer op zijn sterfbed afgelegde verklaring waren zijn verwondingen hem door Jacob Schepers toegebracht. Een zwager van laatstgenoemde, Aert Dingens, was eveneens bij het ongeval betrokken geweest, doch had geen schuld aan de toegebrachte verwondingen. Omdat Jacob Schepers berouw van zijn daad kreeg, trachtte hij zich met de nabestaanden van het slachtoffer te verzoenen. Daartoe kwamen van de zijde van de overlevende de volgende tien personen op 2 maart 1588 in de kerk van Leende bijeen:

De weduwe van Jan Philips; Laurens en Peter Philips, beiden broers van het slachtoffer; Coessen Huybrechs, de man van Lijsken Philips, die een zus van het slachtoffer was; Frans en Andries Wuesten, broers van elkaar en familie van het slachtoffer; Henric en Lucas Loeffs, namens hun echtgenoten, die beiden zussen van Mariken, de weduwe van het slachtoffer waren; Anthonis van Haren, de pastoor van Leende, en ten slotte Peter Driessen.

Namens Jacob Schepers daarentegen verzamelden zich in de kerk: Michiel Henrix; Peter Vreyssen en diens zoon Anthonis; Henric Reelkens; Peter en Anthonis Engelen, broers van elkaar; Anthonis Delen; Wauter Svossen met enkele anderen; Peter Vriessen; Henrick Maes en Govart Jans.

De zoencommissie die de zaken moest regelen bestond uit vertegen-woordigers van beide partijen. Van de zijde van Jan Philips, het slachtoffer, waren dat de Leendse pastoor Anthonis van Haren en Peter Driessen. Voor Jacob Schepers, de dader, zaten Peter Vriessen, die schepen was, Henrick Maes en Govart Jans in de commissie.

De verzoening kwam na rijp overleg tot stand. De familie van het slachtoffer accepteerde "het leetweesen des voirs. Jocabs" op voorwaarde dat door de dader en zijn familie de volgende genoegdoening gegeven werd. Jacob Schepers moest een heel jaar lang uit Leende en de Leenderstraat wegblijven; daarna zou hij er slechts mogen verschijnen, als dat nodig was. Het gedeelte vanaf "den Kleynen Roostel" tot aan Henrick Leenen toe moest hij vermijden. Wilde hij naar de kerk, dan mocht hij alleen de weg over "den Kleinen Roesel" nemen en moest hij achter in de kerk plaatsnemen. Na afloop van de kerkdienst diende hij onmiddellijk naar huis te gaan Hij zou Jan Philips' weduwe, haar kinderen en familie op straat moeten ontwijken, evenals in de herbergen waar genoemde personen vertoefden, tenzij ze hem toestonden te blijven. Was hij daar eerder binnen en verzocht men hem zich te verwijderen, dan was hij verplicht te gaan. Zo ook in Heeze of Geldrop.

Aan de vier minderjarige kinderen en de weduwe van het slachtoffer moest de dader tweehonderd gulden als genoegdoening betalen en wel in drie termijnen, achtereenvolgens met Pasen aanstaande, met het daaropvolgende feest van St.- Andries en een jaar na het opmaken van de akte. Bij wanbetaling zou de verzoening niet gelden en zou de tegenpartij recht op reële executie hebben (6). Bovendien moest onmiddellijk vierentwintig gulden in Brabants geld voldaan worden voor de uitvaart, het aan de kerk verschuldigde recht, zielmissen en liefdegiften. Tevens was de dader een twee pond zware waskaars verschuldigd aan de kerk van Leende om die iedere zondag voor het H. Sacrament te laten branden.
 

Met Aert Dingens, die ook bij het ongeval betrokken was geweest, maar aan wie het slachtoffer, toen het op sterven lag, zijn schuld had vergeven, werd afgesproken dat Aert Dingens zich twee jaar lang niet meer in de Leenderstraat zou vertonen vanaf "den Kleinen Roostel" tot Henrick Leenen toe. Bovendien "van daeraff nimmer meer te kaetschen ende balle oft kloot te speelen of enige moras te maken met clappen”. De overige bepalingen betreffende het ontwijken en naar de kerk gaan waren gelijk aan de voor Jacob Schepers vastgestelde. Ten slotte stelde Peter Engelen zich borg in het geval van wanbetaling. Dit zoenverdrag werd op 2 maart 1588 in de kerk van Leende voor Peter Vriessen, Peter Bax en Andries Zwuesten, schepenen van Heeze en Leende, opgemaakt.

Er is een uitgebreid commentaar aan de samengevatte akte toe te voegen. Aan de hand van in dit stuk voorkomende personen worden een aantal familieverhoudingen duidelijk. Misschien geven de omvangrijke vertegenwoordigingen namens dader en slachtoffer een aanwijzing over de aard van het misdrijf. Zeker blijkt welke families binnen de Leendse dorpsgemeenschap destijds tegenover elkaar stonden. De hoogte van de te betalen vergoeding kan iets zeggen over het aanzien of de financiële draagkracht van de familie van de dader of het slachtoffer.

Afgezien van genoemde bijzonderheden bevat de akte verschillende toponiemen (Kleine Roostel, Leenderstraat) of, zoals in dit geval, gegevens die op de plaatselijke folklore ("kaetschen ende balle oft kloot speelen”) betrekking hebben. Misschien was het ongeval wel onder het kaatsen of balspelen gebeurd. Voor iemand die zich met de dorpsgeschiedenis van Leende bezighoudt en daardoor verband weet te leggen tussen de gegevens uit deze akte en andere zaken, kan dit stuk een bron voor interessant onderzoek betekenen.

Terugkomend op het schema, dat van zo'n zoenverdrag te maken is, worden aan de hand van de samenvatting van deze akte ten slotte de volgende elementen genoemd, die niet wezenlijk van de gegevens uit andere zoenverdragen afwijken  (7).

A.   Het uitspreken van de verzoening.   B. De voorwaarden:

1.   Materiële vergoeding.     a. zoengeld (200 gulden);   b. bijdrage in de
       kosten van de uitvaart van het slachtoffer.

2.   Geestelijke hulp aan de overledene.  a. zielmissen;   b. offeren in de   
       kerk (waskaars van 2 pond);   c. aalmoezen.

3.    Schulderkenning.    a. vergiffenis vragen;    b. wijken (uit de
       Leenderstraat en Leende; uit herbergen te Leende, Heeze of Geldrop).

 

VOETNOTEN

(1)       Zoenverdrag wegens doodslag, Sassen, Aug.; Broch. A.6.2. Bibliotheek van het gemeentearchief van Helmond. Overdruk uit: Verslagen en Mededelingen van de Vereniging tot uitgave der   bronnen van het Oude Vaderlandsche Recht. Zesde deel. No. III, blz. 268-270. Het jaar van deze aflevering der "Verslagen enz." heb ik niet kunnen achterhalen. A.H. Sassen leefde van 1853 tot 1913 en was van 1880 tot 1895 gemeentearchivaris van Helmond.

(2)        Gemeentearchief van Helmond. Huisarchief van Helmond, inv.nr. 200. Rekeningen van rentmeester Willem van Cranenbroeck, 1583-1585. Zie: lnventaris van het huisarchief van Helmond, Heeren, J.J.H.; Helmond 1926.

(3)          Opgelegde bedevaarten, Herwaarden, J. van; Assen/Amsterdam 1978;  blz. 48 – 52 en passim.

(4)          Helmond in het verleden,  Frenken, A.H.;  deel ('s-Hertogenbosch) 1928; blz. 248-258. 926.

 (5)          Enkele zoenen in 0irschot, Lijten, J.;  in: Campinia, driemaandelijks blad van het Streekarchivariaat Noord-Kempenland, jrg. ll, Oirschot 1981; blz.121 – 134. Lijten, J. publiceert in genoemd tijdschrift regelmatig Oirschotse zoenakkoorden (de laatste in de 13de jrg., nr.50, 1983;  blz.133- 145). Hij geeft daarbij telkens een vermelding van zijn bron, een samenvatting van de akte en een uitvoerig commentaar op de inhoud van de akte. Zijn wijze van behandeling van de zoenakkoorden is degelijk en interessant. Aan zijn publikaties heb ik hier dan ook de nodige gegevens ontleend.

(6)          Reële executie is tenuitvoerlegging van een vonnis of handhaving van een recht door werkelijke verschaffing van datgene waarop men recht heeft (niet door vervanging daarvan door een schadevergoeding). Zie Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal, Kruyskamp, C.; 10de bew. en verm. dr.,deel II;  's-Gravenhage 1976;  blz.2011.

(7)          Lijten, J.;  a.w.,  blz.122.

Ga terug