Brief uit Heeze in 1855

Heemkronijk jaar:1983, jaargang:22, nummer:1, blz.5- 6

BRIEF UIT HEEZE IN 1855.

door: A.F.N. van Asten

Op 14 april 1855 schreef Adriaan Andreas Deelen vanuit Heeze een brief aan "Mevrouw Douairière J.D. Baron van Tuyll van Serooskerken, van Heeze-Leende en Zes Gehuchten te s Hage." Deze Hoog Welgeboren Vrouwe, zoals in de aanhef van de brief staat, was Johanna Catharina van Westreenen, sinds 1843 douairière of weduwe van Jan Diederik Baron van Tuyll van Serooskerken, wonend op het kasteel te Heeze en blijkbaar op bezoek zijnde in Den Haag.

De briefschrijver A.A. Deelen uit Heeze was de 28 jarige ongehuwde zoon van Adriaan Jan Deelen. Laatst genoemde zou vanaf 1 januari 1821 tot 5 augustus 1855 burgemeester in Heeze blijken te zijn. Adriaan Andreas wist schijnbaar dat zijn vader over enkele maanden als burgemeester zou aftreden en dat hij een goede kans voor dat ambt zou kunnen maken. Er bleek echter een mededinger naar dat ambt te zijn in de persoon van Jan Frans Pompen, heer van Sterksel. Het lijkt me dat A.A. met deze brief probeert daar voor te steken. Achteraf blijkt dit ook gelukt te zijn.

In hedendaags Nederlands schrijft A.A. blij te zijn met de benoeming van zijn neef Jan Baptist van Gennip tot burgemeester van Hoog Geldrop; hij zegt dankbaar te zijn voor de goede zaak en de belangstelling van mevrouw voor de familie Deelen. Hij heeft verder vernomen dat Jan Frans Pompen van plan is, om bij zijn een paar jaar geleden in Heeze gebouwde molen, een huis te gaan bouwen. Hij heeft daarvoor uit de boedel van H.van Riel een perceel grond gekocht. In Leende -daar komt immers de familie oorspronkelijk vandaan- gaat het praatje dat Jan Frans van plan is om in dat huis een uitgebreide winkel voor dagelijkse behoeften te gaan inrichten en om zijn dochters daarin op te leiden, te meer dat ze dan tevens in Heeze naar school zouden kunnen gaan.

P.K. (=Paulus Kemps) uit Leende heb ik gesproken. Hij had er over dat Jan Frans in Heeze burgemeester zal zien te worden. Op Ginderover heeft hij leemgrond gekocht om er stenen van te laten bakken. Hij zou geen moeite en opoffering sparen om de gemeenteraad op zijn hand te krijgen; er was immers een familie betrekking tussen enkele raadsleden en pachters van hem in Sterksel. Hij blijkt ook heidevelden aan hen in gebruik gegeven te hebben.

Uit hoofde van zijn reeds 35 jaren durende diensttijd als burgemeester en zijn klimmende jaren verlangt vader naar zijn eervol ontslag; het zou vader echt grieven als de gemeente belangen na hem zouden worden toevertrouwd aan iemand die niet genoeg capaciteiten bezit of waarbij het te voorzien is dat de gemeentenaren in moeilijke omstandigheden gewikkeld worden doordat de belangen van de heerlijkheden Heeze en Sterksel met elkaar zouden botsen.

Vader heeft immers voor Heeze alles goed gedaan, de schuldenlast is bijna verdwenen. In de woelige dagen der revolutie met België, heeft hij meermalen getoond aan koning en vaderland gehecht te zijn door voor het gevaar niet te wijken. Zo ook op 10 aug. 1831 toen een bende Belgen de gemeente naderde en er met bedreiging van zijn leven aan de burgemeester gevorderd werd om de Belgische vlag te hijsen. Vader wederstond dat ondanks de aandrang die door de inwoners op hem werd uitgeoefend en het feit dat onze troepen ver weg waren. In Valkenswaard, Bladel en Helmond was de kas van de ontvanger geroofd; er waren plaatsen (o.a. Deurne) die lasten opgelegd hadden gekregen. Onze gemeente heeft men wel durven bedreigen maar niet aangerand. Ik zou nog meer gunstige omstandigheden kunnen opsommen "doch het is niet om daden aan te tonen maar om te doen voelen dat het voor vader hinderlijk zou zijn, dat een persoon hem zou opvolgen waardoor de belangen der gemeente zouden kunnen gevaar loopen" Wanneer Jan Frans Pompen mocht slagen, dan zouden de gevolgen noodlottig zijn.

Als besluit van deze brief: "Als de Vrouwe, die met terzijde stelling van uwe persoonlijke belangen steeds toont het welzijn der gemeente Uwer heerlijkheid te bevorderen, neem ik eerbiediglijk de vrijheid U deze opmerkingen opregtelijk mede te deelen en vertrouw dat U Hoog Welgeborene daaruit het innerlijke zult kunnen putten.

Heeze, 14 april 1855.”

 

BRONVERMELDING

Deze brief komt uit het kasteelarchief Heeze: D60 - 3,  bundel  A.

Een kopie er van werd me welwillend ter hand gesteld door de heer C. Smit uit Heeze.

Ga terug