En de'n boer... hij ploegde voort

Heemkronijk jaar:1983, jaargang:22, nummer:1, blz.7- 12

EN DE'N BOER... HIJ PLOEGDE VOORT!

door: A.L.M.Th. Velthuizen-van Geffen

"Vóórdat wij om half negen naar school gingen, hadden mijn zusje en ik al een halve hectare land omgeploegd en de koeien gemolken. Vanzelfsprekend was ik dan te moe voor deelsommen of ingewikkelde dictees. Ook voor De-Slag-om- Nieuwpoort of Waar-toe-zijn-wij-op-aarde kon ik niet veel belangstelling opbrengen."

Deze herinneringen, opgetekend uit de mond van de -inmiddels overleden- JANUS Leijten, dateren uit het begin van deze eeuw. Deze hoogbejaarde 'kleurrijke' Heezenaar werd geboren in 1887, op een van de beste boerderijen uit die tijd, staande op het Kruis, een pittoresk buurtschapje, als zoon van Catrien van de Goor en Jan Leijten, telgen uit een eeuwenoud Brabants boerengeslacht.

Herinneringen over de zeer korte tijd dat hij onbezorgd kind mocht zijn, over de tijd dat hij dag en nacht voor mens en dier klaarstond, graag en gratis-en-voor-niks en zonder 'geleerdheid' de ver weg wonende veearts verving en dit door iedereen aanvaard en gewaardeerd werd.

"Het was de normaalste zaak van de wereld dat ik en mijn drie zusjes van jongs af aan thuis meewerkten. We hadden een flinke boerderij met land en vee en daar ik de enigste zoon was moest ik als jongske van twaalf buiten schooltijd flink 'mee-aan-pooten'. Vooral in het voorjaar en de zomer had ik eigenlijk geen tijd voor school. Dan stonden we al om vijf uur voor ons bed; eerst de koeien melken, koffie drinken en dan met het paard het land op. Ploegen, eggen, zaaien, oogsten, hooien en wat er zoal gedaan moest worden. Het was alles mankracht. Tegen half negen -roef-roef andere kleren aan en op een draf naar school. Daar zat ik dan meer te slapen dan dat ik er wijzer werd."

Zodoende ontstond de volgende dialoog tussen Deken Kemps en Vrouw Leijten, de moeder van Janus.

"Ik kom een klacht indienen over Janus, want hij kent nooit zijn les." "Dat kan ik best geloven, want hij krijgt geen minuutje tijd om te leren; bij mij gaat de boerderij voor alles!" 

"Maar hij staat voor z'n eerste Communie en dan mag hij niet meedoen!"

"Dan moet het maar 'tegen' het jaar en als dat niet gaat dan maar 'n jaar later, want Janus moet werken." 

"Ge kunt er toch wel hulp bijnemen?"

"Makkelijk, wel twee per dag!" 

"Nou, dan is toch de zaak opgelost!!"

"Goed," zei vrouw Leijten, "ik zal er maandag mee beginnen en als het dan zaterdagavond is en de arbeid moet betaald worden, dan komen ze bij U de centen halen!"

De kleine Janus keek met ontzag naar zijn moeder bij het horen van deze ferme taal. Zijn moeder was voor niemand bang. Zelfs niet voor de'n Deken, die toch een machtig man was gelijk de'n Burgemeester.

"Hij heeft er genoeg - met de verhuur van twee boerderijen heeft hij geld genoeg, maar bij mij zit het er niet aan," mopperde de moeder, toen de Deken 'n beetje moedeloos vertrok, na dit vruchteloos gesprek.

De herder had zijn plicht gedaan. Hij wist maar al te goed hoe hard en nuchter het leven was voor de bevolking in Heeze anno 1900. Het was iedere dag ploeteren voor de kost, maar dat nam niet weg dat Januske de leeftijd had om zijn Eerste Communie te doen en daarvoor moest hij wel de katechismus kennen.

"Ik heb toch mee mogen doen," gniffelde Janus 80 jaar later, hoewel ik toch 'n slechte leerling bleef." Ook al was je nog maar net twaalf jaar oud, je kreeg een flinke portie verantwoordelijkheid te dragen: voor het bedrijf, je kleine zusjes, voor het leven van alle dag en dat was toen belangrijker dan de school, hoewel de keus niet overwogen werd. Die was er niet!

"Als boerenzoon had ik altijd het meest op met de dieren en vooral in paarden had ik liefhebberij wat je niet moet verwarren met hobby, want die hielden we er niet op na. Natuurlijk ging ik wel eens paardrijden, maar waren ook mijn handel. Zo gingen we ééns per jaar met enkele bekenden uit Leende naar de jaarmarkt in Hedel. Hedel ligt één uur gaans achter den Bosch. Te voet natuurlijk. We hadden geen andere manier. lk praat nu van vóór de eerste wereldoorlog, er liep nog geen trein, we hadden nog geen fiets, hadden alleen het 'Perdetremke' waar je mee naar Eindhoven kon.

De jaarmarkt was altijd daags na Allerheiligen, wat altijd 'n Zondag was. We vertrokken direct na de hoogmis en kwamen rond middernacht op de markt aan. In een van de vele cafeetjes rusten we uit met sloten koffie en bier en aten onze meegebrachte boterhammen op en zodra het licht werd kon de handel beginnen.

 

De markt stond dan vol met volk en vee. Ik weet nog dat ik eens drie jonge paardjes kocht voor 150 gulden per stuk. Zo gauw als de koop gesloten was gingen we weer op huis aan. Via Best. Op de kruising Oirschot – St. Oedenrode stond een grote boerderij waar we konden uitblazen en eten. Ook de paarden mochten de stal in en kregen voer. Hierna was het nog maar een uurke of vier lopen naar Heeze en dat was nog maar een eindje.!

Tijdens de eerste wereldoorlog had ik een invoervergunning  voor paarden. Het klink nu ongeloofwaardig, maar ik kocht die paarden in de

Ardennen en zelfs uit Frankrijk haalde ik ze. Of uit Noord-Limburg en Zeeuws-Vlaanderen! Dáár gingen we met de trein of een vrachtwagen heen. Vijf tegelijk mocht ik invoeren en dikwijls verkocht ik die weer in één week tijd. We hebben heel wat afgezworven en het waren geen luxe reizen.

Zo gingen we ook te voet naar Kevelaer. Vijftien uur minstens. Daar was eens 'n ziek meiske in Geldrop, gesloopt door de tering, die zich voorgenomen had ook te voet met ons mee op bedevaart te gaan. Gekkenwerk natuurlijk! Ze hield het vol tot Deurne toe. Toen kon ze niet meer, maar ze wilde niet terug naar huis, hoewel er toen al een trein liep naar Eindhoven. Wij, jong gezond volk, deed er niet moeilijk over. Bij 'n boer haalden we 'n plank en droegen haar naar Kevelaer en weer terug ook. Ge kunt begrijpen dat het vooral over de grote hobbelige hei 'n heel gesukkel was. Zoiets kun je je nu niet meer voorstellen. Geen dwaas zou het nu nog in zijn hoofd halen. Drie weken later was ze dood!"

VEEARTS ZONDER ‘GELEERDHEID’

"Hier in Heeze is pas 'n jaar of vijf-en-twintig 'n veearts gevestigd. Het kwam dus wel goed uit dat ik er het- een-en-ander van af wist. Als opgeschoten jongen stond ik altijd met m'n neus vooraan wanneer de veearts uit Eindhoven of Valkenswaard voor 'n karweitje geroepen was, want ik wilde alles zien en precies weten waarmee die man bezig was. Dat viel zeker op en op mijn aandringen heeft de dokter uit Valkenswaard mij dikwijls op sleeptouw genomen en me heel secuur allerlei akkevietjes geleerd. Zoals biggen castreren, binnenberen opereren (niet ingedaalde ballen), breuken en natuurlijk helpen bij het kalveren en bevallen van andere viervoeters. Ik had daar aardigheid en handigheid in en dat werd met de jaren steeds beter. De praktijk is de beste leermeester en daar had ik geen boeken voor nodig. De boeren kregen dat al snel in de gaten en van overal kwamen ze me halen. Dag en nacht, zomer en winter, uit de hele omtrek: Leende, Sterksel, Budel, Soerendonk tot zelfs uit Stiphout toe. Alles per fiets en als er haast bij was dan kwamen ze me halen met paard en wagen. Duizenden dieren heb ik onderhanden gehad en al zeg ik het zelf: ik heb nooit 'n ongeluk gehad. Als je maar wéét, waar mee je bezig bent. Van het buikvlies bijvoorbeeld moet je wel afblijven. Van nature ben ik 'n driftkop, maar was ik met de dieren bezig, dan was ik de rust zelve. Dit werk mocht ik wel 'ongeschoold' doen, maar ik mocht er geen geld voor vragen, wat voor de arme mensen een uitkomst was, want die konden geen veearts betalen. Ook medicijnen mocht ik niet voorschrijven, hoewel ik hierover wel raad kon geven. Rijk ben ik er niet van geworden, het heeft wel mijn leven verrijkt.

Het leven was ernst en luim. Zo kwamen eens mensen midden in de nacht op de deur bonken: "Janus, Janus, ge moet gauw komen! " Mijn zuster die aan de voorkant van het huis sliep, een raam opende en vroeg waar de brand was, kreeg te horen: "Onze koe is aan het kalven en we zijn 'n been kwijt," waarop mijn zus antwoordde: "lk zal Janus wakker maken en zeggen dat hij 'n been meebrengt!"

Toen hier in Heeze zich 'n veearts vestigde bleven veel boeren mijn hulp vragen. Het kwam weleens voor dat, als midden in de nacht de veearts werd gebeld deze zei: "Ga eerst maar eens kijken of Leijten wil komen!" Tot m'n zes-en-tachtigste ben ik actief bezig gebleven. Er was eens 'n boer die het presteerde om voor ons huis in de Weibossen met een vrachtwagen vol biggen te verschijnen om te laten castreren. Die heb ik toen maar doorgestuurd naar de dierenarts, we moeten elkaar toch helpen nietwaar? De boeren konden het toen ook gemakkelijk betalen. We leefden inmiddels in 'n welvaartsstaat, mijn gratis werk was niet meer nodig en ook aan mijn tijd komt een einde.

De laatste jaren van zijn leven bracht hij met zijn vrouw, Petronella (Pietje) Scheutjens, door in het Nicasiushuis, waar hij op Allerheiligen 1980 overleed, drie-en-negentig jaar oud.

Hij hoorde bij de 'couleur locale' van zijn tijd. De herinnering aan hem zal vervagen zoals ook het eens kleine groene dorp Heeze uit Janu’s, jeugd vervaagd is. Het dorp is gestroomlijnd, gemoderniseerd en begint langzaam te lijken op de eenheidsworst van deze tijd.

Iedere tijd zijn eigen gezicht, iedere tijd zijn eigen mensen.

Dat zit besloten in de loop der dingen.

Ga terug