Onder de Toren (nr.2)

Heemkronijk jaar:1983, jaargang:22, nummer:2, blz.61- 63

ONDER DE TOREN

door: A.P.Ketelaars

DE BUURT

De Korte Kerkstraat, waar ik ruim 57 jaar geleden geboren werd, maakte deel uit van het vierkant, dat gevormd werd door genoemde straat, de Langstraat, de Heuvel en de Kerkstraat. Binnen dat vierkant lagen de tuinen van de bewoners. Ik moet toegeven, dat al die tuinen er ongeordend bijlagen; zowel de afmetingen als de vormen moeten de mensen van het kadaster veel hoofdbrekens gekost hebben. Het grootste deel van deze gronden wordt nu ingenomen door het Bezorgershof, waarmee niet iedereen even gelukkig is.

De Korte Kerkstraat bestond hoofdzakelijk uit bedrijfjes van kleine neringdoenden, die in de barre crisisjaren voor 1940 het hoofd boven water trachtten te houden. Het is hun voorzover ik kan nagaan allemaal min of meer gelukt. De straat maakte een rommelige indruk, maar als kind had je daar geen erg in. De gevels van de huizen weken terug of staken ver vooruit. De slagerij van Willeke van Jeppen (officieel Willeke van de Burgt geheten) spande hierbij de kroon. Toen na de oorlog het verkeer snel toenam, werd de vooruitstekende gevel van Willeke herhaaldelijk doelwit van doorgaande automobilisten.

Mijn grootouders van vaders kant woonden aanvankelijk "aan de hei", zoals destijds het laatste gedeelte van de Mierloseweg op Klein-Braakhuizen heette. Daar woonden voornamelijk mensen die in de textielindustrie een armelijk bestaan vonden. Mijn grootmoeder was een ambitieuze vrouw. Ze wilde 'hogerop'. In de jaren twintig gingen ze van de Mierloseweg naar het Centrum en betrokken pand nummer 7. Later was er de inmiddels verdwenen kunsthandel van Piet en Mieske Verhoeven in gevestigd. Mijn ouders gingen op nummer 3 wonen, waar mijn Vader een kleermakerij opzette.

In mijn gesprekken met autochtone bewoners wordt geregeld gezinspeeld op het feit, dat mijn vader nog costuums (pakken zei men) voor hen heeft gemaakt. Een goed deel van de klantenkring moet worden toegeschreven aan het feit, dat hij erg goedkoop was. Van mijn vroegste kinderjaren herinner ik mij, dat ik veel tijd doorbracht op de werktafel; mijn vader fungeerde als kostwinner en baby-oppas tegelijk. Toen ik ouder werd, moest ik dikwijls 'steken' uithalen, d.w.z. de rijgdraden uithalen; dat werd gedaan met een ivoren pinneke.

Naast ons, op nummer 5, woonde een schilder wiens kinderen nooit op straat speelden; in tegenstelling met de leden van ons gezin die naar believen de straat op mochten. De schilder had in zijn tuin een pereboom staan; deze leverde sappige jute-peren van een uitstekende kwaliteit. De vruchten van deze boom werden broederlijk met ons gedeeld.

Aan de andere zijde, in de richting van de kerk, lag een brouwerij, geflankeerd door een paar reusachtige bomen. De brouwerij werd aan het oog onttrokken door een muur, die wij de 'schans' noemden. Ze moest plaats maken voor het café van Nol van Kuijk. Zijn café heette 'De Zwaan', een naam, die mij enigszins vreemd voorkwam, omdat ik weinig verband zag tussen een edel dier als een zwaan en de bedoeling van de lokaliteit. Deze kastelein was enorm sterk; met bewondering sloeg ik zijn verrichtingen gade, wanneer hij biertonnen op de wagen van de brouwerij smeet alsof het knikkers waren. Ondanks zijn enorme kracht is hij vrij jong gestorven; evenals de schilder van nummer 5, in wiens pand later Jamin en tegenwoordig boekhandel Daams gevestigd is.

 

Het pand, gelegen op de hoek Korte Kerkstraat -Kerkstraat, droeg de naam 'Jeka'. Het echtpaar Sanders-Limbach dreef er een manufacturen-zaak. Het verbouwde huis werd daarvóór bewoond door burgemeester Terborgh, maar dat was vóór mijn tijd.

In tegenstelling met die aan de even kant van de straat, waren onze stoepen uiterst smal. Ter hoogte van ons huis was de stoep slechts één voet breed. Recht tegenover ons woonde de familie Deenen. Pas op latere leeftijd leerde ik de (in mijn ogen) ingewikkelde structuur van die familie kennen. De vrouw van Jan heette Nella; in hetzelfde pand woonden Drieka en Willeke Deenen, broer en zus, die ongetrouwd bleven. De gebroeders Deenen waren een soort loodgieters. Het waren vrolijke lieden, die desondanks met ware doodsverachting soms werkzaamheden aan de torens van de Brigidakerk verrichtten. De vrouwelijke leden van de familie stonden dan met de hand boven de ogen bezorgd naar boven te turen, of hun mannelijke familieleden weer heelhuids naar beneden zouden komen. Dat is hun gelukt, want ze zijn op hoge leeftijd op bed gestorven.

Er huisden veel ratten in de buurt. Hun aanwezigheid moet mede worden, toegeschreven aan een stinksloot, die overal door de achtertuinen liep. Later werd die sloot gedempt, omdat de grond opgehoogd werd. Vanaf de koperslagerij, gezien richting kerk, liep een muur, waarachter een handboogschutterij was gevestigd. In het bijbehorende café woonde Franske van Hoek; een toepasselijke naam, want zijn bedrijf lag op de hoek Korte Kerkstraat / Heggestraat. Via een granieten stoep, bestaande uit drie of vier treden kon je het café betreden. De stoep ligt me nog steeds vers in het geheugen, omdat ik daar een poos mijn voet heb zitten vasthouden, nadat ik gegrepen was door een van die zeldzame voorkomende auto's die het dorp toen rijk was. De chauffeur die al spoedig merkte dat mijn voet niet van het been gescheiden was, gaf me een zak vol met doorzichtige, ronde pepermuntjes ter grootte van een dubbeltje.

Nog vóór de oorlog werd de bedoening van Van Hoek afgebroken en werd Albert Heijn gebouwd; daarnaast in de juiste volgorde respectievelijk een juwelierszaak, een fotohandel, een meubelzaak en een slagerij.

De bezetting van laatstgenoemde bedrijf werd gevormd door het echtpaar Slegers, dat naast het leveren van prima vlees, zich op de artistieke toer ging werpen, als op zaterdagavond de slagerij schoongemaakt werd. Ze konden allebei uitstekend zingen en hielden deze kwaliteit niet voor zich; de hele buurt kon er op zaterdagavond van meegenieten. Behalve de slagerij van Slegers, was in onze straat ook nog de slagerij van Van der Putten gevestigd; dit bedrijf was wat kleiner van opzet, maar de worst die de eigenaar ervan draaide, doet mij nu nog het water in de mond lopen.

In onze straat woonde ook nog kleermaker van der Broek; die wanneer hij in de deuropening stond, voor jongens als ik, altijd een vrolijke kwinkslag bij de hand had.

 

Ga terug