Hoe ik de bevrijding van Heeze zag III

Heemkronijk jaar:1984, jaargang:23, nummer:3, blz.98- 102

HOE IK DE BEVRIJDING VAN HEEZE ZAG  III

door: kapelaan Brands

Vervolg van het ooggetuige verslag van de bevrijding van Heeze in de dagen van september l944, zoals dat is opgetekend door kapelaan Brands en in 1964 is gepubliceerd in de "Parel van Brabant". De tekst is op sommige plaatsen ingekort wegens plaatsgebrek   (Redaktie).

Pan-vriend Fried Schonenburg wees mij de weg, dwars door weilanden en akkers naar Bertje Rovers, vandaar kon ik dan de J.Deckersstraat oversteken naar de pastorie. Maar, ik kon daar onmogelijk mijn fiets meenemen en bovendien, waarom moest ik bang-geheimzinnig doen, ik had toch geen wapens op zak, ik kon toch niet beschouwd worden als partisaan, ze konden toch niet aan mijn neus zien, dat ik Deutsch-feindlich was. Neen, ik zou gewoon, onopvallend, door de fabriekspoort wegfietsen, naar huis. Pan-vriend Joh. v. Meerwijk had de grote wapens al goed weggeborgen in een sloot en stopte nu z'n revolver ook weg onder z'n jas, wat de anderen ook deden. Maar daar kwam ik heftig tegenop. "Neen, die wapens weg, helemaal weg! Want als ze je fouilleren en gewapend aantreffen, knallen ze je pardoes neer, zonder pardon."(P.A.N.= "PartisanenNederland", een ondergrondse verzetsbeweging; Redaktie)

Ik fietste weg en vernam later, dat de Pan-mannen de bossen in gevlucht waren en nog aan grote gevaren hadden blootgestaan, doordat de terugtrekkende Duitsers hen met mitrailleurvuur bestookten. Ik wil hier tussen haakjes even opmerken, dat dit geen laffe vlucht was van de Pan- lui, zoals we reeds weten was het grootste deel van de Pan opgetrokken naar Mierlo; slechts enkele waren achtergebleven, om met de politie de orde te handhaven en het N.S.B. "kamp" te bewaken. Het zou onzin, dwaas en roekeloos geweest zijn, als die kleine achtergebleven groep openlijk iets tegen de Duitsers had ondernomen. Die strijd zou al te ongelijk geweest zijn. Zij wisten immers "de straat is vol moffen".

Ik fietste dus door de fabriekspoort weg . . .. Op Straat . . . stil was het overal . . .  angstig stil . . .  onheilspellend . . ..  Geen mens te bespeuren . . .. Er mocht ook niemand op straat zijn . . .. (.....)

Zo kwam ik om half twaalf weer veilig thuis. Maar ja, nou zou 't er gaan krullen, dat was duidelijk. Motor-ordonnansen reden af en aan . . . Duitse auto's en vrachtwagens, waarachter kanonnen werden aangevoerd, sierden nu onze straten; wat was het aspect van de straat veranderd, gisteren groot Oranjefeest, nu front!! En misschien vanavond puin en verwoesting!! Want vandaag zou slag geleverd worden, "de slag om Heeze!"

Terwijl ik op mijn kamer door het raam keek, stopte daar juist vóór de pastorie een zware vrachtwagen, waarachter een kanon werd meegevoerd. Tien of vijftien soldaten sprongen uit de wagen keken naar links en rechts, wezen in deze en die richting en stonden in groepjes met elkaar te overleggen. Dat bracht zelfs de Hoogeerw. Heer Deken in zulke consternatie, dat hij naar mijn kamer kwam en veelbetekenend naar het raam wees: "Zeg, zie je dat daar!" "Zeker, mijnheer Deken ik zie het". "Maar als ze dat ding hier gaan opstellen, dan gaat er de pastorie aan". "Ja, en wij ook hoogstwaarschijnlijk, als we niet gauw een ander onderdak opzoeken". Maar dat was niet nodig; ze trokken weg.

Het middageten, waaronder we telkens bij het horen van motorgeronk naar buiten keken, was in een minimum van tijd verorberd. Alles bleef nog angstwekkend stil.

Ons personeel zocht een veilige schuilplaats in de betonnen kelder onder de sacristie, terwijl Mijnheer Deken daar in de buurt bleef, om op het eerste sein ook daarin te vluchten.

Die kelder leek mij te eng en ik was bovendien nieuwschierig naar het verloop van de strijd en de krijgsverrichtingen. Weshalve ik in de kerktoren klom, van waaruit ik een prachtig overzicht had op het toneel van de strijd, die komen ging.

Nu, post factum, wil ik royaal toegeven, dat het een onbezonnen en hachelijke onderneming was. Ik zorgde wel zo goed mogelijk zelf niet gezien te worden en toch alles te kunnen zien. Toch was het gevaarlijk voor mijzelf en . . . voor de toren. Als de Duitsers immers gemerkt hadden, dat er iemand  -een spion-  in de toren zat, dan waren zij in staat geweest om de toren onder vuur te nemen of zelfs in de lucht te laten vliegen.

Ze hebben later in Limburg wel om mindere reden kerktorens opgeblazen, nl. onder voorwendsel: de Engelsen geen observatieposten in handen te laten vallen.

Maar, enfin, ik had dus een "observatiepost". Vandaar "observeerde" ik plm. 10 moffen op het kruispunt, het "Plantsoen". Zij keken en tuurden vooral in de richting Emmerikstraat; blijkbaar verwachtten zij vandaar "die verdammte Engländer". Geregeld kwamen er soldaten over de straat gelopen, misschien beter gezegd: geslopen. Hun houding en manieren verrieden aanstonds, dat ook zij in grote spanning verkeerden, dat ook zij het gewicht van het moment aanvoelden, dat zij in een gevaarlijke zone waren. Plotseling zag ik een bekende, de krijgsgevangene uit de schuilkelder. Hij was dus bevrijd; hij liep achter twee dikke moffen, die zwaar beladen waren met handmitrailleurs, granaten en pantservuisten; daar liep hij blootshoofd achter; ze hadden hem een revolver in de hand geduwd . . . hij moest weer meevechten... hij had gedacht van die vervloekte Krieg af te zijn . . . hij moest weer mee . . . men kon zien, dat hij gedwongen meeging . . . met grote tegenzin en afkeer . . . ze hadden hem op sleeptouw . . . hij werd meegesleurd! Ik had innig medelijden met hem . . ..

 

Later hoorde ik, dat, even nadat de Pan-mannen gevlucht waren, de Duitsers bij hun inspectie van het terrein de schuilkelder en inhoud ontdekten. Het schijnt, dat de NSB-ers niet hebben willen verraden, wie hen gevangen genomen hadden. Zou één dag concentratiekamp hen al zoveel vaderlandsliefde hebben bijgebracht? Dan zou dat alle pessimisten ten spijt, een bewijs zijn, dat pogingen om NSB-ers op te voeden tot goede staatsburgers niet per sé en altijd zullen mislukken; een bewijs, dat aan de goede uitwerkingen van concentratiekampen voor NSB-ers niet bij voorbaat moet gewanhoopt worden. Die NSB-ers werden dus vrijgelaten en gingen weer naar huis, althans voorlopig! (. . . . . )

 In de voortuin van Piet v.d. Heuvel agv. de kerk, zaten achter een heg en bomen 8 å 10 Duitsers met grote pantservuisten, kennelijk met de bedoeling om die vanuit hun gecamoufleerde plaats naast eventueel aanrijdende Engelse tanks te slingeren. Ik maakte me wel enige zorg voor de kerk. Kon ik de Engelse maar waarschuwen of een tekening van de Duitse posities doorgeven! Verder waren er kanonnen opgesteld bij de molen op de Leenderweg, bij de brug op Ginderover, op Strabrecht bij het Plantsoen, in de wandeling de "zoere tip" genaamd; Duitse infanterie bij het station en langs de spoorbaan.

Kwartier na kwartier ging voorbij in de grootste spanning en diepste stilte.

De stilte voor de storm!

In de verte, misschien op de Heezerenbos, hoorde ik motorgeronk. De tanks! Het geronk stierf weer weg in volslagen stilte.Een tank-commando had naar Heeze willen komen, maar hoorde schijnbaar van de Duitse bezetting en keerde terug naar Valkenswaard om versterking te halen. Het zal wel half vier geweest zijn, toen ik een onrustige beweging in de Duitsers zag en even daarna vanaf de richting Heezerenbos zwaar gedreun en motorgeronk hoorde, dat sterker en sterker werd en steeds in hevigheid aanzwol. Een Duitse personenwagen kwam uit de Kapelstraat, maar remde bij de kerk uit alle macht, gooide zijn stuur om en vol gas terug . . ..   

Een Duitser slingerde zich op zijn motor bij het schoenmagazijn van v. Eertwegh en in volle vaart weg . . .. Vlak daarop een ontzettende knal, een schot, waarvan het geluid als een donderslag door de toren galmde. Ik dook weg bij de torenopening, beschutting zoekend achter de dikke muren want ik dacht een moment, dat het op de toren gemunt was.

Maar neen, dat was onzin . . . dat was natuurlijk op die Duitse motorrijder; die zou nu wel badend in zijn bloed op de Nieuwe Dijk liggen. Vlak daarna met de echo van dat schot, dat moest afgevuurd zijn door een Engelse tank, meende ik stellig angstig-gejaagd te horen schreeuwen: "Where are the Germans?" Het kan ook geweest zijn "there are the Germans!"

Ik ben toen naar beneden gegaan, nog altijd met het plan om zo mogelijk de Engelsen in de Emmerikstraat in te lichten. Maar het was voorlopig voor mij nog een raadsel, hoe dat plan verwezenlijkt zou kunnen worden.

Door de verbindingsgang in het klooster komend, trof ik daar in een van de spreekkamers maréchaussee Düsters, in burger gekleed.     (. . . . .)

De Zusters en de ouden van dagen zaten in de kelder. In de spreek-kamer, waarvan de muren ongeveer een meter dik zijn, dat is nl. de verbouwde toren van de vroegere kerk, heb ik verder met marechaussee Dusters het krijgsbedrijf gevolgd. De strijd ontbrandde nu voor goed in een hels spektabel van zwaar tankgeschut en geknetter van mitrailleurs uit de richting Emmerikstraat.

We konden van hier het strijdtoneel zelf niet zien. Zo nu en dan, als het te hevig werd, gingen we veiligheidshalve weg van het raam, dekking zoekend achter de dikke muren.

Dan zagen we plotseling een paar Tommies sluipen langs het huis van v. Eertwegh; zij gingen plat op de grond liggen, tegen 't huis, op de stoep en richtten hun veldkijkers naar Ginderover. Dappere kerels zijn het . . . helden . . . onversaagd! . . .  Dáár! . . . Kijk dáár . . ..

Daar rent iemand dwars het kruispunt over . . .,  het huis van Sjef Verbeek binnen . . . het is een burger . . . ik kan hem van hier af niet kennen . . . maar het is nverantwoordelijk . . .  roekeloos . . ..

(wordt vervolgd)

Ga terug