Het weverij-museum te Geldrop

Heemkronijk jaar:1982, jaargang:21, nummer:3+4, blz.128- 134

HET  WEVERIJ - MUSEUM  TE  GELDROP

door:  Dr. F.B.A.M. Verhagen

In oostelijk Noord-Brabant heeft de textielindustrie eeuwenlang een opvallende rol gespeeld als vorm van werkgelegenheid, waarin duizenden mensen een bestaan hebben gevonden.

Aanvankelijk werkten de wevers thuis aan het weefgetouw en werd deze produktiemethode huisindustrie genoemd. De ondernemers- kooplieden voorzagen de thuiswevers van weefbenodigdheden en als de stukken geweven waren, dan werden ze door de kooplieden in hun werkplaatsen afgewerkt, geverfd, etc. Geleidelijk ontwikkelden zich de fabrieken; allereerst de door stoom gedreven wolspinnerijen. Later werden weefgetouwen in de fabrieken geplaatst en werd de wollenstoffen-produktie geïndustrialiseerd.

In sommige gebieden, bijvoorbeeld in en rond Helmond werd voornamelijk katoen geweven; in Eindhoven en Nuenen (denk aan de 'thuiswever' van Vincent van Gogh) werd in hoofdzaak linnen geweven, evenals in Meerveldhoven, Zeelst, Waalre, etc. In Heeze ontwikkelde zich de bandweverij.

Geldrop was vanouds het centrum van de wollenstoffen-industrie. Sinds een veertigtal jaren hebben geschiedvorsers ont- dekt en aangetoond, dat de Geldropse industrie een geheel eigen karakter had, doordat het weven van wollen stoffen een hoofdbestaansbron was en niet als aanvulling fungeerde voor het geringe inkomen, dat het boerderijtje opleverde, zoals dat op tal van dorpen is voorgekomen.

In het oorspronkelijke Geldrop woonden geen landbouwers of veehouders, omdat er geen grond of goede grond voor aanwezig was. Geldrop was een echte industriekern; het bestaan van de mensen steunde geheel op de wollenstoffenindustrie. Het klinkt misschien ongeloofwaardig, maar toch was het zo. Daarmede had Geldrop dus ook een geheel eigen karakter, onderscheiden van andere Brabantse dorpen. Het dorp had een goed stratenplan, waardoor sommigen dachten dat het wel eens een stad geweest zou kunnen zijn, maar daar is geen sprake van geweest.

Nu kan men denken dat de ontwikkeling van de huisindustrie naar de fabrieksmatige industrie op zich weinig belangrijke momenten heeft doorgemaakt. Dat kwam immers in tal van industriële kernen voor zoals in Tilburg, Twente, Eindhoven, Helmond e.a.

Maar ook in deze ontwikkeling vertoont Geldrop iets eigens. Op 10 september 1830 werd te Geldrop een stoom-wolspinnerij gevestigd door Hendrik von der Nahmer; dit was een der eerste stoommachines die in Nederland in de textielindustrie in gebruik werden genomen. In Leiden was in 1818 een stoommachine in bedrijf gesteld; in Eindhoven gebeurde dat in 1820, in Almelo in 1829 en in Enschede in 1833. Hel- mond volgde veel later.

De Geldropse fabrikeurs waren technisch bekwaam. Dit blijkt uit een verklaring d.d. 17 maart 1808, waarin enkele fabrikeurs verklaren dat de stukken welke naar de tentoonstelling te Utrecht zouden worden gezonden, geheel te Geldrop waren vervaardigd en geverfd.

Geldrop telde omstreeks 1813 ongeveer 1300 inwoners en er werkten voor de industrie 1200 tot 1600 werklieden. Vaak moest een beroep gedaan worden op de wevers uit de omliggende dorpen.  

De fabrieken ontwikkelden zich in het midden van de vorige eeuw gestadig; namen van fabrikanten als Eijcken en van den Heuvel krijgen een bekende klank tot in deze eeuw toe. Stoommachines werden geplaatst en het is nog niet geheel duidelijk, waar de fabrikanten de kolen vandaan haalden, vóór dat het Eindhovens kanaal was aangelegd. Zouden de kolen via de Zuid-Willemsvaart en vervolgens per kar naar Geldrop zijn vervoerd? 

Intussen waren het de Geldropse industriëlen die in nauwe samen-werking met het gemeentebestuur van Geldrop er in slaagden de rijksweg naar Leende vanaf Eindhoven niet rechtstreeks naar Leende te doen aanleggen, maar via Poeijers en Hulst naar Geldrop te leiden en zo verder naar Heeze. Eerst enkele tientallen jaren terug is de rechtstreekse verbinding van Eindhoven naar Leende aangelegd. Die omweg is destijds door Geldrop zelf betaald, eigenlijk ten ongerieve van de Eindhovense bevolking.

De Geldropse industrie blijft historisch belangrijk met name doordat de destijds belangrijke fabriek van Vissers en Eijcken bij de oprichting in 1863 reeds weefgetouwen door stoom gedreven in de fabriek plaatste. Dit is voor een linnenfabriek bijzonder vroeg. Deze fabriek bleef om die reden steeds "het machinaal" eten. Ook deze fabriek is reeds lang geleden stilgelegd en verdwenen. De spinnerij van Jansen de Wit heeft hier tot voor kort garen gesponnen. De fabriek (met een vloeropper-vlakte van 16000 m2) stond in de Langstraat en is in de zomer van 1982 ontruimd en geheel afgebroken. De spinnerij werd verplaatst naar de nieuwbouw op het industrieterrein 'de Spaarpot'. Intussen zijn alle wollenstoffen- en wollendekenfabrieken in Geldrop stilgelegd, afgebroken of afgebrand, zoals de fabriek van H.Eijcken en Zn.  in januari 1979.

 

In deze voor de industrie turbulente tijden zijn enkele enthousiaste heemkundigen zich gaan inzetten om het Geldropse karakter, dat bepaald werd door de textielindustrie, te behouden. De geschiedenis van Geldrop is de geschiedenis van de Geldropse industrie. Laat men deze historische binding los, dan wordt Geldrop een van de zovele statische woongemeenten die geen uitgesproken karakter uitdragen. Er staan in het centrum op de Heuvel, vanouds de kern van deze tak van industrie, gelukkig nog enkele gebouwen van oude fabrieken welke op de Rijksmonumentenlijst staan. Deze herinneren nog aan de industrie eertijds, maar de beste manier om dit historisch karakter van Geldrop levend te houden is een industrieel museum met machines uit de vroegere industrie. Hiermede is het doel van het museum duidelijk aangegeven: de herinnering levend houden aan de Geldropse textielindustrie.

Op 19 november 1979 werd de stichting "Industriële 0udheidkamer Geldrop" opgericht en na de nodige voorbereidingen en het verzamelen en opslaan van de oude machines werd in mei 1980 begonnen met de renovatie van de machines. In 1981 werd het gebouw aangepast aan de nieuwe bestemming, terwijl een jaar later de hallen opnieuw geschilderd werden en de inrichting verder kon worden afgewerkt. Dit gebouw, een voormalige kousenfabriek in de H. Geeststraat, beschikt over prachtige lichtkoepels die het bijzonder geschikt maken voor het museale doel.

Het museum kent vier afdelingen: de linnen- en katoenweverij, de wollenstoffenweverij, de wollendekenweverij en de weverij-voorbereiding. De machines zijn bedrijfsklaar en kunnen produceren. Vanwege de beperkte plaatsruimte staan er in hoofdzaak weef-getouwen, spoelmachines, twijnmachines en ketting-scheermachines. Men proeft er weer de oude fabriekssfeer. Het is wat men zou kunnen noemen een levend museum. Tijdens het weven klepperen de weefgetouwen, dat een aangenaam en romantisch geluid geeft met een eigen sfeer.

Men kan in dit museum het machinale weven zien, zoals dat 50 tot 80 jaar geleden nog in de Geldropse industrie plaats vond. Er staan oude en zeer oude machines waarmee men tegenwoordig in de fabrieken niet meer zou kunnen werken. Maar daar is nu juist het museum voor om het verleden te laten herleven. Tal van oudere wevers uit Geldrop en omgeving zullen de machines nog wel herkennen, die echter niet meer te koop of te krijgen zijn. Juist op tijd zijn ze aan slopershanden onttrokken en het is zeker, dat naarmate de tijd voortgaat, de betekenis van dit museum zal toenemen. Het is niet de bedoeling het museum als maar uit te breiden om er een groot museum van te maken. Een groot museum met een woud van machines is voor het publiek niet zo aantrekkelijk; de textielvaklieden kunnen daar méér hun hart ophalen. Er wordt dus niet gestreefd naar volledigheid in de produktie-technieken Het is een intiem museum dat overzichtelijk en begrijpelijk is opgezet en waar men in de nabije toekomst met behulp van een dia-presentatie geïnformeerd kan worden.

De initiatiefnemers voor dit museum hebben voor Geldrop en omgeving een waardevol instituut opgericht. Het gemeentebestuur van Geldrop waardeert het tot stand komen van dit museum, dat een kulturele aanwinst van de eerste orde mag worden genoemd. Het is ook goed voor de Geldrop-promotion en voor het behoud van de eigen identiteit! Met zeer beperkte subsidies hebben de initiatiefnemers als het ware wonderen verricht. De educatieve taak moet niet worden onderschat. De naam "Industriële Oudheidkamer" die aanvankelijk was gekozen is gemoderniseerd en gewijzigd in "Weverij Museum Geldrop". Het heeft inmiddels ook officiële erkenning gekregen, doordat het museum is toegetreden tot de Vereniging van Brabantse Musea. Afgelopen zomer was het museum present op de tentoonstelling te Heeze met een inzending Brabants Bont, dat ongeveer 100 jaar oud is. Zuiver bont geweven linnen, op een handweefgetouw geweven!

Hoe was dat alles mogelijk? Wanneer men het initiatief neemt tot de oprichting van een dergelijk technisch museum moet men allereerst de medewerking zien te verkrijgen van het gemeentebestuur. Vervolgens is het van belang over mensen te beschikken, die zich volledig willen inzetten voor zo'n onderneming. Vrijwilligers die zelf aanpakken, hun kostbare tijd beschikbaar willen stellen en deskundig zijn op het gebied van weven en alles wat daar mee samenhangt. De voorbereiding kostte enkele jaren, doch de voldoening om het museum te zien groeien is groot. Men ontmoet uiteraard voortdurend moeilijkheden, maar die zijn er om opgelost te worden. Dat is tot nu toe dan ook gebeurd. Wat men als doel voor ogen had wordt bereikt; de gevraagde medewerking werd steeds verleend. Er was heel wat te doen. De bouwers van het museum wilden in snelle vaart vooruit, doch werden hierbij nog al eens geremd door administratieve en ambtelijke zaken die nu eenmaal de nodige tijd vereisen.

De subsidies zijn amper toereikend; men probeert met de uitgave van een gulden de opbrengst van een rijksdaalder zien te verkrijgen. Gelukkig zijn vele apparaten en andere zaken door het bedrijfsleven gratis ter beschikking gesteld. De medewerking van de industrie is groot geweest met betrekking tot de aanvulling van bestaande tekorten. Het museum bevat een omvangrijk garenmagazijn dat nagenoeg geheel ter beschikking is gesteld. Het reviseren van de machines is een enorm karwei en vereiste regelmatige arbeid; daarom was het noodzakelijk om betaalde krachten in te schakelen. Alle machines zijn uitelkaar gehaald, gecontroleerd, waar nodig gerepareerd, geverfd of gelakt. Dank zij de medewerking van velen is dit karwei geklaard. Wanneer de bezoeker straks de mooie oude machines keurig op een rijtje ziet staan, dan zal hij nauwelijks beseffen dat hier met grote vasthoudendheid zeer veel werk is verzet.

Vanzelfsprekend is dit Geldropse museum niet alleen van betekenis voor Geldrop zelf, maar voor de gehele regio. Het museum krijgt ongetwijfeld een regionale uitstraling; de bevolking uit de direkte en wijde omgeving zal kunnen genieten van deze eigen technische wereld, die voor velen bekend is uit vroeger dagen. Het museum zal in het voorjaar van 1983 officieel worden geopend. Groepsbezoek is echter nu al mogelijk na telefonische afspraak: tel. 11 21 16 of 86 27 27.

Het verdient aanbeveling tijdig af te spreken in verband met het lopende programma. Vooral de heemkundigen zullen in het museum kunnen genieten van oude produktietechnieken.

Ga terug